UWV heeft de compensatie van de transitievergoeding vastgesteld op € 0. Als de dag na het einde van het opzegverbod wegens ziekte lag voor 1 juli 2015, is geen compensatie vereist, aldus UWV. Wat oordeelt de rechtbank?
Wat speelde er?
De ex-werkneemster meldde zich op 17 december 2012 ziek. Per 14 december 2014 is aan de ex-werkneemster een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend.
Het opzegverbod tijdens ziekte eindigde op 16 december 2014. Het dienstverband is daarna slapend voortgezet.
De werkgever werkgever en de ex-werkneemster sloten op 20 december 2019 een vaststellingsovereenkomst, waarin is neergelegd dat de ex-werkneemster langdurig arbeidsongeschikt is, dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt per 30 december 2019 en dat de werkgever bij einde dienstbetrekking aan de ex-werkneemster een transitievergoeding betaalt van € 17.892 bruto.
De werkgever heeft de transitievergoeding aan de ex-werkneemster betaald in drie gelijke termijnen van € 5.964 bruto. De laatste termijn is aan de ex-werkneemster betaald op 26 maart 2020.
De werkgever heeft UWV verzocht om compensatie van de betaalde transitievergoeding. UWV heeft die compensatie vastgesteld op € 0 en die vaststelling in bezwaar gehandhaafd.
Compensatie sinds 1 juli 2015
Als gevolg van de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) is een werkgever sinds 1 juli 2015, aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd als de werkgever de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid beëindigt. De wetgever heeft in artikel 7:673e van het BW voorzien in een vergoedingsregeling voor werkgevers.
Werkgevers kunnen bij UWV verzoeken om een compensatie van de transitievergoeding betaald aan een langdurig arbeidsongeschikte.
In artikel 7:673e, eerste lid, onder a, van het BW zijn de voorwaarden geformuleerd waaraan moet worden voldaan wil een werkgever aanspraak kunnen maken op compensatie.
Twee maximeringen
In art. 7:673e, tweede lid, van het BW is geregeld wat de hoogte is van de compensatie. De regeling bevat twee maximeringen:
- De compensatie is nooit hoger dan de transitievergoeding die de werkgever daadwerkelijk heeft betaald.
- De compensatie bedraagt niet meer dan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar.
Einde opzegverbod wegens ziekte
UWV stelt zich op het standpunt dat het peilmoment voor het recht op compensatie ligt bij het einde van het opzegverbod wegens ziekte na twee jaar. Dat wil in deze zaak zeggen op 16 december 2014. Ligt deze datum vóór 1 juli 2015, zoals hier het geval is, dan was er geen transitievergoeding verschuldigd en is het recht op compensatie € 0.
Uitleg UWV komt neer op extra voorwaarde
Uitgaande van de uitleg van UWV van het tweede lid, verstrekt UWV echter in het geheel geen (nihil) vergoeding, als de dag na het einde van het opzegverbod wegens ziekte lag voor 1 juli 2015. Deze uitleg van het tweede lid van artikel 7:673e van het BW komt feitelijk neer op een extra voorwaarde voor de verstrekking van compensatie. Nu die verstrekking al voortvloeit uit het eerste lid en het tweede lid slechts op de maximale hoogte daarvan ziet, laat deze uitleg van het tweede lid zich met het wettelijk systeem van de compensatieregeling niet goed rijmen.
Hoogte transitievergoeding
De tekst van het tweede lid van artikel 7:673e van het BW dwingt volgens de rechtbank niet tot die uitleg. In dat tweede lid wordt verwezen naar het bedrag aan transitievergoeding dat de werkgever op grond van artikel 7:673 van het BW verschuldigd zou zijn.
Die verwijzing duidt op de hoogte van de volgens artikel 7:673 van het BW verschuldigde transitievergoeding en niet op de verschuldigdheid van de vergoeding als zodanig.
