
Werkgevers zijn een lagere WW-premie verschuldigd voor vaste contracten. Als de verloonde uren meer dan 30% hoger zijn dan is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, moet het lage percentage van de AWf-premie worden herzien naar het hoge percentage. Voor contracten met een gemiddelde arbeidsduur van 35 uur of meer per week is op deze regel echter een uitzondering gemaakt en geldt deze herzieningssituatie niet.
De regering is van mening dat ook bij bijna voltijdscontracten voor werknemers sprake is van voldoende inkomens- en werkzekerheid, zodat het voor die gevallen niet nodig is om dit te stimuleren via premiedifferentiatie in de WW. De nieuwe ondergrens is daarbij gesteld op een gemiddelde arbeidsomvang van meer dan 30 uur per week.
Het Besluit van 24 april 2024 tot wijziging van het Besluit Wfsv teneinde de uitzondering op de herzieningssituatie voor de lage premie ten gunste van het Algemeen Werkloosheidsfonds te verbreden, is op 14 mei 2024 in de Staatscourant gepubliceerd en treedt per 1 januari 2025 in werking.
De aanpassing in de 30%-herzieningssituatie is onderdeel van een groter arbeidsmarktpakket
Premiedifferentiatie voor WW
Binnen premiedifferentiatie voor de WW geldt dat het onder de lage premie mogelijk is om maximaal 30% meer uren te verlonen dan de overeengekomen vaste arbeidsomvang. Dit betekent in de praktijk dat, voor de toepassing van de lage WW-premie, overwerk en geconsigneerde/beschikbare (en eventueel opgeroepen) uren gezamenlijk maximaal 30% van de overeengekomen vaste arbeidsomvang mogen vormen.
30%-herzieningssituatie
Als er gemiddeld over het kalenderjaar meer dan 30% extra uren worden verloond, is een herzieningssituatie van toepassing en is de werkgever met terugwerkende kracht over het hele kalenderjaar en over alle arbeidsuren de hoge WW-premie verschuldigd (30%-herzieningssituatie).
> 30% verloonde uren t.o.v. contractuele uren
Het gaat daarbij om meer dan 30% verloonde uren ten opzichte van de contractuele uren. Bij meer dan 30% verloonde uren boven op de vaste arbeidsomvang is de regering van mening dat dit niet kan worden beschouwd als gangbare flexibiliteit in een arbeidscontract, waarop de lage premie van toepassing kan zijn.
Gemiddelde arbeidsomvang: 35 uur of meer per week
Op deze hoofdregel is een uitzondering opgenomen voor voltijdscontracten. Voor arbeidsovereenkomsten met een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week geldt deze herzieningssituatie niet. Om de wendbaarheid binnen vaste contracten te vergroten wordt de uitzondering verruimd door ook contracten met een bijna voltijds arbeidsomvang uit te zonderen van de 30%-herzieningssituatie.
Aanpassing naar arbeidsomvang van meer dan 30 uur per week
De grens van een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week wordt daarom aangepast naar een gemiddelde arbeidsomvang van meer dan 30 uur per week. Hieronder valt dus bijvoorbeeld ook een gemiddelde arbeidsomvang van 30,1 uur. Het gevolg daarvan is dat de 30%-herzieningssituatie vaker is uitgezonderd en dat voor een grotere groep werknemers door middel van de mogelijkheid tot overwerk meer wendbaarheid binnen het vaste contract is gerealiseerd onder de lage WW-premie.
Regeldrukgevolgen voor werkgevers
De wijziging leidt naar verwachting tot een beperkte toename van de regeldruk voor werkgevers. Het betreft een parameterwijziging, waarbij de achterliggende rekensystematiek ongewijzigd blijft. Doordat de grens voor de uitzondering van de 30%-herzieningssituatie naar beneden wordt bijgesteld valt een grotere groep werknemers onder de uitzondering.
Werkgevers hoeven voor minder werknemers de premie te herzien en de regeldruk voor deze groep werkgevers neemt af. Wel kan het zo zijn dat werkgevers de arbeidsduur in arbeidsovereenkomsten willen aanpassen om daarmee onder de uitzondering te vallen. Het hierop inrichten van de organisatie kost tijd, net als het kennis nemen van en verdiepen in de wijziging.
