Als we niet ingrijpen, zal de vraag naar sociaal-medische dienstverlening in 2027 meer dan 25 procent hoger zijn dan het beschikbare aanbod. Dit heeft met name te maken met het feit dat het
aantal WIA-gerechtigden de komende jaren steeds verder toeneemt.
Ingrijpen aan vraag- en aanbodkant
Een mismatch van ten minste 25 procent betekent dat UWV de komende jaren vrijwel geen professionele WIA-herbeoordelingen meer kan verrichten; de sociaal-medische dienstverlening die onderaan staat in de met UWV afgesproken prioritering. Concreet zal de voorraad WIA-herbeoordelingen in dat scenario in 2027 zijn opgelopen tot zo’n 150.000 mensen (ten opzichte van bijna 37.000 op dit moment.
Zonder ingrijpen is het waarschijnlijk dat UWV in 2027 ongeveer 67.000 van het totaal van circa 120.000 Ziektewet-spreekuren niet kan uitvoeren, omdat de verzekeringsartsencapaciteit ontbreekt. Ingrijpen aan de vraag- én de aanbodkant van sociaal-medisch beoordelen is daarom onvermijdelijk.
Aanvullende maatregelen
In overleg met UWV en de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) is de minister daarom op zoek gegaan naar aanvullende maatregelen die ervoor zorgen dat we verzekeringsartsen en andere professionals zo inzetten dat zij uitkeringsgerechtigden zo persoonlijk en effectief mogelijk ondersteunen. Dat heeft geleid tot de afspraak met UWV om twee maatregelen zo snel mogelijk te implementeren:
- omslag naar een regiemodel voor sociaal-medische dienstverlening;
- effectievere inzet van de verzekeringsarts in de Ziektewet.
Koolmees verwacht dat UWV met deze veranderingen beter in staat is om bij te dragen aan het doel van ons socialezekerheidsstelsel: arbeidsparticipatie waar mogelijk en inkomensondersteuning waar nodig. Ook verwacht hij dat ze de functie van verzekeringsarts aantrekkelijker maken, zodat dit ook bijdraagt aan het behoud van verzekeringsartsen bij UWV.
1 Omslag naar een regiemodel voor sociaal-medische dienstverlening
UWV moet de omslag maken naar een nieuwe werkwijze op het terrein van ziekte en arbeidsongeschiktheid: het werken in sociaal-medische centra. Koolmees verwacht dat UWV door die omslag meer mensen beter kan beoordelen en begeleiden.
Waar voor verzekeringsartsen op dit moment de focus ligt op het uitvoeren van sociaal-medische beoordelingen, worden zij met deze omslag de regisseur van het gehele proces dat een uitkeringsgerechtigde in de Ziektewet of de WIA bij UWV doorloopt.
De verzekeringsartsen krijgen daarbij ondersteuning van een multidisciplinair team van professionals, met onder meer arbeidsdeskundigen, sociaal-medisch verpleegkundigen, procesbegeleiders en medisch secretaresses.
Deze omslag betekent dat verzekeringsartsen, samen met hun team, in een sociaal-medisch centrum de verantwoordelijkheid krijgen voor een regionaal afgebakende groep uitkeringsgerechtigden.
2 Effectievere inzet van de verzekeringsarts in de Ziektewet
Voor recht op een Ziektewetuitkering geldt in het tweede Ziektewetjaar een ander criterium dan in het eerste Ziektewetjaar. In het eerste jaar wordt beoordeeld op geschiktheid voor ‘eigen arbeid’ en in het tweede Ziektewetjaar wordt beoordeeld op geschiktheid voor ‘gangbare arbeid’.
Dit afwijkende criterium voor het tweede Ziektewetjaar is ingevoerd op 1 januari 2013 met de Wet Bezava (Beperking ziekteverzuim arbeidsongeschikte vangnetters). Doel hiervan is dat werknemers
de arbeidsmogelijkheden die zij hebben ook benutten.
Eerstejaarsziektewetbeoordeling
UWV beoordeelt Ziektewet-gerechtigden in principe na het eerste ziektejaar op het aangepaste criterium aan de hand van een Eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWB). In het kader van de Ziektewet zou UWV jaarlijks gemiddeld 40.000 EZWB’s moeten uitvoeren. Vanwege de mismatch tussen het aanbod van en de vraag naar sociaal-medische dienstverlening lopen de achterstanden in het aantal uit te voeren EZWB’s echter op, ondanks het toepassen van een screeningswerkwijze.
