Uit de nota van toelichting van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen blijkt dat de wetgever bewust heeft gekozen om geen rekening te houden met opgebouwd extra periodiek salaris dat nog niet is uitbetaald in de referteperiode.
Wat is de situatie?
Een vrouw was van 14 maart 2018 tot 1 oktober 2018 in dienst van een stichting. Op 22 oktober 2018 heeft zij zich ziek gemeld. Bij besluit van 30 januari 2019 heeft het UWV het dagloon van een vrouw voor de Ziektewet (ZW) vastgesteld op € 128,89. Het bezwaar van de vrouw tegen dit besluit heeft het UWV bij beslissing op bezwaar van 18 maart 2019 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het UWV heeft het dagloon berekend op grond van een referteperiode die loopt van 1 september 2017 tot en met 31 augustus 2018, een sv-loon van € 15.583,26 en 123 dagloondagen. De aan een vrouw in december 2018 betaalde eindejaarsuitkering is niet meegenomen in de berekening van het dagloon.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van een vrouw tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de eindejaarsuitkering is betaald na afloop van de referteperiode en om die reden door het UWV terecht buiten de dagloonvaststelling is gelaten op grond van artikel 12d van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit). Het UWV heeft er volgens de rechtbank terecht op gewezen dat het een bewuste keuze is geweest van de wetgever om in het geval van een extra periodiek salaris, zoals een eindejaarsuitkering, na 1 juni 2013 niet langer uit te gaan van de gereserveerde bedragen, maar van de in het refertejaar uitbetaalde bedragen. Uit de nota van toelichting kan niet de conclusie worden getrokken dat de wetgever de in sommige gevallen optredende nadelige effecten niet zou hebben voorzien.
De vrouw heeft in hoger beroep aangevoerd dat de toepassing van het Dagloonbesluit tot onbedoelde en ongewenste ongelijkheid leidt bij de berekening van het dagloon.
In geschil is of de in december 2018 na afloop van de referteperiode uitbetaalde eindejaarsuitkering moet worden meegenomen in het dagloon van de ZW-uitkering van de vrouw.
Berekening dagloon bij ZW-uitkeringen
Op grond van artikel 12e, eerste lid, van het Dagloonbesluit is het dagloon van uitkeringen op grond van de ZW de uitkomst van de volgende berekening:
[(A-B) x 108/100 + C] / D, waarbij:
- A staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een werkgever die vakantiebijslag reserveert;
- B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer in de referteperiode heeft genoten;
- C staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een werkgever die geen vakantiebijslag reserveert; en
- D staat voor 261, dan wel, indien de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden is aangevangen na aanvang maar voor het einde van de referteperiode, voor het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van de dag waarop de dienstbetrekking is aangevangen tot en met de laatste dag van de referteperiode.
Vakantiebijslag en extra periodiek salaris
In de Toelichting van het Dagloonbesluit (Stb. 2013, 185, nota van toelichting blz. 19, 20) staat het volgende:
“Vakantiebijslag en extra periodiek salaris worden in een dienstbetrekking doorgaans één keer per jaar uitbetaald. De hoogte is bij vakantiebijslag afhankelijk van het bedrag van het loon en de duur van de dienstbetrekking, bij extra periodiek salaris kan het bedrag (mede) afhankelijk zijn van het bedrag van het loon en de duur van de dienstbetrekking. De bedragen aan vakantiebijslag en extra periodiek salaris die zijn uitbetaald in het refertejaar, de voor de dagloonvaststelling relevante periode, zijn niet rechtstreeks gerelateerd aan het loon dat is betaald in het refertejaar. Naast de jaarlijkse uitbetaling van de vakantiebijslag vindt bij het einde van de dienstbetrekking vaak nog een eindafrekening plaats van de na de laatste uitbetaling opgebouwde vakantiebijslag.
