
Deze zaak gaat over een werkneemster in de zorg die na een lang dienstverband plotseling uit haar functie is ontheven. Nadat werkneemster vervolgens ruim twee jaar arbeidsongeschikt is geweest, heeft zij een nieuwe baan gevonden. Zij verzoekt de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Ernstig verwijtbaar handelen?
Daarnaast verzoekt zij betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst volgens haar het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Deze beschikking draait om de vraag of inderdaad sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
Geen goed werkgeverschap
Het hof is – met de kantonrechter – van oordeel dat de wijze waarop de werkneemster op 11 april 2018 van haar werkzaamheden is ontheven, niet getuigt van goed werkgeverschap. De werkneemster heeft jarenlang – meer dan 25 jaar – voor de werkgever gewerkt en er is geen enkele aanmerking geweest op de wijze waarop zij functioneerde.
Zonder noodzaak uit functie gezet
Daarnaast acht het hof het verwijtbaar dat de werkgever de werkneemster na een vlekkeloos dienstverband van meer dan 25 jaar en na een forse krachtsinspanning om de clientdossiers op orde te krijgen van de ene op de andere dag zonder duidelijke uitleg, zonder het aanbieden van ondersteuning en dus zonder deugdelijke noodzaak uit haar functie heeft gezet.
Voor de werkgever was zichtbaar dat deze beslissing een grote impact op de werkneemster had en dat zij er op dat moment ‘doorheen zat’.
Ernstig verwijtbare handelwijze
De (verwijtbare) beslissing om de werkneemster per direct uit haar functie te ontheffen, is gevolgd door een reeks van andere gedragingen en nalatigheden die alles bij elkaar de handelwijze van de werkgever ernstig verwijtbaar maken.
Arbeidsconflict
Na de beslissing om de werkneemster per direct van haar taken te ontheffen, is zij gedurende twee weken vrijgesteld van werkzaamheden, waarna zij met (een al geplande) vakantie is gegaan. Na deze vakantie bleek de werkneemster nog niet in staat te zijn weer aan het werk te gaan. Op 30 mei 2018 is de werkneemster gezien door de bedrijfsarts. Deze heeft geconstateerd dat er een evident arbeidsconflict is en dat het duidelijk is dat er wel sprake is van arbeidsongeschiktheid maar niet ten gevolge van ziekte of gebrek.
Nieuwe functie
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de werkgever te weinig zorg heeft betracht bij de doorstart van de werkneemster medio augustus 2018.
Definitief uitgevallen
Weliswaar heeft de werkneemster begin juni 2018 ermee ingestemd dat zij medio augustus 2018 in een nieuwe functie zou beginnen, maar gezien de hiervoor geschetste achtergrond had op de weg van de werkgever gelegen de werkneemster hierin te begeleiden en zich ervan te vergewissen dat hiermee een juiste keuze was gemaakt. Dat is klaarblijkelijk in onvoldoende mate gebeurd, nu de werkneemster al een maand later definitief is uitgevallen.
Onvoldoende re-integratie-inspanningen
Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter terecht geoordeeld dat de werkgever gedurende de periode dat de werkneemster arbeidsongeschikt was (18 september 2018 tot 23 juli 2021) onvoldoende heeft gedaan om de werkneemster te re-integreren.
Het hof komt tot de conclusie dat de werkgever de verplichtingen uit hoofde van de re-integratie niet is nagekomen en dat de werkgever hiervan een verwijt kan worden gemaakt. De omstandigheid dat de loonsanctie uiteindelijk is bekort, neemt niet weg dat de werkgever de re-integratieverplichtingen vanaf 18 september 2018 tot medio 2020 niet (in voldoende mate) is nagekomen.
Ernstig verwijtbaar gehandeld
De slotsom is dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het hof rekent het de werkgever ernstig aan dat hij de werkneemster na een vlekkeloos dienstverband van meer dan 25 jaar in de zorg bij de werkgever van de ene op de andere dag op onzorgvuldige wijze uit haar functie heeft gehaald. Daarbij is van belang dat de werkgever had moeten weten dat dit een grote emotionele impact op haar zou hebben. Gezien deze impact heeft de werkgever onvoldoende gedaan om de werkneemster te begeleiden in haar nieuwe functie. Nadat de werkneemster kort daarop, in september 2018, arbeidsongeschikt is geworden, heeft de werkgever heeft zich onvoldoende ingezet voor de re-integratie van de werkneemster. Dit handelen en nalaten gezamenlijk is aan te merken als ernstig verwijtbaar.
Transitievergoeding
Aangezien het hof heeft vastgesteld dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, heeft de werkneemster recht op een transitievergoeding. Tussen partijen staat vast dat de omvang van hiervan € 52.919,15 bruto bedraagt. De kantonrechter heeft dit bedrag terecht toegewezen.
Billijke vergoeding
Nu het hof heeft vastgesteld dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, heeft de werkneemster recht op een billijke vergoeding.
De werkneemster is geboren op 23 januari 1959 en heeft ongeveer 29 jaar van haar werkzame leven bij (een rechtsvoorganger) van de werkgever gewerkt. Ten tijde van het einde van haar dienstverband op 1 mei 2022 was de werkneemster 63 jaar oud.
Gezien de lange duur van het dienstverband en het feit dat de werkneemster al die jaren goed gefunctioneerd heeft en met tevredenheid bij de werkgever heeft gewerkt, acht het hof het aannemelijk dat zij tot haar pensioengerechtigde leeftijd bij de werkgever zou hebben gewerkt als de arbeidsovereenkomst niet zou zijn beëindigd als het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
Verschil salaris oude en nieuwe werkgever
Het hof neemt bij het vaststellen van de billijke vergoeding als uitgangspunt het verschil tussen het laatstverdiende salaris bij de werkgever en het op 1 mei 2022 geldende salaris bij de nieuwe werkgever in de periode tussen 1 mei 2022 tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van de werkneemster. Hierop brengt het hof een bedrag van € 26.000 (zijnde ongeveer de helft van de transitievergoeding) in mindering.
Gehele transitievergoeding in aftrek is onbillijk
De reden daarvoor is dat in de hypothetische situatie dat de werkneemster tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd bij de werkgever was blijven werken, zij aan het einde van haar dienstverband geen transitievergoeding zou hebben ontvangen. Gezien het feit dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en de gevolgen die dat heeft gehad voor de werkneemster, acht het hof het onbillijk om de gehele transitievergoeding in aftrek te brengen.
Met een aftrek van € 26.000 komt de billijke vergoeding dan uit op (afgerond) € 24.000.
Uitspraak Hof Den Haag, 29 november 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2331