Rekenvoorschrift
In artikel 7:673, tweede lid van het BW e.v. is bepaald hoe de hoogte van de transitievergoeding wordt berekend. Dit wordt gedaan aan de hand van de daadwerkelijke duur van de arbeidsovereenkomst. In die context kan artikel 7:673e, tweede lid van het BW ook slechts als rekenvoorschrift worden gelezen, in die zin dat bij berekening van de maximale hoogte van de compensatie, de duur van de arbeidsovereenkomst in voorkomend geval fictief wordt bekort (door van een eerdere beëindigingsdatum uit te gaan).
Misbruik voorkomen
Laatstgenoemde lezing sluit aan bij de reden voor de maximeringsbepaling, zoals die uit de wetsgeschiedenis blijkt. Uit de Memorie van toelichting komt in dit verband naar voren dat de maximering dient ter voorkoming van misbruik, namelijk het voortzetten van de arbeidsovereenkomst uitsluitend met het oog op het verkrijgen van een hogere compensatie.
Loonsanctie buiten berekening
Ook is met de maximering beoogd de periode van een verlengde doorbetalingsplicht als gevolg van een aan de werkgever opgelegde loonsanctie bij de compensatie buiten de berekening te laten, vanuit de gedachte dat de hogere transitievergoeding als gevolg van de loonsanctie aan de werkgever is te wijten.
Periode na einde opzegverbod buiten beschouwing
Met de maximeringsbepaling is aldus slechts beoogd te regelen dat de transitievergoeding die wordt opgebouwd in de periode ná het einde van het opzegverbod wegens ziekte tot aan de daadwerkelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, bij de compensatie buiten beschouwing blijft.
Opzegverbod vóór 1 juli 2015, einde contract daarna
Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever heeft stilgestaan bij de in deze zaak voorliggende specifieke situatie waarin het einde van het opzegverbod wegens ziekte vóór 1 juli 2015 lag, maar de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid ná die datum is beëindigd.
Geen compensatie ontzeggen
In het licht van het voorgaande kan echter niet worden aangenomen dat de wetgever een werkgever in die situatie compensatie van de betaalde transitievergoeding (geheel) heeft willen ontzeggen. Dit klemt te meer nu de wetgever de compensatieregeling gezien de overgangsrechtelijke bepalingen uitdrukkelijk met terugwerkende kracht van toepassing heeft laten zijn in situaties waarin de arbeidsovereenkomst op of na 1 juli 2015 is beëindigd of niet is voortgezet, zonder daarbij in een uitzondering te voorzien.
Einde aan slapende dienstverbanden
Het doel van de compensatieregeling is een einde te maken aan de praktijk van ‘slapende dienstverbanden’, door de werkgever te compenseren voor de cumulatie van de transitievergoeding met de tijdens de ziekte van de werknemer gemaakte (loon)kosten. In de door UWV gehanteerde uitleg van de maximeringsbepaling wordt aan dat doel afbreuk gedaan.
Het slapend houden van dienstverbanden waarvan het opzegverbod wegens ziekte al voor 1 juli 2015 eindigde, wordt met die uitleg in de hand gewerkt. De werkgever heeft dat ter zitting in feite ook bevestigd met de toelichting dat de vaststellingsovereenkomst met de ex-werknemer juist is aangegaan in de veronderstelling dat de werkgever compensatie zou ontvangen.
Compensatie transitievergoeding
Een redelijke wetsuitleg van de maximeringsbepaling brengt daarom mee dat als het einde van het opzegverbod wegens ziekte vóór 1 juli 2015 is gelegen, zoals in dit geval, dit niet in de weg staat aan compensatie van een over de voorafgaande periode opgebouwde transitievergoeding.
De conclusie uit het voorgaande is dat UWV is uitgegaan van een verkeerde wetsuitleg. Het beroep is daarom gegrond, aldus de rechtbank.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 6 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:13705