
De minister van SZW informeert ten eerste over het onderzoek naar de dienstverlening in het hybride stelsel. Daarnaast informeert hij over de analyse die UWV heeft gedaan naar het (indirect) verplaatsen van personeel tussen bedrijfsonderdelen in relatie tot de Ziektewetpremie.
Ervaringen van werknemers
Uit de interviews met werknemers ontstaat geen eenduidig beeld van de wijze waarop dienstverlening bijdraagt aan werkhervatting. De ervaringen over de re-integratiedienstverlening zijn verschillend. Sommige werknemers die weer aan het werk zijn geven aan veel te hebben gehad aan dienstverlening, terwijl anderen juist aangeven vooral op eigen kracht het werk te hebben hervat. Met name bij werknemers van eigenrisicodragende werkgevers blijken de ervaringen sterk uiteen te lopen.
De houding van de werkgever en de relatie tussen werknemer en werkgever kunnen een grote invloed hebben op (de tevredenheid over) de dienstverlening. De werknemers geven aan dat zij bij het re-integratietraject het prettig vinden als er regelmatig contact is met één vaste contactpersoon.
Verwarrend
Een ander belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat het stelsel van de hybride markt verwarrend kan zijn voor de (ex-) werknemers. De inspanningen van eigenrisicodragers en UWV over re-integratie worden daardoor vaak door elkaar gehaald. Dat is te begrijpen. Werknemers hebben immers op verschillende momenten met andere organisaties te maken. UWV voert bijvoorbeeld ook de WIA-claimbeoordeling uit van de werknemers van eigenrisicodragers.
Betaling via UWV
De betaling van de uitkering verloopt ook bij werknemers van eigenrisicodragers vaak via UWV, waarbij UWV de uitkering vervolgens in rekening brengt bij de eigenrisicodrager. Werknemers van eigenrisicodragers kunnen tijdens de re-integratie ook te maken krijgen met een derde partij, bijvoorbeeld een re-integratiebedrijf.
De geïnterviewde werknemers geven een belangrijk signaal af, namelijk dat de communicatie over de regelingen en de verantwoordelijkheid van diverse partijen niet altijd even duidelijk is voor werknemers. De minister gaat met de relevante stakeholders in de hybride markt in gesprek om te bekijken hoe de communicatie over de regelingen te verduidelijken is en zo meer eenvoud en duidelijkheid kunnen bieden aan werknemers.
Duurzame werkhervatting
In het onderzoek is ook de duurzaamheid van de hervatting van werknemers onderzocht. Hierbij is vooral gekeken naar waar werknemers na de ZW en de WGA terechtkomen, qua zowel duurzaamheid als kwaliteit van werk.
ZW
De onderzoeksresultaten laten zien dat een belangrijk deel van de (ex-) werknemers vanuit de ZW weer aan het werk gaat in loondienst. Het merendeel van de ZW-populatie dat uitstroomt naar werk doet dit naar een deeltijdbaan. Verder is het opmerkelijk dat een substantieel deel van de ZW’ers na enkele jaren nog geen werk heeft of een uitkering heeft op grond van een werknemers- of volksverzekering (AOW, WW, WGA, IVA, ZW). De kans is groot dat deze mensen na de ZW in de bijstand terecht komen of afhankelijk zijn van het inkomen van een partner.
In het onderzoek is ook gekeken naar een eventueel onderscheid tussen (voormalige) uitzendkrachten en niet-uitzendkrachten. De uitzendkrachten hervatten vaak snel weer hun werk, maar verliezen ook sneller hun baan in vergelijking met niet-uitzendkrachten. Een belangrijke oorzaak van dit verschil is dat uitzendkrachten tot voor kort veel sneller de ZW instroomden dan niet-uitzendkrachten. Het is nog niet duidelijk welke invloed de wijziging in de cao’s voor uitzendkrachten hierop heeft.
Daarnaast geldt natuurlijk ook dat uitzendkrachten vaker werken op basis van flexibele contracten.
