
De werkneemster raakt arbeidsongeschikt en tekent een jaar later een vaststellingsovereenkomst. Daarin verklaart zij arbeidsgeschikt te zijn. Na einde dienstverband raakt de werkneemster wederom arbeidsongeschikt. UWV weigert een uitkering omdat wordt geoordeeld dat de werkneemster doorlopend ziek is geweest en tijdens ziekte afstand heeft gedaan van rechten door de vaststellingsovereenkomst te tekenen.
De werkneemster vindt dat werkgever is tekortgeschoten bij de re-integratie, dat de werkgever druk op haar heeft uitgeoefend om de vaststellingsovereenkomst te tekenen en stelt dat zij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst, door toedoen van de werkgever, ten aanzien van haar arbeidsongeschiktheid heeft gedwaald. De kantonrechter wijst de vordering af.
Van dwaling is geen sprake geweest, aangezien werknemer tijdens de onderhandelingen met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst is bijgestaan door een in het arbeidsrecht gespecialiseerde jurist. Daarnaast is niet gebleken dat de werkgever ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend op werknemer.
De werkgever valt weliswaar een verwijt te maken ten aanzien van de re-integratie, maar dat traject was door partijen inmiddels verlaten omdat werd onderhandeld over een vaststellingsovereenkomst.
Disfunctioneren
Ter zitting is gebleken dat de werkneemster door de werkgever al in 2015 op haar functioneren is aangesproken. De werkneemster heeft hierover verklaard dat zij als gevolg van een reorganisatie steeds meer taken kreeg toebedeeld en dat zij daardoor wel eens fouten heeft gemaakt. Op die fouten is zij door de werkgever aangesproken. Vervolgens kwam in januari 2018 de val van de trap. Door partijen is daarna in eerste instantie ingezet op re-integratie.
Vanaf het moment dat de werkneemster daadwerkelijk kon gaan re-integreren heeft de werkgever de werkneemster echter weer aangesproken op haar eerdere disfunctioneren.
Geen interne bezwaar- en beroepsprocedure
De werkneemster heeft aangevoerd dat zij niet weg wilde bij de werkgever en dus wilde re-integreren, en dat zij daarom is gaan uitzoeken wat haar rechten waren bij een eventueel ontslag door de werkgever. De werkneemster is er op dat moment achter gekomen dat de werkgever in dat kader geen interne bezwaar- en beroepsprocedure had.
Door stress gekozen voor einde arbeidsovereenkomst
Ter zitting heeft de werkneemster verklaard dat zij daarom een afweging heeft gemaakt tussen enerzijds een ontslag aanvechten, en anderzijds instemmen met een gezamenlijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werkneemster heeft aangevoerd dat zij door stress geen andere optie zag dan voor het laatste te kiezen.
Vaststellingsovereenkomst ondertekend
Partijen zijn vervolgens in gesprek gegaan over een vaststellingsovereenkomst, waarbij de werkneemster vanaf half augustus 2018 is bijgestaan door een in het arbeidsrecht gespecialiseerde jurist. Die gesprekken hebben, na een eerder concept, geresulteerd in de vaststellingsovereenkomst die door partijen is ondertekend.
Hoezo gedwaald t.a.v. arbeidsongeschiktheid?
De kantonrechter volgt de werkneemster niet in haar stelling dat zij ten aanzien van haar arbeidsongeschiktheid heeft gedwaald vanwege onvoldoende voorlichting en medewerking van de werkgever. Voor dit oordeel is allereerst van belang dat het re-integratietraject door partijen was verlaten, en dat de gesprekken zich vanaf augustus 2018 hebben gericht op een gezamenlijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Aan de beterende hand
Gelet daarop kan de werkneemster niet worden gevolgd in haar stelling dat zij op dat moment nog door een bedrijfsarts had moeten worden beoordeeld. Dat traject was immers verlaten. Bovendien heeft de werkneemster aangevoerd dat zij zelf in de veronderstelling verkeerde weer aan de beterende hand te zijn.
Bepaling arbeidsgeschikt te zijn
Verder is van belang dat de werkneemster over artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst, de bepaling waarin zij verklaart arbeidsgeschikt te zijn, een vraag heeft gesteld aan de arbeidsrechtjurist, die haar tijdens de gesprekken over de vaststellingsovereenkomst bijstond.
Geen ongebruikelijke bepaling
Daarop heeft de jurist geantwoord dat een dergelijke bepaling geen ongebruikelijke bepaling is in een vaststellingsovereenkomst. de werkneemster is vervolgens met de vaststellingsovereenkomst akkoord gegaan.
Geen dwaling
Onder die omstandigheden mocht de werkgever erop vertrouwen dat de werkneemster wist waarmee zij akkoord ging en dat zij voldoende was voorgelicht over de gevolgen daarvan. Van dwaling is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake.
