
Een werkgever moet op grond van artikel 7:668 lid 1 BW een werknemer uiterlijk één maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten van de overeenkomst en, bij voortzetting, over de voorwaarden waaronder hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten.
Tijdelijk contract van minimaal zes maanden
Deze aanzegverplichting geldt wanneer een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een bepaalde tijd van zes maanden of langer, waarvan in de onderhavige casus sprake is.
Aanzegvergoeding
Als een werkgever niet aan deze verplichting voldoet, is hij op grond van artikel 7:668 lid 3 BW een vergoeding aan de werknemer verschuldigd van één maandsalaris.
Uiterlijk één maand voor einde contract
De aanzegverplichting is een op de werkgever rustende verplichting die ertoe dient om werknemers tijdig duidelijkheid te bieden over hun positie. Door uiterlijk één maand voor het verstrijken van de overeengekomen tijd aan te geven of de arbeidsovereenkomst wel of niet wordt verlengd, kan de werknemer tijdig maatregelen treffen, zoals het op zoek gaan naar ander werk.
Schriftelijke aanzegging
Nadrukkelijk is vereist dat de werkgever de aanzegging schriftelijk doet. Dit dient als waarborg om discussies achteraf te voorkomen. Een mondelinge aanzegging volstaat dus niet. Dit is door de Hoge Raad in een recent arrest expliciet bevestigd (ECLI:NL:HR:2022:1374).
Hoge Raad: aanzegvergoeding als niet voldaan is aan schriftelijkheidseis
Niet aan aanzegverplichting voldaan
De werknemer heeft onbetwist gesteld dat de werkgever niet aan de aanzegverplichting heeft voldaan. Het verzoek om de werkgever te veroordelen tot betaling van één maandsalaris van € 2.600 bruto ligt dan ook voor toewijzing gereed, nu dit verzoek de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 25 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:554