WGA
Slechts een klein deel van werknemers van publiek verzekerde werkgevers en eigenrisicodragers hervatten het werk: meer dan 90% van de werknemers hervat het werk niet. Werknemers van eigenrisicodragers hebben bij instroom substantieel vaker werk (naast hun uitkering) dan werknemers van publiek verzekerde werkgevers, maar vijf jaar later is dit verschil verdwenen.
Werknemers van publiek verzekerde werkgevers vinden in de vijf jaren na instroom namelijk vaker een nieuwe baan en hebben een iets grotere kans om bestaande banen te behouden dan werknemers van eigenrisicodragers.
Uit het onderzoek blijkt verder dat bij de eigenrisicodragers 40% van de werknemers na vijf jaar doorstroomt naar de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en bij de publieke verzekerde werkgevers is dit 18%.
In het onderzoek is ook een ‘terugval’ naar de WGA of de WW onderzocht. De (her)instroom in de WGA binnen 4 jaar is hoger aan de private kant dan aan de publieke kant. De werknemers van publiek verzekerde werkgevers komen binnen vier jaar wel vaker in de WW terecht. Deze verschillen heffen elkaar min of meer op. De oorzaak achter deze en andere patronen zijn niet nader onderzocht.
Geen substantiële verschillen
Het onderzoek laat zien dat er geen substantiële verschillen zijn tussen de publieke en private kant wat betreft de duurzame werkhervatting van werknemers. In bepaalde situaties lijken werknemers van de publiek verzekerden beter te re-integreren en in andere situaties lijkt dit juist het geval te zijn voor werknemers van eigenrisicodragers. In de kwantitatieve analyse is te zien dat er na vijf jaar vaak geen verschil meer bestaat tussen de publieke en private kant.
(Indirect) verplaatsen van personeel tussen bedrijfsonderdelen
De Ziektewetpremie is niet voor alle bedrijfsonderdelen gelijk. De premie wordt vastgesteld op basis van de schadelast (de uitkeringen) in het verleden. Grote en in mindere mate middelgrote werkgevers kunnen tegen die achtergrond bij de Ziektewet premievoordeel behalen door het (indirect) verplaatsen van personeel tussen bedrijfsonderdelen. Deze werkgevers kunnen namelijk bij het aangaan van nieuwe dienstverbanden en bij het vernieuwen van aflopende dienstverbanden het dienstverband administratief onderbrengen bij een ander bedrijfsonderdeel.
De werkgevers hebben daardoor de keuze om deze dienstverbanden bij het bedrijfsonderdeel met de laagste premie onder te brengen. Vooral (grote) uitzendbedrijven zouden dit kunnen doen, omdat zij vrij veel tijdelijke dienstverbanden hebben.
Analyse van UWV
UWV heeft onderzocht in hoeverre de werkelijke premies die werkgevers moeten betalen in 2022 en 2023 afwijken van de ‘verwachte’ premies. De ‘verwachte’ premie in jaar t is de premie die de werkgever zou betalen op basis van diens toegerekende uitkeringslasten twee jaar daarvoor (jaar t-2) en diens loonsom in jaar t-2. De werkelijke premie is de premie die daadwerkelijk verschuldigd is op basis van de toegerekende uitkeringslasten in jaar t-2 en de loonsom in jaar t.
De minister constateert dat de premiedifferentiatie in zekere zin werkt zoals beoogd: ZW-lasten worden toegerekend aan de sectoren waar de lasten ontstaan. Bij de uitzendsector is mogelijk alleen sprake van een premiedempend effect door loonsomverschuivingen. Het effect is relatief beperkt ten opzichte van de premieverschillen tussen de uitzend- en niet-uitzendwerkgevers. Van Hijum wil wel een vinger aan de pols houden door te blijven monitoren. Daarom zal hij UWV vragen om de analyse over twee jaar nogmaals te doen.
Kamerbrief over de hybride markt voor de Ziektewet en de Wet Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten