
De tijdelijke RVU-vrijstelling is een overbruggingsmaatregel voor werknemers met zware beroepen die vanwege de verhoging van de AOW-leeftijd niet meer in staat zijn om gezond het pensioen te halen.
In het Pensioenakkoord van juni 2019 is daarom afgesproken dat werkgevers met oudere werknemers afspraken kunnen maken over eerder stoppen met werken, zonder dat de regeling als een RVU geldt. De RVU-vrijstelling is tijdelijk, voor een periode van vijf jaar (2021-2025).
Sociale partners zijn geruime tijd in gesprek geweest in de Stichting van de Arbeid over de tijdelijke Regeling voor vervroegde uittreding (RVU), maar in december bleek dat de partijen het niet eens konden worden over nieuwe maatregelen voor mensen in langdurig zwaar werk. Vakbonden zijn uit het overleg gestapt omdat zij de regeling structureel willen maken en de RVU-uitkering fors willen verhogen.
Tijdelijke RVU-regeling mist zijn doel
In veel cao’s hebben cao-partijen inmiddels afspraken gemaakt over de tijdelijke RVU-regeling. Hoewel werkgevers niet afwijzend staan tegenover de gedachte werknemers in zware beroepen de mogelijkheid te bieden om eerder te stoppen met werken, blijkt uit een rondvraag van werkgeversvereniging AWVN onder de leden dat de huidige regeling een aantal oneffenheden heeft en soms zijn doel voorbijschiet.
Zwaar werk niet eenduidig vast te stellen
Het blijkt complex om te bepalen aan welke voorwaarden iemand in een zwaar beroep moet voldoen om in aanmerking te komen voor de RVU-regeling.
Cao-partijen stellen vaak in de praktijk als voorwaarde dat een werknemer een bepaald aantal jaar in het bedrijf of de sector gewerkt moet hebben. Deze voorwaarde verschilt van 5 tot 25 jaar tussen regelingen. En welke werkzaamheden en/of functies vallen nu eigenlijk precies onder de definitie van ‘zwaar’?
Ook is de vraag of de regeling alleen geldt voor fysiek zwaar werk, of dat die ook voor mentaal zwaar werk is bedoeld. Zo komen in de praktijk RVU-regelingen voor in de financiële en zakelijke dienstverlening, ondanks dat in deze sectoren geen sprake is van fysiek zwaar werk.
Verschillende voorwaarden
De grote diversiteit aan RVU-regelingen die in de praktijk is ontstaan, heeft als ongewenst effect dat voor vergelijkbare beroepen heel verschillende voorwaarden bestaan. Hierdoor kan een werknemer in de ene onderneming of bedrijfstak wel in aanmerking komen voor deelname, maar in een ander bedrijf of sector niet – terwijl hun werkzaamheden nauwelijks van elkaar verschillen.
Terugval inkomsten obstakel
Een andere tekortkoming is van de huidige regeling, zo blijkt ook uit eerdere evaluatie, dat voor een deel van de doelgroep de financiële teruggang te groot is. De hoogte van de RVU-uitkering is namelijk gelijk aan een netto AOW-uitkering voor een alleenstaande.
Om deel te nemen aan de RVU-regeling en de terugval in inkomen te beperken, moeten werknemers de uitkering met eigen vermogen aanvullen. Dit krijgt vaak vorm door de aanvullende pensioenregeling, de ‘bedrijfspensioenregeling’, vervroegd te laten ingaan. Dit heeft echter negatieve effecten op de hoogte van toekomstige uitkeringen uit de aanvullende pensioenregeling.
Daarnaast hebben niet alle werknemers voldoende pensioenvermogen opgebouwd om op deze manier de RVU-uitkering aan te kunnen vullen, bijvoorbeeld omdat zij langere tijd in deeltijdwerk hebben gewerkt of bij een bedrijf werkten waar geen pensioenregeling van kracht was.
Deze paradox, deelname is alleen mogelijk met een eigen financieel vangnet, was een expliciet uitgangspunt bij het vormgeven van de tijdelijke RVU-regeling. Werknemers krijgen zo de AOW gecompenseerd door het verhogen van de AOW-leeftijd.
Geen structurele RVU-regeling
Een structurele RVU-regeling met een hogere uitkering druist in tegen het standpunt dat iedere werknemer moet doorwerken tot de AOW-leeftijd, en dat de RVU-regeling daarop een tijdelijke uitzondering is.
Vanwege deze bezwaren vindt AWVN het onverstandig om de huidige RVU-vrijstelling structureel te maken en te verhogen.
Objectief model
Bij een eventuele tijdelijke verlenging van de regeling is een belangrijke voorwaarde dat cao-partijen een betere afbakening van de doelgroep afspreken. De huidige opzet in veel cao-afspraken is namelijk te generiek, dus de voorkeur gaat dan uit naar een model wat objectiever vaststelt of iemand voldoet aan de criteria van zwaar werk.
Duurzame inzetbaarheid
Om langer doorwerken gemakkelijker te maken, moet de focus veel meer komen te liggen op duurzame inzetbaarheid (DI), in het bijzonder preventieve DI-maatregelen en het verminderen van zware werkzaamheden.
Verlofsparen
De verruimde mogelijkheid voor verlofsparen is een geschikte kandidaat om de tijdelijke RVU-regeling op te volgen en voor een deel van de doelgroep verlichting te bieden, mits die beter is vormgegeven.
De regeling verlofsparen maakt het werknemers sinds 1 januari 2021 mogelijk om tot 100 weken aan verlofdagen belastingvrij apart te zetten. Dat biedt werknemers de mogelijkheid tot twee jaar eerder te stoppen met werken. Maar ook kunnen zij er in de loop van carrière ervoor kiezen het verlofsaldo te gebruiken om een langere periode minder dagen te werken (voorafgaand aan pensioendatum), ruimte te creëren voor een sabbatical of voor een periode voor om- of bijscholing.
Verlofsaldo niet bij externe partij onderbrengen
Het belangrijkste obstakel op dit moment is dat het (nog) niet mogelijk is om het verlofsaldo bij een externe partij onder te brengen. Omdat het om een spaarregeling voor de lange termijn gaat, moet dit verlofsaldo worden beheerd door een externe partij zoals een bank of verzekeraar. Zo is het saldo van de werknemer ‘beschermd’ als de werknemer van werkgever wisselt – en ook als de werkgever failliet gaat; voor werkgevers is het van belang dat verlofsparen geen té zware wissel op de balans trekt vanwege de waardering van de verlofaanspraken.
Inmiddels heeft demissionair minister Schouten een aantal stappen gezet die het mogelijk moeten maken om financiering van de verlofaanspraken elders onder te brengen. Maar in de praktijk blijkt dat externe uitvoering nog steeds praktisch gezien niet mogelijk.
Kansrijke opvolger
Als de RVU-vrijstelling tijdelijk wordt verlengd, geeft dit de overheid meer tijd om het extern beheren van het verlofsaldo beter te faciliteren. Ook biedt dit meer tijd aan werknemers om dit verlofpotje te vullen. Op deze manier is het verlofsparen een kansrijke opvolger voor wanneer de tijdelijke RVU-vrijstelling afloopt.
Bron: AWVN