De mogelijkheden voor overwerk door werknemers met een vast contract worden verruimd. Dit leidt tot lagere lasten voor werkgevers. Dat staat in een wetsvoorstel dat in internetconsultatie is gegaan.
Werkgevers mogen werknemers met een vast contract maximaal 30% laten overwerken onder de lage WW-premie. Als dit meer dan 30% is, moet de werkgever dit percentage herzien naar de hoge WW-premie. Contracten van gemiddeld 35 uur of meer zijn echter uitgezonderd van deze regel. Deze grens wil het kabinet verlagen naar meer dan 30 uur.
Aangezien de grens voor de uitzondering van de 30%-herzieningssituatie naar beneden wordt bijgesteld, valt een grotere groep werknemers onder de uitzondering. Dit betekent dat werkgevers een grotere groep werknemers meer dan 30% extra kunnen laten werken zonder dat zij de lage Awf-premie hoeven te herzien naar de hoge Awf-premie. Zo ontstaat meer wendbaarheid binnen het vaste contract en zullen werkgevers minder vaak de premie hoeven te herzien. Anderzijds behouden deze werknemers door de ondergrens van gemiddeld meer dan 30 uur per week voldoende zekerheid.
Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv teneinde de uitzondering op de herzieningssituatie voor de lage premie ten gunste van het Algemeen Werkloosheidsfonds te verbreden is op internetconsultatie.nl gepubliceerd. Je kunt tot en met 7 augustus 2023 reageren op dit wetsvoorstel.
30%-herzieningssituatie
Met ingang van 1 januari 2020 met de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) is de WW-premie gedifferentieerd naar vaste en flexibele contracten.
Binnen premiedifferentiatie voor de WW geldt dat het onder de lage premie mogelijk is om maximaal 30% meer uren te verlonen dan de overeengekomen vaste arbeidsomvang. Dit betekent in de praktijk dat, voor de toepassing van de lage WW-premie, overwerk en geconsigneerde/beschikbare (en eventueel opgeroepen) uren gezamenlijk maximaal 30% van de overeengekomen vaste arbeidsomvang mogen vormen.
Als er gemiddeld over het kalenderjaar meer dan 30% extra uren worden verloond is een herzieningssituatie van toepassing en is de werkgever met terugwerkende kracht over het hele kalenderjaar en over alle arbeidsuren de hoge WW-premie verschuldigd (30%-herzieningssituatie).
Het gaat daarbij om meer dan 30% verloonde uren ten opzichte van de contractuele uren. Bij meer dan 30% verloonde uren boven op de vaste arbeidsomvang is de regering van mening dat dit niet kan worden beschouwd als gangbare flexibiliteit in een arbeidscontract, waarop de lage premie van toepassing kan zijn.
Uitzondering voor voltijdscontracten
Op deze hoofdregel is een uitzondering opgenomen voor voltijdscontracten. Voor arbeidsovereenkomsten met een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week geldt deze herzieningssituatie niet.
Gemiddelde arbeidsomvang: meer dan 30 uur per week
Om de wendbaarheid binnen vaste contracten te vergroten wordt de uitzondering verruimd door ook contracten met een bijna voltijds arbeidsomvang uit te zonderen van de 30% herzieningssituatie. De grens van een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week wordt daarom aangepast naar een gemiddelde arbeidsomvang van meer dan 30 uur per week. Hieronder valt dus bijvoorbeeld ook een gemiddelde arbeidsomvang van 30,1 uur.
Voor grotere groep werknemers
Het gevolg daarvan is dat de 30%-herzieningssituatie vaker is uitgezonderd en dat voor een grotere groep werknemers door middel van de mogelijkheid tot overwerk meer wendbaarheid binnen het vaste contract is gerealiseerd onder de lage WW-premie.
Voor minder werknemers premie herzien
De wijziging leidt naar verwachting tot een beperkte afname van de regeldruk voor werkgevers. Het betreft een parameterwijziging, waarbij de achterliggende rekensystematiek ongewijzigd blijft. Aangezien de grens voor de uitzondering van de 30%-herzieningssituatie naar beneden wordt bijgesteld, valt een grotere groep werknemers onder de uitzondering. Dit betekent dat werkgevers voor minder werknemers de premie hoeven te herzien.
Arbeidsduur in arbeidsovereenkomsten aanpassen
De regeldruk voor deze groep werkgevers neemt af. Wel kan het zo zijn dat werkgevers de arbeidsduur in arbeidsovereenkomsten wensen aan te passen om daarmee onder de uitzondering te vallen. Het hierop inrichten van de organisatie kost tijd, net als het kennis nemen van en verdiepen in de wijziging.
Eenmalige regeldrukgevolgen voor werkgevers
De wijziging heeft de volgende effecten op de regeldruk voor werkgevers. Bij deze berekeningen is als uitgangspunt gehanteerd dat de handelingen zullen worden uitgevoerd door administratief personeel waarvoor in het handboek meten regeldruk een uurtarief van € 39 per uur wordt gehanteerd. Verder is als uitgangspunt een beperkte tijdsduur gehanteerd voor het verrichten van de handelingen (ongeveer 2 minuten) en is aangenomen dat de handelingen verricht dienen te worden door circa 350.000 bedrijven (bedrijven met personeel in loondienst).
Voor werkgevers en salarisadministrateurs geldt dat zij zullen moeten kennisnemen van de wijziging. Dit leidt tot éénmalige kennisnemingskosten. Deze worden geschat op circa € 1,1 mln, gebaseerd op de aanname dat alle bedrijven met personeel in loondienst kennis moeten nemen van de wijzigingen.
Verder is er eenmalige regeldruk doordat veel bedrijven een softwaresysteem hebben voor de salarisadministratie en deze systemen door softwareontwikkelaars moeten worden aangepast. Dit leidt naar verwachting tot ongeveer € 1,8 mln. aan eenmalige kosten. Daarmee komen de totale eenmalige kosten aan regeldruk uit op € 2,9 mln.
Structurele regeldrukgevolgen voor werkgevers
Omdat deze parameterwijziging als gevolg heeft dat werkgevers minder vaak de WW-premie hoeven te herzien ten opzichte van de huidige situatie worden de jaarlijkse regeldrukkosten juist verlaagd. De wijziging leidt tot minder herzieningssituaties en levert daarmee een verlichting van de regeldruk op. Bij een herzieningssituatie komen verschillende handelingen kijken,
echter komt dit niet bij alle bedrijven voor. De een is hier relatief veel tijd aan kwijt per maand en de ander in zijn geheel niet. Omwille daarvan is becijferd dat alle bedrijven hieraan vóór de wijziging in dit besluit gemiddeld 10 minuten per jaar spenderen. Dit levert een besparing op van € 0,5 mln per jaar.
Inwerkingtreding per 1 januari 2025
De wijziging treedt in werking met ingang van 1 januari 2025 en zal voor het eerst van toepassing zijn over het kalenderjaar 2025. Ingeval werkgevers de lage WW-premie tot en met kalenderjaar 2024 moeten herzien, geldt het oude recht. Dit wordt gedaan via aangifteberichten of correctieberichten over het betreffende kalenderjaar.
Wijzigingen van fiscale regelgeving worden in de regel per 1 januari van het jaar ingevoerd met minstens 6 maanden voorbereidingstijd voor burgers en uitvoeringsorganisaties.
Gegeven de ruime voorbereidingstijd hebben werkgevers voldoende tijd om hier eventueel hun administratie op in te richten. Daarbij zullen werkgevers ook voldoende tijd hebben om arbeidsovereenkomsten met hun werknemers te bezien en indien gewenst aan te passen.