Het gaat onder meer op antwoorden over vragen over leerwerkplekken, thuiswerken en arbowetgeving, de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) en ouderschapsverlof.
Hoe staat het met aanbod van opleidingen en het aantal leerwerkplekken? Wat hebben werkgevers nodig om leerwerkplekken te kunnen aanbieden?
Met het tweede steunpakket is twee maal €10,6 miljoen extra toegevoegd, voor de studiejaren 2020–2021 en 2021–2022, aan de subsidieregeling praktijkleren voor het realiseren van bbl-leerbanen in contactgevoelige sectoren die zijn geraakt door de coronamaatregelen. Verder is van de €63 miljoen uit het steun- en herstelpakket voor kortdurende bij- en omscholing via praktijkleren in het mbo, een kleine €30 miljoen bestemd voor vergoedingen aan werkgevers voor het realiseren van leerbanen. Ook kunnen werkgevers voor het behoud van loon voor werknemers met een BBL-leerbaan een aanvraag doen via de NOW-regeling.
Deeltijders
Kan de minister aangeven of, als we allemaal vinden dat er méér mogelijk moet zijn voor deeltijders, de relevante wetten (zoals de WAB) tegen het licht kunnen worden gehouden en waar nodig bijgesteld kunnen worden?
Met de WAB wil het kabinet werkgevers stimuleren om meer werknemers een vast contract aan te bieden. De huidige systematiek biedt deeltijders daarnaast voldoende mogelijkheden om meer uren te gaan werken zonder dat de hoge WW-premie van toepassing is.
Naast monitoring op onderdelen van de WAB zal ook een algehele evaluatie van de wet na vijf jaar plaatsvinden. De mogelijkheden voor deeltijders worden hierin meegenomen.
Op basis van de Wet flexibel werken kunnen werknemers hun werkgever te verzoeken hun arbeidsduur uit te breiden. De Wet flexibel werken wordt nu geëvalueerd. In beeld wordt gebracht in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid voor de aanpassing arbeidsduur en verzoeken worden gehonoreerd.
Als de uitkomsten van de evaluatie daartoe aanleiding geven, is de minister bereid om te bekijken of de mogelijkheden voor de aanpassing van de arbeidsduur moeten worden verruimd.
Bedrijfseconomisch ontslag
Kan de terugkeergarantie bij ontslag om bedrijfseconomische redenen uit worden gebreid van 26 weken naar 2 jaar?
Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen geldt de wederindiensttredingsvoorwaarde. Deze voorwaarde houdt in dat de werkgever verplicht is om dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden aan de ontslagen werknemer aan te bieden als deze opnieuw beschikbaar komen. Deze wettelijke verplichting geldt gedurende een periode van 26 weken na de datum waarop de arbeidsovereenkomst is opgezegd door de werkgever. Het is niet wenselijk deze periode te verlengen tot 2 jaar.
Het ligt niet voor de hand dat eenmaal vervallen werkzaamheden in die gelijke vorm na een dergelijk lange periode opnieuw beschikbaar komen. Daarnaast is het de vraag of de werkgever nog in staat is om met de betreffende werknemer in contact te komen. Ook is de kans groot dat een werknemer na een dergelijk lange periode al ander werk gevonden heeft.
Verplicht werk aanbieden aan ontslagen werknemer: hoe zit dat?
Werkkostenregeling
Loopt de uitbreiding van de werkkostenregeling door naar 2021?
De tijdelijke verruiming van de werkkostenregeling loopt af of op 31 december 2020. De staatssecretaris van Financiën zal beslissen over een eventuele verlenging.
Thuiswerken
Kan de minister met de staatssecretaris van Financiën in gesprek over een set passende afspraken omtrent thuiswerken en reiskostenvergoeding?
Wat betreft een fiscaal gefaciliteerde thuiswerkvergoeding: het is nu al mogelijk om met name de arbogerelateerde kosten voor het thuiswerken (bureaustoel, bureau, beeldscherm en dergelijke) belastingvrij te vergoeden. Daar hoeven dus geen nieuwe maatregelen voor te worden getroffen.
Voor andere kosten, zoals energierekening, koffie en dergelijke kan de werkgever gebruik maken van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. Eventuele nieuwe fiscale maatregelen in verband met thuiswerken zijn aan de staatssecretaris van Financiën. De brief over de herijking van het steun- en herstelpakket zal ook ingaan op dergelijke fiscale aspecten.
Waarom wel bij de groenteboer hoeveel mensen er binnen mogen en geen protocollen voor op kantoor?
Het kabinet heeft geen maxima gesteld aan aantallen mensen die op kantoor aanwezig mogen zijn. De overheid kan namelijk niet op afstand bepalen waar thuiswerken wel of niet mogelijk is. Dat moeten werkgevers en werknemers onderling bepalen. Maar het dringende verzoek is om aan deze oproep gehoor te geven en zo veel mogelijk thuis te werken.