Voor werkgevers en salarisadministrateurs geldt dat zij zullen moeten kennisnemen van de wijziging. Dit leidt tot éénmalige kennisnemingskosten. Deze worden geschat op circa € 1,1 mln., gebaseerd op de aanname dat alle bedrijven met personeel in loondienst kennis moeten nemen van de wijzigingen.
Verder is er eenmalige regeldruk doordat veel bedrijven een softwaresysteem hebben voor de salarisadministratie en deze systemen door software ontwikkelaars moeten worden aangepast. Dit leidt naar verwachting tot ongeveer € 1,8 mln. aan eenmalige kosten. Daarmee komen de totale eenmalige kosten aan regeldruk uit op € 2,9 mln.
Omdat deze parameterwijziging als gevolg heeft dat werkgevers minder vaak de WW-premie hoeven te herzien ten opzichte van de huidige situatie worden de jaarlijkse regeldrukkosten juist verlaagd.
De wijziging leidt tot minder herzieningssituaties en levert daarmee een verlichting van de regeldruk op.
Financiële gevolgen
Dit besluit zorgt er voor dat er minder werknemers onder de 30%-herzieningssituatie vallen. Hierdoor hoeven werkgevers minder vaak de lage premie te herzien naar de hoge premie. Daardoor dalen de opbrengsten vanuit de Awf-premie naar verwachting met circa € 15,5 mln. per jaar. De aanpassing van de regels ronden de 30%-herzieningssituatie zorgt dus voor minder inkomsten voor de overheid.
Volgens de begrotingsregels moet een beleidsmatige lastenverlichting gecompenseerd worden door ergens anders de lasten te verzwaren, bijvoorbeeld door het tarief van de Awf-premie te verhogen. Het kabinet heeft echter budget vrijgemaakt om de lasten voor werkgevers te verlagen. Een deel van dat budget kan worden ingezet voor de lastenverlichting die het gevolg is van dit besluit.
De lagere premieopbrengst wordt daarom niet gecompenseerd via een hoger premietarief, waardoor er sprake is van een lastenverlichting van € 15,5 miljoen voor werkgevers, welke structureel is. De budgettaire effecten worden – conform is afgesproken met sociale partners – ingepast binnen de envelop van loondoorbetaling bij ziekte van structureel € 310 miljoen uit het coalitieakkoord. Deze mutaties zijn al verwerkt in de Miljoenennota 2024. De uitvoeringskosten bedragen minder dan € 1 mln. en worden ingepast in de begroting van UWV.
Inwerkingtreding
De wijziging treedt in werking met ingang van 1 januari 2025 en zal voor het eerst van toepassing zijn over het kalenderjaar 2025. Als werkgevers de lage WW-premie tot en met kalenderjaar 2024 moeten herzien, geldt het oude recht. Dit wordt gedaan via aangifteberichten of correctieberichten over het betreffende kalenderjaar. Wijzigingen van fiscale regelgeving worden in de regel per 1 januari van het jaar ingevoerd met minstens 6 maanden voorbereidingstijd voor burgers en uitvoeringsorganisaties.
Gegeven de ruime voorbereidingstijd hebben werkgevers voldoende tijd om hier eventueel hun administratie op in te richten. Daarbij zullen werkgevers ook voldoende tijd hebben om arbeidsovereenkomsten met hun werknemers te bezien en indien gewenst aan te passen.
Wijziging Besluit Wfsv
Het Besluit Wfsv wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.3. Herziening van het lage percentage van de AWf-premie
In artikel 2.3, derde lid, wordt «gemiddeld 35 uur of meer per week» vervangen door «gemiddeld meer dan 30 uur per week».
Artikel 5.1 komt te luiden:
Artikel 5.1. Overgangsrecht artikel 2.3, derde lid
- Artikel 2.3, derde lid, zoals dat luidde op 31 december 2024 blijft van toepassing op herzieningen als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2024.
- Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2030.
Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.
Besluit van 24 april 2024, Staatscourant 2024, 126