Het geschil tussen partijen betreft of de eigen werkzaamheden van de werknemer passend zijn in het kader van de re-integratie. Het deskundigenoordeel is onduidelijk. Het voorlopig oordeel is dat uit het deskundigenoordeel volgt dat de eigen werkzaamheden passend waren, waardoor de werkgever de loonbetaling niet had mogen stoppen en de loonvordering wordt toegewezen.
Wat speelt er in deze zaak?
Een werknemer, een schoonmaker, had een uitzendovereenkomst voor bepaalde tijd tot 4 november 2021. Hij viel op 2 april 2021 uit vanwege ziekte.
De bedrijfsarts heeft de werknemer op 6 juni 2021 geadviseerd om drie maal per week, vier uur per dag te re-integreren in lichte werkzaamheden. Advies is om te starten met re-integratie in zijn eigen functie. Vervolgens is tussen partijen discussie ontstaan over de invulling van de re-integratie.
Bij brief van 15 september 2021 heeft de werkgever een loonstop aangekondigd, omdat de werknemer zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet zou nakomen.
Bij brief van 4 oktober 2021 heeft (de gemachtigde van) de werknemer zich beschikbaar gesteld voor werk en de werkgever gesommeerd tot betaling van achterstallige salaris alsmede de wettelijke rente en wettelijke verhoging.
Deskundigenoordeel UWV
UWV heeft op 20 oktober 2021 op verzoek van de werknemer een deskundigenoordeel afgegeven. Daarbij is als onderzoeksvraag gesteld: “Is het werk dat ik moet of wil doen, passend?”.
In het deskundigenoordeel staat: “Ik vind het werk passend omdat het past bij de krachten en bekwaamheden van de werknemer en ook in billijkheid te aanvaarden is.”
Verder is in de begeleidende brief bij het deskundigenoordeel opgenomen: “Uw werkgever heeft u werk aangeboden dat volgens hem passend is. U heeft echter aangegeven dat het werk niet passend is. Ons oordeel is dat het werk wél passend is.”
De arbeidsovereenkomst is per 4 november 2021 geëindigd, nu de werkgever deze niet heeft verlengd.
Wat oordeelt de rechter?
De kantonrechter oordeelt dat het in voldoende mate waarschijnlijk is dat de loonvordering van de werknemer in een bodemprocedure wordt toegewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Artikel 7:658a lid 1 BW bepaalt dat de werkgever, ten aanzien van de werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf bevordert. Daarbij is de werkgever verplicht zodanige maatregelen te treffen als redelijkerwijs nodig, zodat de werknemer in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten.
Dit artikel bouwt voort op rechtspraak van de Hoge Raad. Daaruit volgt dat de werkgever een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer die zich bereid verklaart de bedongen arbeid te verrichten voor het gedeelte wat hij kan, moet toelaten, tenzij op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden moet worden geoordeeld dat dit redelijkerwijze van hem niet valt te vergen. Dit geldt ook wanneer de werkgever hiervoor de nodige organisatorische maatregelen moet treffen.
Eigen werk = passend
De kantonrechter is van oordeel dat het eigen werk als passend moet worden aangemerkt. Vast staat dat zowel in het deskundigenoordeel van het UWV als in het advies van de bedrijfsarts van 6 juni 2021 is geoordeeld dat de eigen werkzaamheden passend zijn. De werknemer heeft zich ook bereid verklaard zijn eigen werk, met een urenbeperking, te verrichten.
De werkgever heeft ter zitting betwist dat het eigen werk passend is. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het werk als reiniger van treinen niet in vier uur per dag kan worden gedaan. Ook zou er op locatie geen begeleiding beschikbaar zijn, was de veiligheid niet te garanderen en zou er geen mogelijkheid zijn geweest voor meerdere pauzes. Met een enkele mondelinge toelichting ter zitting heeft de werkgever dit standpunt echter onvoldoende onderbouwd.
Passend werk, ook met urenbeperking
De werkzaamheden werden doorgaans namelijk binnen een tijdsduur van vijf uur verricht en volgens het deskundigenoordeel zou geen sprake zijn geweest van gehaast werken. Er valt dan ook niet in te zien waarom er met een urenbeperking geen sprake zou zijn van passend werk. Daarnaast heeft de werkgever ook niet betwist dat zij collega’s van de werknemer wel in het eigen werk heeft laten re-integreren. De kantonrechter is dan ook voorlopig van oordeel dat uit de gestelde omstandigheden onvoldoende aannemelijk is geworden dat de werknemer zijn eigen werkzaamheden niet met de urenbeperking kon verrichten.
Aangeboden arbeid passend?
Verder heeft de werkgever nog ter zitting aangevoerd dat uit de begeleidende brief bij het deskundigenoordeel volgt dat het aangeboden werk (ook) passend is. Zoals hiervoor overwogen, waren de eigen werkzaamheden passend en had de werkgever deze moeten aanbieden. Het is voor de beoordeling van de loonvordering dan ook niet relevant of het door de werkgever aangeboden alternatieve werk ook als passend kan worden aangemerkt.
De kantonrechter acht het niet onwaarschijnlijk dat de door de werkgever aangehaalde passage uit de begeleidende brief een standaard tekstblok betreft. De inhoud van de brief komt ook niet overeen met de inhoud van het deskundigenoordeel. Zonder nadere toelichting, die ook ontbreekt, valt niet in te zien waarom het aangeboden werk als passend moet worden aangemerkt.
Geen oordeel gevraagd door werkgever
Het deskundigenoordeel maakt duidelijk dat de eigen werkzaamheden als passend worden aangemerkt. Ook is geen deskundigenoordeel aangevraagd voor beantwoording van de vraag of de aangeboden alternatieve werkzaamheden passend waren. Het had op de weg van de werkgever gelegen om een dergelijk oordeel aan te vragen. Dit heeft hij echter nagelaten en komt voor zijn rekening en risico. Het verweer van de werkgever faalt.
Eigen werkzaamheden passend: achterstallig loon betalen
Nu vast is komen te staan dat de eigen werkzaamheden passend zijn, wijst de kantonrechter de vordering van de werknemer tot betaling van het achterstallige salaris vanaf 15 september 2021 toe. Partijen hebben laten weten dat zij het er over eens zijn dat de arbeidsovereenkomst op 4 november 2021 rechtsgeldig is geëindigd. De kantonrechter wijst daarom de loonvordering toe over de periode van 15 september 2021 tot 4 november 2021.
Wettelijke verhoging en rente
De kantonrechter wijst de gevorderde wettelijke verhoging toe nu de niet tijdige voldoening van het salaris van de werknemer aan de werkgever moet worden toegerekend. De kantonrechter ziet in het kader van de voorlopige voorziening aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 10 procent.
De gevorderde wettelijke rente over het loon is ook toewijsbaar.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 23 december 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11982