
Omdat de werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat de “30%-regeling” van het loon is aangewezen als eindheffingsloon, is de gerichte vrijstelling niet van toepassing. Dat oordeelt de rechtbank.
De werkgever heeft over de tijdvakken augustus 2021, september 2021 en oktober 2021 op aangifte loonheffing afgedragen. Tegen de afdrachten op aangifte heeft hij bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de bezwaren van de werkgever ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de afdrachten op aangifte van de loonheffing juist zijn geweest en dat de inspecteur de bezwaren terecht ongegrond heeft verklaard.
Ingekomen werknemer
De werknemer kwam op 1 augustus 2016 voor onbepaalde tijd in dienst bij de werkgever. De werknemer is een extraterritoriale (ingekomen) werknemer.
Addendum op arbeidsovereenkomst
Op 15 oktober 2016 is de werkgever een addendum op de arbeidsovereenkomst overeengekomen met de werknemer. In verband met de toepassing van de 30%-regeling vermeldt het addendum (onder meer) het volgende:
“e) The Employer will not compensate any loss of the benefit resulting for the 30%-ruling during the grant period of the 30%-ruling. The benefit will also not be compensated after the grant period has ended or in case, as a result form changes in Dutch legislation or based on court cases, the application of the 30%-ruling will be influenced negatively”.
Beschikking 30%-regeling
De inspecteur gaf met dagtekening 29 november 2016 een beschikking bewijsregel 30%-regeling aan de werkgever.
De bewijsregel geldt voor de tewerkstelling van 01-08-2016 tot en met 31-07-2024.
Looptijd verkort van 8 naar 5 jaar
De wetgever heeft per 1 januari 2019 de maximale periode waarin gebruik gemaakt kan worden van de 30%-regeling bij wetswijziging ingekort van acht naar vijf jaren. In de bij de wetswijziging behorende parlementaire stukken wordt verwezen naar de gepubliceerde adviezen van Dialogic van 1 juni 2017 (Evaluatie 30%-regeling).
Extraterritoriale kosten bruto uitbetalen
Op 2 maart 2021 verstuurde de gemachtigde van de werkgever een e-mail aan de inspecteur met daarin het volgende:
“Wij hebben ervoor gekozen om de extraterritoriale kosten van deze werknemers bruto uit te betalen in de salarisadministratie. De werkgever zal, na het indienen van de loonaangifte, direct bezwaar maken tegen deze loonaangifte. Dit uitgangspunt is gekozen omdat dit de minste impact zal hebben op de financiële positie van de werkgever in het geval het bezwaar onverhoopt niet succesvol is. Voor de werknemer heeft dit verder ook geen financiële impact, omdat het loon als verloond is als brutoloon”.
Is sprake van eindheffingsloon?
De werkgever stelt dat de component “30%-regeling” van het loon (de looncomponent) van de werknemer is aangewezen als eindheffingsloon, hetgeen de inspecteur gemotiveerd betwist.
Op grond van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking.
Gerichte vrijstelling indien als eindheffingsloon aangewezen
Eindheffingsbestanddelen zijn op grond van artikel 31, lid 1, aanhef en letter f, van de Wet LB 1964 door de inhoudingsplichtige aangewezen vergoedingen en verstrekkingen (de werkkostenregeling). Een vergoeding voor extraterritoriale kosten wordt op grond van artikel 31a, lid 2, aanhef en letter e, van de Wet LB 1964 gericht vrijgesteld, mits de vergoeding door de inhoudingsplichtige als eindheffingsloon is aangewezen.
Verwerking als loon, geen aanwijzing als eindheffing
Aangezien de werkgever bij het uitbetalen van het loonbestanddeel rekening heeft gehouden met een verwerking als loon en dit ook als zodanig op individueel niveau heeft verwerkt in de loonadministratie, kan worden geconcludeerd dat geen sprake is van een aanwijzing als eindheffing.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de advocaat-generaal recent een gemeenschappelijke bijlage bij een aantal conclusies heeft geschreven omtrent (onder meer) de vraag wanneer sprake is van een aanwijzing als eindheffingsbestanddeel. Ook in het licht van die conclusie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van eindheffingsloon.
Aanwijzen als eindheffingsbestanddeel na genietingstijdstip kan niet
Verloond als individueel werknemersloon
Nu de werkgever het loonbestanddeel als individueel werknemersloon heeft verloond, ontleent de rechtbank daaraan het vermoeden dat het loonbestanddeel niet is aangewezen. Op de werkgever rust de last om aannemelijk te maken dat het loonbestanddeel is aangewezen.
