De werknemer vordert loondoorbetaling tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 BW vanaf de datum waarop de eerste loonstop is opgelegd, te weten: 23 december 2022.
De werknemer heeft ter onderbouwing van haar standpunt het deskundigenoordeel van het UWV van 24 januari 2023 in het geding gebracht.
‘Loonstop niet juist aangezegd’
De werknemer stelt dat de opgelegde loonstop niet rechtsgeldig is, in de eerste plaats omdat deze loonstop niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:629 lid 7 BW is aangezegd nu de werknemer nadat zij had gereageerd op de aanzegging van de loonstop niets meer vernomen van de werkgever.
Aanzegplicht
Het doel van de aanzegplicht is om de werknemer zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over zijn recht op loon. De wijze waarop de werkgever de mededeling vormgeeft is niet van belang.
Uit de brief van 21 december 2022 volgt dat de betaling van het loon met ingang van 23 december 2023 wordt worden stopgezet als de werknemer zich niet houdt aan haar re-integratieverplichtingen en zij niet voldoet aan het op 29 november 2022 door de bedrijfsarts voorgestelde opbouwschema.
Voldaan aan aanzegplicht
De kantonrechter is op voorhand van oordeel dat de werkgever hiermee aan de aanzegplicht van artikel 7:629 lid 7 BW heeft voldaan. Dat de werknemer hiertegen bezwaar heeft gemaakt, doet daaraan niet af.
Loonstop terecht toegepast?
Tussen partijen is verder in geschil of de werkgever de loonstop per 23 december 2022 terecht heeft toegepast. Volgens de werkgever is dat het geval aangezien de werknemer niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen nu zij haar werkzaamheden niet overeenkomstig het door de bedrijfsarts voorgestelde opbouwschema heeft hervat.
‘Ongeschikt voor werk volgens schema’
De werknemer betwist dat de loonstop terecht is toegepast. Zij stelt dat zij per 29 november 2022, anders dan de bedrijfsarts adviseerde, niet geschikt was om haar werkzaamheden volgens het opbouwschema te hervatten. De werknemer heeft ter onderbouwing van haar standpunt het deskundigenoordeel van het UWV van 24 januari 2023 in het geding gebracht.
De kantonrechter moet in het kader van dit kort geding beoordelen of het aannemelijk is dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de werknemer niet in staat was haar werkzaamheden op basis van het opbouwschema te hervatten en de loonstop ten onrechte is opgelegd. Het deskundigenoordeel is daarbij niet zonder meer bepalend of doorslaggevend.
Oordelen niet eenduidig
De kantonrechter stelt vast dat zowel het oordeel van de bedrijfsarts als het deskundigenoordeel van het UWV niet eenduidig is.
Innerlijk tegenstrijdig
Waar de bedrijfsarts onder hoofdstuk I van de functionele mogelijkhedenlijst nog aangeeft dat de werknemer beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden en in staat is om haar eigen werk volledig uit te voeren, staat onder hoofdstuk VI dat er beperkingen zijn op energetisch vlak en wordt een opbouwschema geadviseerd. Dit is innerlijk tegenstrijdig.
Overeenkomstig opbouwschema
Het volledig en duurzaam geschikt zijn voor eigen werk strookt niet met de kennelijke noodzakelijkheid van een opbouwschema en omgekeerd. De kantonrechter begrijpt het advies van de bedrijfsarts echter zo dat bedoeld is dat de werknemer geschikt geacht wordt passend werk te verrichten overeenkomstig het opbouwschema.
Geen antwoord op vraag in deskundigenoordeel
De vraag die in het kader van het deskundigenoordeel gesteld en beantwoord had moeten worden is of de werknemer per 28 november 2022 in staat geacht moest worden passende werkzaamheden overeenkomstig het opbouwschema van de bedrijfsarts te verrichten. Die vraag hield en houdt partijen verdeeld. Volgens het deskundigenoordeel wordt ogenschijnlijk niet die vraag beantwoord.
Niet geschikt voor uitvoeren bedongen werkzaamheden
Geoordeeld wordt dat de werknemer niet geschikt was haar eigen werkzaamheden (volledig) te verrichten. Hoewel zo geformuleerd blijkt uit het onderliggende rapport van de verzekeringsgeneeskundige wel dat het opbouwschema, alsmede het feit dat de klachten van de werknemer na een kortstondige werkhervatting zijn toegenomen en zij opnieuw is uitgevallen, zijn meegewogen in het oordeel dat de werknemer op 29 november 2022 niet geschikt was voor het uitvoeren van de bedongen werkzaamheden.
Dat de verzekeringsarts meende dat het opbouwen daarvan op dat moment wel tot de mogelijkheden behoorde blijkt niet.
Loon ten onrechte stopgezet
De kantonrechter acht het, gelet op dit deskundigenoordeel, op voorhand aannemelijk dat in een bodemprocedure tot het oordeel wordt gekomen dat het loon op 23 december 2022 ten onrechte is stopgezet.
Nieuw opbouwschema
Nadien heeft de bedrijfsarts op 3 februari 2023 een nieuw opbouwschema voorgesteld. De werknemer geeft aan dat zij nadien heeft getracht haar werkzaamheden te hervatten, maar opnieuw is uitgevallen.
Nieuwe loonstop vooralsnog terecht
De werkgever houdt vast aan het oordeel van de bedrijfsarts en heeft nadat zij de werknemer hiervoor op 17 februari 2023 heeft gewaarschuwd per 20 februari 2023 het loon (opnieuw) stopgezet. Hoewel de werknemer in verband met het advies van de bedrijfsarts van 3 februari 2023 opnieuw een deskundigenoordeel heeft aangevraagd, bestaan er op dit moment geen aanwijzingen dat dit advies op dat moment onjuist was. De kantonrechter is daarom nu van oordeel dat de loonstop vanaf 20 februari 2023 vooralsnog terecht is toegepast.
Loondoorbetaling toegewezen
De kantonrechter wijst de gevorderde loondoorbetaling toe over de periode 23 december 2022 tot 20 februari 2023.
Wettelijke verhoging en rente
De verder gevorderde wettelijke verhoging wordt ook toegewezen over het toegewezen loon.
Hoewel de werkgever in eerste instantie uit mocht gaan van het oordeel van de bedrijfsarts, maakt het deskundigenoordeel van het UWV van 24 januari 2023 dat hij achteraf gezien ten onrechte het loon heeft stopgezet. Hij had in ieder geval op dat moment het loon vanaf 23 december 2022 moeten betalen. Nu de werkgever dit niet heeft gedaan bestaat er geen aanleiding voor matiging van de wettelijke verhoging.
De op grond van de wet verschuldigde wettelijke rente wijst de kantonrechter ook toe.
De werknemer vordert verder een bedrag van € 100 aan kosten van het deskundigenoordeel. De verschuldigdheid van dit bedrag is door de werkgever niet (gemotiveerd) betwist en wordt daarom toegewezen.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van het verschuldigde loon van € 978,09 bruto per maand over de periode 23 december 2022 tot 20 februari 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van een bedrag van € 100 in verband met de kosten van het deskundigenoordeel,
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 15 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1848
Kom ook naar de Cursus Dossieropbouw bij disfunctioneren en alles over de zieke werknemer met Stephanie Profijt op 1 juni 2023 in BCN Utrecht.
Cursus Dossieropbouw bij disfunctioneren en alles over de zieke werknemer