Dat zijn twee maatregelen die in de hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt staan. De hoofdlijnenbrief beschrijft de koers die is ingezet naar die toekomstbestendige arbeidsmarkt. Ook staan in deze brief de stappen die worden genomen om werkenden meer zekerheid te geven binnen wendbare ondernemingen. Daarnaast beschrijft de brief stappen en maatregelen die zorgen voor een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen, met meer duidelijkheid over de vraag wanneer er gewerkt wordt als werknemer of zelfstandige.
Verschillen tussen vast en flex verkleinen
Het kabinet wil de verschillen tussen flexibele contracten en contracten voor onbepaalde tijd verkleinen. Flexibele arbeidsrelaties moeten niet worden gebruikt om te concurreren op arbeidsvoorwaarden.
Het kabinet neemt het uitgangspunt van de SER over dat structureel werk in principe wordt georganiseerd op basis van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Concreet werkt het kabinet aan hervormingen rond oproepcontracten, uitzendcontracten en de ketenbepaling.
Oproepcontracten
Oproepcontracten- zoals nulurencontracten en min-max-contracten – bieden werknemers weinig zekerheid. Via de Wet Arbeidsmarkt in balans (WAB) zijn stappen gezet, zoals de verplichting om tot een aanbod voor een vaste arbeidsomvang te komen na 1 jaar, en een minimale oproeptermijn van 4 dagen. Tegelijkertijd constateert de SER dat de zekerheid van deze werknemers nog onvoldoende is.
Het kabinet onderschrijft op dit onderdeel de uitgangspunten van het SER-advies en kiest ervoor om oproepcontracten in hun huidige vorm af te schaffen, waarbij conform het advies de uitzondering voor scholieren en studenten nader wordt uitgewerkt. Deze contracten worden vervangen door een (nader met sociale partners uit te werken) basiscontract.
Ketenbepaling
Het kabinet wil voorkomen dat structureel werk in permanente tijdelijkheid wordt ingevuld. Het kabinet vindt het daarom van belang om draaideurconstructies bij tijdelijk werk te voorkomen en zo voor werknemers het perspectief op een contract voor onbepaalde tijd te vergroten.
Na tussenpoos weer bij dezelfde werkgever
Uit de evaluatie van de Wet werk en zekerheid (Wwz) blijkt dat 14 procent van de werkgevers aangeeft gebruik te maken van periodes tussen tijdelijke contracten van minimaal zes maanden. Bij dergelijke tussenpozen begint weer een nieuwe keten van tijdelijke contracten (bij seizoenswerk geldt bij cao een tussenpoos van ten minste 3 maanden). Dit betekent dat bij deze groep werkgevers toch kans is op een ‘draaideurconstructie’ waarbij een werknemer na de tussenpoos weer opnieuw op een tijdelijk contract aan het werk komt bij dezelfde werkgever, al dan niet via opvolgend werkgeverschap.
Onderdeel van keten
Het kabinet vindt dit ongewenst en wil daarom regelen dat een ‘keten’ van contracten niet opnieuw begint na een tussenperiode, maar dat al het voorgaande werk onderdeel is van de ‘keten’. Wel werkt het kabinet een administratieve vervaltermijn uit.
Het kabinet onderzoekt nog een aparte regeling voor de onderbrekingstermijn voor seizoenswerk.
Voor scholieren en studenten met een bijbaan blijft wel een onderbrekingstermijn van 6 maanden bestaan, om hun toegang tot de arbeidsmarkt niet te beperken, aangezien het hier – zoals ook bij de uitzondering voor oproepcontracten – om bijbanen gaat.
Toekomstbestendige arbeidsmarkt
Het kabinet werkt samen met werkenden, werkgevers en ondernemers langs vijf thema’s aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt:
- Het aangaan van duurzame arbeidsrelaties stimuleren binnen wendbare ondernemingen en het beter reguleren van tijdelijke contracten en driehoeksrelaties.
- Een gelijker speelveld tussen werknemer en zelfstandige, meer duidelijke en opeisbare regels en handhaving.
- Altijd uitzicht op nieuw werk (via leven lang ontwikkelen en een goede arbeidsmarktinfrastructuur).
- Aanpassingen in de arbeidsongeschiktheidswetgeving (WIA).
- Meedoen aan de basis van de arbeidsmarkt.
De komende maanden worden de verschillende deelonderwerpen verder worden uitgewerkt. In de brief hoofdlijnenarbeidsmarkt worden met name de eerste twee thema’s verder uiteengezet.
Vast contract wordt leidend
Om meer zekerheid te bieden aan werknemers met flexibele contracten stelt het kabinet dat structureel werk in principe wordt georganiseerd op basis van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd, in lijn met het uitgangspunt van de SER. Daarom worden de volgende vier maatregelen uitgewerkt:
- Oproepcontracten en min-max-contracten gaan in hun huidige vorm verdwijnen en worden vervangen door basiscontracten, zodat er meer werkzekerheid en roosterzekerheid komt.
- Uitzendcontracten worden verder gereguleerd zodat de positie van uitzendkrachten wordt verbeterd. Ook moet er tenminste sprake zijn van gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden ten opzichte van de werknemers die direct in dienst zijn.