Ongeoorloofde druk onvoldoende onderbouwd
Dat de werkgever ongeoorloofde druk op de werkneemster heeft uitgeoefend heeft de werkneemster volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Ter zitting heeft de werkneemster verklaard dat zij een afweging heeft gemaakt over haar toekomst bij de werkgever en dat zij vervolgens in gesprek is gegaan over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst. Hoewel de werkneemster dat wel wilde was terugkeren op de werkvloer voor haar geen optie, zo is tijdens de zitting gebleken.
Al eerder op functioneren aangesproken
Bovendien is gebleken dat de werkgever de werkneemster al veel eerder, namelijk in 2015, op haar functioneren heeft aangesproken. Mede gelet hierop heeft de werkneemster onvoldoende onderbouwd dat de werkgever ongeoorloofde druk op haar heeft uitgeoefend om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. De opmerking dat zij veel stress ervoer, en de enkele verwijzing naar een gesprek met een medewerker van personeelszaken waarin zich onder druk gezet voelde, zijn daarvoor onvoldoende. Aan deze stelling gaat de kantonrechter dan ook voorbij.
Bijgestaan door arbeidsrechtjurist
Zo er al sprake is geweest van enige druk, dan moet aangenomen worden dat de werkneemster daaraan eenvoudig het hoofd had kunnen bieden: zij wist goed voor welke keuze zij stond en de besluitvorming vond over een periode van enkele maanden en met bijstand van een in het arbeidsrecht gespecialiseerde jurist plaats.
Bewust gekozen voor einde arbeidsovereenkomst
Dat later is vastgesteld dat de werkgever in het kader van de re-integratie een verwijt kan worden gemaakt, maakt het voorgaande niet anders. Zoals hiervoor is overwogen was het re-integratietraject door partijen inmiddels verlaten en heeft de werkneemster bewust de keuze gemaakt om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen door middel van een vaststellingsovereenkomst. Gelet hierop heeft de werkneemster volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat zij bij een betere begeleiding door de werkgever tot een andere keuze zou zijn gekomen.
Eigenrisicodrager voor Ziektewet
Gelet op het voorgaande volgt de kantonrechter de werkneemster evenmin in haar stelling dat de werkgever haar had moeten inlichten over het feit dat de werkgever eigenrisicodrager is voor de Ziektewet.
De werkneemster is met de vaststellingsovereenkomst akkoord gegaan terwijl zij werd bijgestaan door een jurist. Onder die omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever niet hoefde te twijfelen dat de werkneemster hiervan op de hoogte was en de werkneemster daarover dan ook niet hoefde in te lichten. De werkneemster heeft ook op dit punt niet goed toegelicht waarom dat tot een ander resultaat zou hebben geleid.
Geen misbruik van omstandigheden
Evenmin is sprake van misbruik van omstandigheden dan wel dat er omstandigheden zijn die maken dat de vaststellingsovereenkomst op grond van de redelijkheid en billijkheid terzijde moet worden gesteld.
Vaststellingsovereenkomst blijft in stand
De slotsom is dat er onvoldoende grond bestaat om de vaststellingsovereenkomst aan te tasten. Dit betekent dat de buitengerechtelijke gedeeltelijke vernietiging van de werkneemster geen rechtsgevolg heeft gehad en de vaststellingsovereenkomst ongewijzigd in stand is gebleven. De primaire vordering van de werkneemster wijst de kantonrechter daarom af.
Geen slecht werkgever
De werkneemster heeft subsidiair aangevoerd dat de werkgever zich als een slecht werkgever heeft gedragen. Daarin volgt de kantonrechter de werkneemster, gelet op voorgaande, evenmin.
Gebleken is dat de werkgever de werkneemster aansprak op disfunctioneren dat al veel eerder, geruime tijd voor het ongeval, plaatsvond. De werkneemster heeft uiteindelijk haar opties afgewogen en heeft gekozen voor de vaststellingsovereenkomst. Dat de werkgever daarbij ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend is niet gebleken. Daarin kan de werkgever dan ook geen slecht werkgeverschap worden verweten. Dat kan evenmin ten aanzien van de re-integratie. Partijen hebben dat traject op enig moment verlaten en daarnaast is het oordeel van het UWV over het handelen van de werkgever niet uitgesproken kritisch en in ieder geval weinig specifiek.
Tegen de achtergrond van alle andere omstandigheden van dit geval is het onvoldoende om het verwijt van slecht werkgeverschap te kunnen dragen. De subsidiaire vordering van de werkneemster wijst de kantonrechter daarom ook af.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 7 maart 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1007
Kom ook naar de Cursus Dossieropbouw bij disfunctioneren en alles over de zieke werknemer met Stephanie Profijt op 1 juni 2023 bij BCN Utrecht
Cursus Dossieropbouw bij disfunctioneren en alles over de zieke werknemer