Zowel thuis als op kantoor is het zaak om de RIVM-maatregelen op te volgen, zodat mensen gezond en veilig kunnen werken. Conform de arbowetgeving is het van belang dat werkgevers daartoe hun RI&E actualiseren. Zodat de risico’s die thuiswerken (dan wel op kantoor werken als het echt niet anders kan) met zich mee brengt in beeld zijn en er goede maatregelen getroffen zodat mensen gezond en veilig kunnen werken. De Inspectie SZW kan daar ook op toezien.
Het maken van protocollen is de verantwoordelijkheid van sectoren zelf. Veel sectoren hebben dat gedaan. Zo is er ook een protocol ‘Veilig naar kantoor’.
Kan de minister of de staatssecretaris aangeven of de huidige wetgeving goed aansluit bij thuiswerken, of is er bijvoorbeeld een nadere grondslag nodig in arbowetgeving?
De Arbowet voorziet al in een zorgplicht voor werkgevers om te voorzien in een gezonde en veilige thuiswerkplek. Hierbij is de mate waarin de werkgever invulling kan geven aan zijn zorgplicht bij thuiswerken afhankelijk van wat redelijkerwijs gevraagd kan worden.
De verwachting is dat we in de toekomst meer dan voorheen zullen blijven thuiswerken. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat samen met de SER het initiatief wordt genomen om het gesprek met de samenleving en sociale partners aan te gaan over thuiswerken post-corona.
Centrale vragen daarbij zijn: hoe gaan we ons werk in de toekomst optimaal vormgeven, wat is een goede balans tussen kantoor en thuiswerken en wat zijn eventuele belemmeringen daarvoor. Wat hiervoor nodig is, zoals modernisering in wet- en regelgeving om gezond en veilig thuiswerken mogelijk te maken, is nadrukkelijk onderdeel van deze gesprekken.
Nachtwerk
Hoe kijkt de staatssecretaris tegen het principe: geen nachtwerk, tenzij dit echt nodig is?
Nachtwerk is in de Arbeidstijdenwet al streng geclausuleerd. Zo is in de Arbeidstijdenwet de hoeveelheid toegestaan nachtwerk begrensd tot een
maximum aantal nachtdiensten per jaar. Ook zijn er kaders voor werk- en rusttijden opgenomen voor werkgevers en werknemers. Vorig najaar is de
Beleidsregel boeteoplegging arbeidstijdenregels aangescherpt. Daardoor kan er bij overtredingen van regels voor nachtwerk direct een boete worden uitgeschreven door de Inspectie SZW. De Nederlandse eisen ten aanzien van nachtwerk gaan daarbij vaak verder dan de Europese regelgeving.
De verantwoordelijkheid en afweging om werknemers binnen deze kaders in de nacht in te zetten, ligt bij werkgevers. Zij moeten nagaan of inzet in de nacht nodig is en maatregelen nemen om de nadelige gevolgen van nachtwerk te beperken. Werkgevers en werknemers spreken gezamenlijk af hoe ze daar invulling aan geven.
In opdracht van SZW heeft het RIVM effectieve maatregelen en handvatten op een rij gezet om gezonder in de nacht te kunnen werken. Verder heeft de vereniging van bedrijfsartsen recent een themawebsite over nachtwerk ontwikkeld waar naast handvatten ook tips worden gegeven voor een zorgvuldige afweging.
Ouderschapsverlof
Kan het ouderschapsverlof in plaats van 50 procent voor 100 procent vergoed worden?
Het ouderschapsverlof is op dit moment wettelijk nog onbetaald. Door te regelen dat ouders straks gedurende negen weken ouderschapsverlof kunnen opnemen tegen 50 procent van het dagloon tot maximaal 50 procent van het maximum dagloon wordt het opnemen van het ouderschapsverlof vergemakkelijkt. Hiermee, en met het inregelen hiervan in de uitvoeringssystemen van het UWV, wordt een structuur
neergezet voor betaling van ouderschapsverlof, waarmee dit kabinet een belangrijke stap zet.
Daarnaast is het kabinet van mening dat een eigen financiële bijdrage van de werknemer verwacht mag worden om een bewuste keuze te maken om het ouderschapsverlof op te nemen.
Arrest Hoge Raad
Graag een reactie op het arrest van de Hoge Raad, die oordeelde dat het feitelijke werk van een zzp-er belangrijker is voor zijn rechten dan wat er op papier staat.
De Hoge Raad heeft op 6 november een arrest gewezen over onder meer de rol van de bedoeling van partijen bij de kwalificatie van een overeenkomst. De precieze gevolgen van dit arrest en de criteria die daarbij worden gehanteerd worden op dit moment nog bestudeerd. De Kamer zal nog voor het nog in te plannen plenaire debat over het rapport van de commissie Regulering van werk, een brief ontvangen waarin de minister nader ingaat op de gevolgen van dit arrest voor de praktijk.
Hoge Raad: bedoeling partijen niet relevant bij oordeel arbeidsrelatie
Schriftelijke antwoorden op de begroting SZW voor het jaar 2021