Looncomponent niet aangewezen als eindheffingsloon
Volgens de rechtbank heeft de werkgever niet aannemelijk gemaakt dat de looncomponent is aangewezen als eindheffingsloon. De werkgever verwijst in dat verband naar het addendum op de arbeidsovereenkomst, de separate verwerking op de loonstrook en de correspondentie die met de inspecteur is gevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de werkgever het bestanddeel heeft aangewezen als eindheffingsloon. Het addendum dateert van voor de discussie die hier speelt, alsmede van voor de wetswijziging die daartoe aanleiding is geweest.
Niet uit addendum op te maken
De rechtbank acht niet aannemelijk dat uit dit addendum volgt dat de werkgever het loonbestanddeel nog steeds als eindheffingsbestanddeel wilde aanwijzen indien op grond van de geldende wetgeving de eindheffingsvrijstelling niet meer zou gelden. In dat verband wijst de rechtbank erop dat is overeengekomen dat de werkgever geen financiële compensatie biedt bij (wets-)wijzigingen ten aanzien van de 30%-regeling.
Geen nadere vastlegging in loonadministratie
Ook is niet inzichtelijk gemaakt of de betreffende wetswijziging heeft geleid tot een nadere vastlegging in de loonadministratie voor wat betreft de wijze van verwerking in de loonadministratie, en zo ja hoe. De e-mailcorrespondentie tussen de gemachtigde en de inspecteur acht de rechtbank in dat verband van onvoldoende gewicht.
Uit die correspondentie volgt niet dan wel niet voldoende duidelijk dat de werkgever het loonbestanddeel als eindheffingsloon aanwijst. Slechts wordt daarin vermeld dat de werkgever ervoor kiest het loonbestanddeel ‘bruto uit te betalen in de loonadministratie’.
Als looncomponent zou zijn aangewezen…
Omdat niet aannemelijk is dat de looncomponent is aangewezen als eindheffingsloon, kan daarop de vrijstelling van artikel 31a, lid 2, letter e, van de Wet LB niet van toepassing zijn.
Toch ziet de rechtbank toch aanleiding om in te gaan op de overige argumenten van de werkgever omdat (i) de Hoge Raad zich nog niet heeft uitgelaten over de uitleg van het begrip ‘aanwijzen’ en (ii) er meerdere procedures lopen over de gang van zaken rondom de inkorting van de 30%-regeling. De rechtbank gaat daarom hieronder in op de stelling van de werkgever dat hij de gerichte vrijstelling mocht toepassen voor het geval de looncomponent zou zijn aangewezen als eindheffingsloon.
Beschikking niet ingetrokken of gewijzigd
Zou de werkgever de gerichte vrijstelling mogen toepassen omdat de beschikking nooit is ingetrokken of gewijzigd?
De werkgever heeft gesteld dat de beschikking niet is ingetrokken of gewijzigd, waardoor de geldigheidsduur van de beschikking ten gevolge van de wetswijziging niet is verkort.
De rechtbank overweegt dat in de beschikking is opgenomen dat de geldigheid van de beschikking afhankelijk is van toekomstige wijzigingen in wet- en regelgeving. Tussen partijen is niet in geschil dat de wet is gewijzigd.
Geldigheid beschikking verkort door wetswijziging
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de geldigheid van de beschikking verkort door de wetswijziging. Gelet op het voorbehoud in de beschikking is dit niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
Bovendien was de inspecteur niet gehouden een nieuwe beschikking af te geven of de al afgegeven beschikking te wijzigen, omdat hij daartoe geen wettelijke verplichting heeft.
Is sprake van een individuele en buitensporige last?
De werkgever stelt dat de verkorting van de looptijd van de beschikking voor haar een individuele en buitensporige last vormt. Hij voert hiertoe aan dat uit het rapport Dialogic volgt dat het netto-inkomen van ingekomen werknemers kan dalen met 20%-25%, hetgeen een excessieve last zal vormen vanuit het perspectief dat bij immigratie had mogen worden verwacht.
Salariskosten wijzigen niet door verkorting looptijd 30%-regeling
De rechtbank overweegt dat onderhavig geschil ziet op de afdracht op aangifte van door de werkgever ingehouden loonbelasting. Niet gesteld of gebleken is hoe de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling de werkgever raakt, aangezien de salariskosten die hij maakt niet wijzigen als gevolg van de verkorting van de geldigheidsduur van de beschikking.
Geen compensatie vanwege vervallen 30%-regeling
Uit het addendum op de arbeidsovereenkomst volgt dat de werkgever de werknemer niet zal compenseren voor enig verlies vanwege het vervallen van de 30%-regeling. Nu de gevolgen van de verkorting van de 30%-regeling de werkgever niet raken, kan van een schending van haar eigendomsrecht geen sprake zijn.
De beroepen van de werkgever zijn ongegrond.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25 augustus 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5812