
Een man is de enig aandeelhouder en bestuurder van een bv. Een vrouw en de man
zijn in mei 2022 gehuwd en hebben drie kinderen. In november 2024 heeft de man de echtelijke woning verlaten.
Wat zegt de vrouw?
Volgens de vrouw heeft zij een arbeidsovereenkomst met de bv. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op 1 mei 2021 voor onbepaalde tijd bij de bv in dienst is getreden en hier gemiddeld acht uur per week consultancy diensten uitvoerde tegen een loon van € 650 netto per maand.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is niet geëindigd, maar toch heeft de bv het loon over januari en februari 2025 niet aan de vrouw voldaan. Over november 2024 heeft de bv geen loonstrook aan de vrouw verstrekt.
Wat zegt de bv?
De bv betwist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (BW). De vrouw heeft ook geen arbeid voor de bv verricht en er is geen sprake van een gezagsverhouding tussen partijen. Zij heeft wel maandelijks een bedrag van de bv ontvangen onder de noemer ‘loon’ en onder verstrekking van loonstroken, maar dit betrof geen loon in de zin van artikel 7:610 BW. Deze maandelijkse uitkering werd gedaan in het kader van een fiscaal en financieel aantrekkelijke constructie.
Wat is een arbeidsovereenkomst?
Artikel 7:610 BW omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. De definitie van de arbeidsovereenkomst kan dus worden onderscheiden in vier elementen: (i) de verplichting tot het verrichten van (persoonlijke) arbeid, (ii) de verplichting tot het betalen van loon, (iii) gedurende een zekere tijd en (iv) de aanwezigheid van een gezagsverhouding.
Zekere tijd gewerkt voor bv?
Tussen partijen is in geschil of de vrouw gedurende een zekere tijd arbeid voor de bv heeft verricht. De vrouw heeft in dit kader aangevoerd dat zij vanuit haar professie als medisch bioloog en scholing in de orthomoleculaire gezondheidsleer consultancy diensten voor de bv uitvoerde. Deze werkzaamheden bestonden uit het naslaan van wetenschappelijke literatuur ten behoeve van onderbouwingen van supplementen en actieve ingrediënten, het geven van haar advies en mening over de toepassingen van supplementen, het controleren van teksten op correctheid en het maken van koppelingen tussen het bedrijf van de bv en onderzoeksinstituten en collega’s in het netwerk.
De bv betwist dat de vrouw werkzaamheden heeft verricht voor haar en de werkmaatschappijen waarvan de bv mede-eigenaar is. In dit kader verwijst de bv ook naar de verklaring van drie anderen waarin zij verklaren dat de vrouw geen werkzaamheden heeft verricht voor bedrijf 1 en bedrijf 2 In het verleden heeft de vrouw wel eens werkzaamheden voor de man verricht, maar dit was voor zijn oude (vergelijkbare) onderneming die in 2019 verkocht is.
Geen nadere onderbouwing gegeven
Gelet op deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van de vrouw gelegen om te onderbouwen welke werkzaamheden zij voor de bv heeft verricht. Zo had de vrouw bijvoorbeeld door haar gegeven adviezen of door haar gecontroleerde teksten kunnen overleggen. De vrouw heeft deze onderbouwing niet gegeven, zodat naar het oordeel van de kantonrechter niet vast is komen te staan dat partijen een verplichting tot het verrichten van arbeid zijn overeengekomen.
Loon
Tussen partijen is niet in geschil dat de bv, sinds de geboorte van het tweede kind van de vrouw en de man in 2021, maandelijks een bedrag van € 650 netto aan de vrouw betaalt. Dat de bv gedurende meerdere jaren, maandelijks een bedrag onder de noemer ‘salaris’ en onder verstrekking van loonstroken aan de vrouw heeft betaald, maakt nog niet dat kan worden gesproken van loon in het kader van artikel 7:610 BW.
Tegenprestatie voor bedongen arbeid
Van loon is slechts sprake als de betaling kan worden aangemerkt als een tegenprestatie voor de bedongen arbeid. Dat de maandelijkse betaling dat karakter had, is onvoldoende gebleken. Hierbij acht de kantonrechter mede van belang dat de bv heeft aangevoerd dat het uitsluitend een fiscaal en financieel aantrekkelijke constructie van partijen betrof om aan de vrouw maandelijks een bedrag uit te keren.
Geen loonheffing verschuldigd
Als de man het bedrag van € 650 netto bij zijn eigen salaris zou rekenen, zou hij hierover loonheffing moeten betalen. Door het bedrag van € 650 netto aan de vrouw uit te betalen, was hierover geen loonheffing verschuldigd en dit was een fiscaal gunstige manier om het gezinsinkomen maandelijks te verhogen. Volgens de kantonrechter is het niet ongebruikelijk dat levenspartners/echtelieden van een dergelijke fiscale constructie gebruik maken. Er is dan ook onvoldoende om te spreken van overeengekomen loon in de zin van artikel 7:610 BW.
Gezagsverhouding
De vrouw heeft aangevoerd dat sprake was van een gezagsverhouding tussen partijen en dat zij van de bv opdrachten kreeg om literatuuronderzoek te doen, teksten te reviewen en te contoleren en te adviseren. De bv betwist dat sprake was van een gezagsverhouding tussen partijen op grond waarvan de vrouw instructies van haar op diende te volden.
Gezagsverhouding tussen echtgenoten ligt niet voor de hand
De kantonrechter stelt voorop dat een gezagsverhouding tussen levenspartners/echtgenoten niet voor de hand ligt. In die omstandigheid mag van de vrouw worden verwacht dat zij haar stelling dat wel degelijk sprake is geweest van een gezagsverhouding voldoende onderbouwt. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vrouw deze onderbouwing, mede gelet op de betwisting door de bv, onvoldoende gegeven. De vrouw heeft immers geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij de voornoemde opdrachten van de bv kreeg. Hier komt bij dat niet is gebleken van afspraken tussen partijen over de werktijden van de vrouw, vakanties etc.
Hieruit blijkt volgens de kantonrechter voldoende dat er geen gezagsverhouding tussen partijen bestaat.
Geen arbeidsovereenkomst
De kantonrechter concludeert dat de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen niet kwalificeren als arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. De vorderingen van de vrouw worden niet toegewezen.
Loonstrook november 2024
De vrouw voert aan dat zij over november 2024 geen loonstrook heeft ontvangen. Dit is door de bv niet weersproken. Op grond van artikel 7:626 BW is de bv gehouden een loonstrook aan de vrouw te verstrekken.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 11 april 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:3217