De werknemer heeft berust in het einde van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft erkend dat het ontslag op staande voet zonder een dringende reden is geschied. Het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding wijst de kantonrechter dan ook toe. Ook komt aan de werknemer de transitievergoeding toe, de gefixeerde schadevergoeding en achterstallig loon.
Wat is de situatie?
De werknemer is op 1 april 2020 in dienst getreden bij de werkgever, een Poolse supermarkt, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijde van zes maanden. Partijen zijn een oproepovereenkomst overeengekomen op basis waarvan de werknemer uitvoering gaf aan de functie van winkelmedewerker.
Aansluitend aan de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben partijen een derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten voor de duur van een jaar. Deze arbeidsovereenkomst zou eindigen per 31 december 2021.
Over de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021 bedraagt het gemiddelde bruto maandsalaris van de werknemer € 1.780,13 per maand, inclusief vakantietoeslag.
Per direct contract ontbinden
Op 7 oktober 2021 ontving de werknemer van de werkgever een brief per e-mail, welke brief gedateerd is op 6 oktober 2021. In de brief staat dat ‘de werkgever per direct het contract van de werknemer wil ontbinden en dat zij geen werkzaamheden meer hoeft te verrichten’. In de brief is opgenomen dat de reden van het ontslag persoonlijk aan de werknemer door de werkgever is medegedeeld en toegelicht. Ook wordt vermeld dat een eindafrekening van het vakantiegeld en eventuele niet genoten vakantiedagen zou plaatsvinden in oktober 2021.
Geen instemming met opzegging
Bij brief van 25 oktober 2021 heeft de toenmalige gemachtigde van de werknemer de werkgever medegedeeld het niet eens te zijn met de wijze waarop het dienstverband plots tot een einde is gekomen. Daarnaast is de werkgever verzocht om aan al haar wettelijke en contractuele verplichtingen te voldoen tot en met 31 december 2021.
Op 8 november 2021 ontving de werknemer van de werkgever op haar bankrekening een nettobedrag van € 1.270,16.
Op 12 november 2021 is de werkgever nogmaals namens de werknemer aangeschreven door de huidige gemachtigde. In die brief is nogmaals medegedeeld dat de werknemer niet heeft ingestemd met een opzegging van haar arbeidsovereenkomst.
Berusting in einde contract
Verder is in die brief aangegeven dat de werknemer berust in het einde van de arbeidsovereenkomst per 6 oktober 2021. De werknemer maakt aanspraak op de transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. Ook is aangegeven dat de werknemer recht heeft op betaling van haar loon tot 6 oktober 2021 en op een correcte eindafrekening van het dienstverband.
In reactie op vorenbedoelde brief heeft het administratiekantoor namens de werkgever laten weten dat de werkgever aan de gedane verzoeken geen gehoor zal geven.
Verzoek om vergoedingen
De werknemer stapt naar de rechter en verzoekt onder meer om een billijke vergoeding, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding.
Billijke vergoeding
De werknemer berust in het einde van de arbeidsovereenkomst, zodat tussen partijen vaststaat dat deze op 6 oktober 2021 is geëindigd. De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is die of aan de werknemer een billijke vergoeding moet worden toegekend omdat de werkgever, naar tussen partijen vaststaat, de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd. Partijen zijn het er over eens dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst, zoals door de werkgever gedaan bij e-mail van 7 oktober 2021, is geschied zonder een geldige dringende reden.
Nu geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging, moet het verzoek van de werknemer om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
De werknemer acht een billijke vergoeding van € 7.120,52 bruto passend. Daarentegen meent de werkgever dat de werknemer aanspraak kan maken op een billijke vergoeding ter hoogte van het salaris over de maand december 2021.
De kantonrechter overweegt bij het vaststellen van de billijke vergoeding het volgende.
Onrechtmatige opzegging
De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst onregelmatig opgezegd en volgens de kantonrechter valt die omstandigheid de werkgever toe te rekenen. De werkgever heeft er op gewezen dat hij niet op de hoogte is van het Nederlandse arbeidsrecht, maar de kantonrechter is van oordeel dat het de werkgever ernstig valt te verwijten hoe zij heeft gehandeld. De werkgever moet als goed werkgever op de hoogte zijn van de opzegbepalingen en hiermee in overeenstemming te handelen. De werkgever moest weten dat hij de arbeidsovereenkomst zonder geldige dringende reden en zonder de geëigende wegen te bewandelen niet kon beëindigen.
Bewust in financiële problemen gebracht
De werkgever heeft de werknemer bewust in financiële problemen gebracht door over de maanden oktober, november en december 2021 geen salaris te betalen. Ondanks dat de werkgever inmiddels erkent dat hij de transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding aan de werknemer verschuldigd is, heeft hij tot nu toe niets betaald zodat de financiële problemen voor de werknemer voort duren.