UWV slaagt er op dit moment in om 81 procent van de uit te voeren EZWB’s daadwerkelijk te verrichten. Doordat UWV bijna 20 procent van de EZWB’s niet uit kan voeren, loopt UWV jaarlijks voor zo’n 8.000 mensen het risico dat zij te lang een Ziektewetuitkering ontvangen en dat hun afstand tot de
arbeidsmarkt groeit.
De groeiende mismatch op het gebied van sociaal-medische dienstverlening leidt tot een dalende uitstroom uit de Ziektewet en een toenemende gemiddelde Ziektewetduur.
De minister heeft UWV daarom gevraagd de komende twee jaar verschillende werkwijzen uit
te proberen, om te komen tot een effectievere uitvoering van de Ziektewet.
Drie varianten
De criteria voor toegang tot de Ziektewet blijven ongewijzigd – geschiktheid voor ‘eigen arbeid’ in het eerste Ziektewetjaar en geschiktheid voor ‘gangbare arbeid’ in het tweede Ziektewetjaar – maar UWV kan mensen gerichter en intensiever naar werk kan begeleiden. Ziektewetgerechtigden blijven ook wettelijk verplicht om aan hun re-integratie mee te werken.
Hierbinnen verkent UWV aan de hand van drie varianten hoe de uitvoering van de Ziektewet het meest effectief vorm kan krijgen.
- Het gericht inzetten van de EZWB. UWV voert alleen een EZWB uit als de verzekeringsarts verwacht dat deze leidt tot uitstroom uit de Ziektewet. Deze werkwijze bouwt voort op de bestaande screeningswerkwijze.
- Het niet meer uitvoeren van de EZWB, gecombineerd met de inzet van de vrijgekomen capaciteit in de sociaal-medische dienstverlening in de gehele Ziektewetperiode. Uitkeringsgerechtigden worden bij deze werkwijze niet standaard na één jaar beoordeeld, maar alleen op het moment dat uitstroom uit de Ziektewet waarschijnlijk is.
- Uitvoering van de Ziektewet-dienstverlening en de EZWB binnen sociaal-medische centra. Verzekeringsartsen krijgen met hun team de vrijheid de sociaal-medische beoordeling en –begeleiding binnen en buiten de Ziektewet effectief vorm te geven.
Samen met UWV en NVVG verwacht Koolmees dat deze werkwijzen niet zullen leiden tot een langere gemiddelde verblijfsduur van mensen in de Ziektewet of tot meer instroom in de WIA.
Geen toename
Met UWV is afgesproken dat de nieuwe werkwijzen in ieder geval – ook tijdens de komende twee jaar – niet mogen leiden tot een toename van de gemiddelde verblijfsduur in de Ziektewet of een toename van de instroom in de WIA. Ook de uitstroom richting werk is een centraal uitgangspunt en een belangrijke indicator. Zowel publiek- als privaat verzekerde werkgevers houden bovendien de komende twee jaar in elk district de mogelijkheid om UWV te vragen een EZWB voor hun (ex-)werknemers uit te
voeren.
Om te zorgen dat deze beoordelingen zo tijdig mogelijk kunnen worden uitgevoerd, is het nodig dat de aanvraag vergezeld wordt van informatie die de aanvraag onderbouwt. Net als voor de WIA-herbeoordelingen wil de bewindsman hierover nader overleggen met werkgevers, private uitvoerders en verzekeraars.
Meer nodig
De minister verwacht echter niet dat deze maatregelen voldoende zijn om de groeiende vraag naar sociaal-medisch beoordelingen op te vangen. Er is méér nodig, zelfs zonder een beleidswijziging, zoals de introductie van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen die de mismatch verder doet toenemen. Met UWV, NVVG en Gupta heeft hij zich daarom gebogen over wijzigingen in werkwijzen en wet- en regelgeving die een aanvulling op deze twee maatregelen zouden kunnen vormen.
Doordachte gezamenlijke stappen
Met een omslag in de werkwijze van UWV en een effectievere Ziektewetuitvoering kunnen we mensen die ziek of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn persoonlijker, meer op maat en slimmer beoordelen en begeleiden. Het vraagt echter doordachte gezamenlijke stappen om de veranderingen door te voeren. Het vraagt daarom tijd om de benodigde resultaten te bereiken. Dat betekent dat UWV op de korte termijn te maken zal blijven houden met een mismatch tussen de vraag naar en het aanbod
van sociaal-medische beoordelingen, maar het betekent ook dat we met elkaar de juiste weg inslaan.