- Opeenvolgende tijdelijke contracten (draaideurconstructie) worden tegengegaan door de pauze in de keten te schrappen. Een aparte regeling voor seizoenswerk wordt onderzocht.
- Een arbeidscommissie om de toegang tot het recht te verbeteren, dit is een uitwerking van de commissie Roemer.
Duurzame arbeidsrelaties aantrekkelijker
Begin 2023 zijn de volgende maatregelen of alternatieven verder uitgewerkt om het aangaan van duurzame arbeidsrelaties aantrekkelijker te maken:
- Het bevorderen dat werknemers van werk-naar-werk worden begeleid na beëindiging van het arbeidscontract.
- Deeltijd-WW.
- Het verbeteren van de regeling rondom loondoorbetaling bij ziekte door in het tweede jaar in te zetten op terugkeer bij een andere werkgever.
Meer duidelijkheid over contractvormen
Het kabinet wil een adequaat beschermingsniveau voor alle werkenden, oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegengaan, zorgen voor de solidariteit binnen de sociale zekerheid en het fiscale stelsel en de wet- en regelgeving verbeteren zodat er meer duidelijkheid komt over contractvormen. Deze kabinetsperiode wordt daarom:
- ingezet op een gelijker speelveld tussen contractvormen. Onder meer door de komst van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, mogelijkheden pensioen op te bouwen voor zelfstandigen en beperking van de zelfstandigenaftrek;
- daar horen ook mogelijkheden bij om collectief te onderhandelen en een steviger plek in de SER voor zzp’ers;
- meer duidelijkheid geboden over de vraag wanneer werk door een werknemer moet worden gedaan of door een zelfstandige mag worden verricht. Met name het begrip ‘gezag’ wordt verduidelijkt; ook komt er een zogenoemd rechtsvermoeden. De werkgever moet voortaan bewijs leveren dat geen sprake is van een dienstverband in plaats van dat de werkende dit moet aantonen;
- het toezicht en de handhaving op schijnzelfstandigheid verbeterd, waarbij het handhavingsmoratorium uiterlijk 1 januari 2025 wordt afgeschaft.
Einde handhavingsmoratorium per 2025 – aanpak schijnzelfstandigheid
Verduidelijking regelgeving
De afgelopen jaren zijn er al stappen gezet door verduidelijking van de beoordeling van arbeidsrelatie in het Handboek Loonheffingen en de pilot met de webmodule beoordeling arbeidsrelaties. Deze pilot heeft geleid tot een webmodule die ook na de pilotfase nog operationeel is en kan helpen om voorafgaand aan of tijdens een arbeidsverhouding duidelijkheid te krijgen over de aard ervan.
Ingezet wordt op het verder verduidelijken van het begrip “gezag”. Dit omdat gezag (het werken in dienst van een ander) het voornaamste criterium is waarover onduidelijkheid kan bestaan
rondom de beoordeling van arbeidsrelaties. De verwachting is dat deze verduidelijking ertoe zal leiden dat het grijze gebied tussen werknemers en zelfstandigen verder wordt verkleind.
Als regels worden verduidelijkt en meer specifiek wordt aangeven welke criteria van belang zijn bij de beoordeling van gezag, kan de webmodule naar verwachting worden ingekort. Met een aangepaste webmodule kan naar verwachting in meer gevallen een indicatie over de arbeidsrelatie worden gegeven.
Rechtsvermoeden
Het kabinet is van oordeel dat de inzet van rechtsvermoedens, het omdraaien van de bewijslast voor de vraag of een arbeidsovereenkomst bestaat, voor (kwetsbare) werkenden kan bijdragen aan het effectief en juist kwalificeren van arbeidsrelaties. Daarom zet het kabinet in Europees verband in op het verder effectief uitwerken van een rechtsvermoeden bij platformwerk. Daarnaast wil het kabinet inzetten op een breder rechtsvermoeden om schijnzelfstandigheid ook op andere plekken dan binnen de platformsector tegen te gaan.
Bewijslast bij werkgevende
De werking van een rechtsvermoeden rondom de beoordeling van arbeidsrelaties, betekent in de praktijk dat als de werkende kan bewijzen bij de groep te horen voor wie het rechtsvermoeden geldt, die werkende het rechtsvermoeden kan inroepen en een arbeidsovereenkomst kan opeisen.
Het is vervolgens aan de werkgevende om te bewijzen (evt. in het recht) dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het introduceren van een rechtsvermoeden vergemakkelijkt voor de werkende de weg naar de rechter om zijn rechten op te eisen en verlaagt (door de omkering van de bewijslast) de drempel voor de werkende om dat te doen en heeft naar verwachting een
preventieve normerende werking.
De in het SER-advies voorgestelde benadering, waarbij een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst wordt gekoppeld aan een uurtarief (voorstel: uurtarief onder 30 – 35 euro), acht het kabinet een goede stap om diegenen voor wie het opeisen van hun rechtspositie het meest ingewikkeld kan zijn, te ondersteunen.