De werknemer heeft aangevoerd dat de opzegging plaatsvond in een periode van ziekte en dat zij vanwege haar baan naar een andere woonplaats is verhuisd. Deze stellingen zijn door de werkgever betwist en door de werknemer onvoldoende onderbouwd zodat de kantonrechter bij het bepalen van de billijke vergoeding daarmee geen rekening houdt.
Contract tussentijds opzegbaar
De kantonrechter houdt bij de vaststelling van de billijke vergoeding verder rekening met de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst wel tussentijds opzegbaar was. Verder is van belang dat de arbeidsovereenkomst reeds op 31 december 2021 op rechtmatige wijze zou eindigen en dat de werknemer relatief kort in dienst was bij de werkgever. Ook is van belang dat ervan wordt uitgegaan dat het, zoals de werknemer ter zitting heeft verklaard, mogelijk moet zijn elders snel werk te vinden.
Daarnaast betrekt de kantonrechter de aan de werknemer toekomende transitievergoeding ad € 899,75 en de gefixeerde schadevergoeding van € 3.258,22 bij zijn oordeel nu de werkgever tegen toewijzing van deze bedragen geen verweer heeft gevoerd.
Twee maanden salaris
De kantonrechter zal, uitgaande van het voorgaande, de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 3.560,26 bruto (twee maanden salaris). Hoewel werkgever ernstig valt te verwijten hoe hij heeft gehandeld is het niet redelijk werkgever, naast de onregelmatigheidsvergoeding en transitievergoeding, te veroordelen tot een hogere billijke vergoeding.
Het verzoek van de werknemer tot betaling van € 302,05 aan achterstallig salaris kan als onweersproken worden toegewezen. Aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen is er niet.
Geen aanbod voor vaste arbeidsomvang
De werkgever heeft niet weersproken dat hij op grond van artikel 7:628a lid 8 BW zijn verplichting om een aanbod voor een vaste arbeidsomvang te doen niet is nagekomen. De werknemer heeft dus recht op salaris over de gemiddelde arbeidsomvang over de periode 1 april 2020 tot en met 31 maart 2021. De werknemer heeft berekend dat zij over de maanden april 2021, augustus 2021 en september 2021 € 1.440,32 te weinig salaris heeft ontvangen.
De werkgever verweert zich niet tegen die berekening, met dien verstande dat het bedrag volgens hem moet worden verminderd met € 211,87 bruto (maand april 2021). De kantonrechter verwerpt het betoog van de werkgever nu deze stelling niet uit artikel 7:628a lid 5 BW volgt. Het verzoek van de werknemer tot betaling van € 1.440,32 bruto ligt voor toewijzing gereed. De kantonrechter ziet aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 10 procent.
Verzoek eindafrekening afgewezen
Het verzoek van de werknemer om de werkgever te veroordelen een correcte eindafrekening ten aanzien van de waarde van het van 1 juni 2021 tot en met 6 oktober 2021 door de werknemer opgebouwde vakantietoeslag en de door haar eveneens tot 6 oktober 2021 opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen op te stellen wijst de kantonrechter af. De werkgever heeft onweersproken aangevoerd dat zij op 8 november 2021 een eindbetaling ad € 1.270,16 netto heeft gedaan aan de werknemer. Dit is conform de eindspecificatie zoals destijds naar de werknemer is verstuurd. De eindafrekening ziet op 77,37 verlofuren (meeruren) x € 11,35 (uurloon) en daarnaast de opgebouwde vakantietoeslag.
Afwijzing verzoek advocaatkosten
Het verzoek van de werknemer tot betaling van de door haar gemaakte advocatenkosten ad € 6.000 inclusief BTW, wijst de kantonrechter af. Niet gebleken is dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De door de werknemer gevorderde kosten zien slechts op deze procedure.
De wettelijke rente wijst de kantonrechter toe.
Beslissing
De kantonrechter veroordeelt de werkgever om aan de werknemer te betalen:
- € 3.560,26 bruto voor een billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- € 899,75 bruto voor een transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 november 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- € 3.258,22 bruto voor de gefixeerde schadevergoeding , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- € 302,05 bruto voor achterstallig salaris over de periode van 1 tot en met 6 oktober 2021 te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente over beide bedragen vanaf 1 november 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- € 1.440,32 bruto voor achterstallig loon over de maanden april, augustus en september 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente over beide bedragen vanaf 24 februari 2022 tot de dag der algehele voldoening.
De kantonrechter wijst af het meer of anders verzochte en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 23 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3845