De wijze waarop vakantiebijslag en extra periodiek salaris worden meegenomen in het dagloon is vereenvoudigd ten opzichte van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. De in het refertejaar door de werkgever feitelijk uitbetaalde vakantiebijslag blijft buiten de berekening van het dagloon. In plaats daarvan wordt het aldus ‘geschoonde’ loon van werknemers die naast hun loon recht hebben op vakantiebijslag, verhoogd met 8% van het loon als vakantiebijslag. Als de in de dienstbetrekking ontvangen vakantiebijslag hoger is dan 8% blijft het meerdere buiten beschouwing. Bij werkgevers die zogenaamde ‘all in verloner’ zijn (dat wil zeggen dat het vakantiegeld bij hen een onlosmakelijk geheel met het periodieke loon vormt), wordt al het uitbetaalde loon in het refertejaar bij de dagloonvaststelling meegenomen. Bij werknemers die extra periodiek salaris genieten wordt niet meer uitgegaan van het opgebouwde bedrag. Vanuit een oogpunt van vereenvoudiging wordt het bedrag bij de dagloonvaststelling meegenomen dat in het refertejaar is uitbetaald. Dat sluit aan bij de hoofdregel van de dagloonvaststelling. Voor de dagloonvaststelling is zodoende niet meer relevant welk bedrag de werknemer in het aangiftetijdvak aan extra periodiek salaris heeft opgebouwd”.
De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het UWV de eindejaarsuitkering terecht buiten de dagloonvaststelling heeft gelaten. Uit de nota van toelichting blijkt dat het een bewuste keuze is geweest van de besluitgever om – anders dan voorheen in het Besluit dagloonregels – geen rekening te houden met opgebouwd extra periodiek salaris dat nog niet is uitbetaald in de referteperiode.
Hoofdregel dagloonvaststelling
Daarbij is opgemerkt dat het meenemen van het bedrag dat in de referteperiode is uitbetaald aansluit bij de hoofdregel van de dagloonvaststelling. Deze hoofdregel is, zoals is neergelegd in artikel 12c, eerste lid, en artikel 12d, eerste lid, van het Dagloonbesluit, dat uitgegaan wordt van het loon in aangiftetijdvakken in de referteperiode waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan. De tekst van deze bepalingen noch de nota van toelichting biedt een aanknopingspunt voor het standpunt van de vrouw dat de besluitgever geen rekening heeft gehouden met de situatie dat het dienstverband korter is dan een jaar en de eindejaarsuitkering wordt betaald in een maand die valt na afloop van de referteperiode.
Regels leiden tot verschillende uitkomsten
Wat de vrouw heeft aangevoerd in verband met het gelijkheidsbeginsel kan, gelet op de bewuste keuze van de besluitgever voor deze regeling, geen doel treffen. De artikelen 12b tot en met 12e van het Dagloonbesluit regelen voor iedereen op gelijke wijze wanneer het refertejaar begint en eindigt, welk loon kan worden meegenomen en hoe het dagloon moet worden berekend. Onderkend wordt dat deze regels in verschillende situaties tot verschillende uitkomsten kunnen leiden. Dit is onder meer afhankelijk van het moment dat een dienstverband wordt aangevangen, het moment waarop loon wordt genoten en het moment van beëindiging van het dienstverband.
Ook bij dienstverbanden korter dan een jaar
Ook bij dienstverbanden van korter dan een jaar kan de eindejaaruitkering worden meegenomen bij de dagloonberekening als deze is genoten tijdens de referteperiode. Zoals overwogen in de uitspraak van de Raad van 1 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3908, kan van deze regeling niet gezegd worden dat deze in strijd is met het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur.
Correcte toepassing Dagloonbesluit
Hoewel het niet meenemen van de eindejaarsuitkering voor de vrouw ongunstig uitwerkt, is dit het gevolg van correcte toepassing van het Dagloonbesluit. Deze toepassing is niet in strijd met het uitgangspunt van de ZW dat de uitkering wordt gerelateerd aan het genoten loon tijdens het dienstverband waaruit de verzekerde door ziekte ongeschikt is geworden.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep, 2 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2268