Overzicht voorstellen
1 Aangaan van duurzame arbeidsrelaties stimuleren binnen wendbare ondernemingen en beter reguleren van tijdelijke contracten en driehoeksrelaties
- Vervangen oproepcontract door basiscontract (met meer inkomens- en roosterzekerheid): dit voorstel wordt nader uitgewerkt
- Uitzendcontracten: aanpassingen fase A (52 weken), fase B (2 jaar) en vervallen onderbrekingstermijn: dit voorstel wordt nader uitgewerkt.
- Uitzendcontracten: ten minste gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden ten opzichte van werknemers die direct werken bij de inlener: dit voorstel wordt nader uitgewerkt.
- Invoering certificeringsstelsel terbeschikkingstelling: medio 2022 volgt een kamerbrief met hoofdlijnen van het voorstel en volgt een consultatie voor het wetsvoorstel.
- Ketenbepaling: vervallen onderbrekingstermijn in de keten: deze maatregel wordt nader uitgewerkt.
- Inrichten van een arbeidscommissie: dit voorstel wordt nader uitgewerkt.
- Van-werk-naar-werk bij beëindiging arbeidsovereenkomst vormgeven: het kabinet beziet – in overleg met sociale partners – invulling te geven aan deze maatregel.
- Deeltijd-WW: het kabinet werkt aan een uitvoerbare variant met als doel die in de tweede helft van het jaar te presenteren.
- Loondoorbetaling bij ziekte: het kabinet werkt dit – in overleg met sociale partners – nader uit.
- Beter benutten wendbaarheid met behoud duurzame arbeidsrelaties: het kabinet beziet of bestaande mogelijkheden voldoende worden gebruikt.
2 Gelijker speelveld tussen werknemer en zelfstandige, meer duidelijke en opeisbare regels en handhaving
- Wijzigingen in fiscaliteit: afbouw zelfstandigenaftrek en afschaffing fiscale oudedagsreserve (FOR): voorstellen uit het coalitieakkoord worden uitgevoerd.
- Experimenteerwetgeving voor vrijwillige aansluiting door zelfstandigen in pensioenregelingen tweede pijler: dit voorstel wordt opgenomen in Wet toekomst pensioenen.
- In lijn brengen van ACM leidraad ‘tariefafspraken zzp’ers’ met richtsnoeren Europese Commissie: na deze zomer wordt de Kamer hier nader over geïnformeerd.
- In regelgeving verder verduidelijken “in dienst van een ander” (gezag): in het najaar wordt Tweede Kamer hier nader over geïnformeerd.
- Webmodule als voorlichtingsinstrument en verkennen doorontwikkeling: in het najaar wordt Tweede Kamer hier nader over geïnformeerd.
- Inzet van een rechtsvermoeden bij platformwerk: in het najaar wordt Tweede Kamer hier nader over geïnformeerd.
- Het vergroten van de effectiviteit van toezicht en handhaving: de Tweede Kamer heeft hierover een aparte brief ontvangen.
- Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen: de uitwerking van dit voorstel uit het Pensioenakkoord loopt. Het komende jaar komt het kabinet met een invulling van het voorstel.
3 Altijd uitzicht op nieuw werk
- Integrale, herkenbare en laagdrempelige van-werk-naar-werk dienstverlening: het kabinet werkt dit voorstel uit het coalitieakkoord uit in samenwerking met betrokken partijen.
- Actieplan leven lang ontwikkelen (LLO): het kabinet stuurt rond de zomer een brief met de uitwerking van het actieplan naar de Tweede Kamer.
4 Aanpassingen in arbeidsongeschiktheidswetgeving (WIA)
- Aanpassingen in de arbeidsongeschiktheidswetgeving: eind van de zomer informeert het kabinet de Tweede Kamer over de uitwerking van dit traject.
5 Meedoen aan de basis van de arbeidsmarkt
- Traject Participatiewet in balans: voor de zomer stuurt het kabinet een rapport met beleidsvoorstellen.
- Wijziging kostendelersnorm: inwerkingtreding beoogd voor 1 januari 2023. Deze wijziging wordt meegenomen met een Nota van Wijziging bij het Wetsvoorstel Breed Offensief.
- Hardvochtige effecten Bbz en IOAZ: dit loopt mee in het bredere traject over hardvochtige effecten in SZW-wet- en regelgeving. In het najaar van 2022 wordt hierover een brief naar de Tweede Kamer gestuurd.
- Wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet Uitvoeren Breed Offensief: dit wetsvoorstel ligt voor in de Tweede Kamer.
- Voorstellen rond de Banenafspraak: voor de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief.
- Actief benaderen van mensen die langdurig in de bijstand zitten: het kabinet verkent op korte
termijn de mogelijkheden op dit gebied en informeert de TK hierover in Q3. - Stimuleren inzet beschut werk: het kabinet is bezig met de uitwerking. Ook in samenhang met de ambities uit het coalitieakkoord.
- Sociaal ontwikkelbedrijven: er wordt een onderzoek ingesteld. Voor de zomer ontvangt de Tweede Kamer hierover een brief.
SER: geen oproepcontracten meer, vaste contracten aantrekkelijker