De werkgever is een organisatie die zich hoofdzakelijk bezighoudt met de werving en het ter beschikking stellen van luchtvaartpersoneel aan Europese luchtvaartmaatschappijen.
Een piloot is op 7 april 2014 voor onbepaalde tijd in dienst getreden op basis van een ‘Agreement for the provision of services’.
De werknemer is op grond van dit Agreement door de werkgever ter beschikking gesteld aan een luchtvaartmaatschappij. Partijen hebben een keuze gemaakt voor Nederlands recht.
Training
In het Agreement is vermeld dat een ‘ A320 Type rating Bond ’ is aangehecht. Dit document houdt in dat de werknemer met ingang van 7 april 2014 zal deelnemen aan een training om te mogen vliegen op een Airbus A320. De kosten van de training bedragen volgens dit document € 30.000.
In het Agreement is een onderscheid gemaakt tussen een ‘training fee’ en een ‘service fee’. Voor de training fee is een bedrag van € 1.000 per maand overeengekomen om de ‘cost of living’ te dekken. Voor de service fee is een vast bedrag van € 20.000 per jaar overeengekomen en een variabel bedrag afhankelijk van de duur van de vlucht (sector pay) en de vraag of overnachting nodig was (daily allowance).
De werknemer heeft de training om te mogen vliegen op de Airbus A320 met succes gevolgd.
In de periode van september 2014 tot en met februari 2017 heeft de werkgever maandelijks een bedrag voor de kosten van de training om te mogen vliegen op de Airbus A320 ingehouden op het salaris van de werknemer onder de vermelding ‘inhouding TR bond’.
Op 21 april 2016 heeft de werknemer een wijziging van de arbeidsovereenkomst ondertekend in verband met zijn promotie.
Met het loon over september 2017 heeft de werkgever aan de werknemer een bedrag van € 4.875 netto uitbetaald onder de vermelding ‘Bond Return’.
Nieuwe beloningssystematiek
Met ingang van 1 april 2018 heeft de luchtvaartmaatschappij een nieuwe beloningssystematiek doorgevoerd voor de piloten die bij haar zelf in dienst zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.
De werkgever heeft aan de werknemer de keuze gegeven om loon te blijven ontvangen volgens de oude systematiek van de luchtvaartmaatschappij of de nieuwe. De werkgever heeft bepaald dat in de nieuwe systematiek het vakantiegeld is inbegrepen in de overeengekomen bedragen voor vast en variabel loon.
Achterstallige vakantiebijslag
Met een brief van 1 juni 2018 heeft de gemachtigde van de werknemer aan de werkgever bericht dat de werknemer niet akkoord gaat met de nieuwe salarissystematiek zonder aanvullende vergoeding voor vakantiegeld. Met deze brief heeft de werknemer de werkgever ook aangemaand om een bedrag van € 24.720,78 bruto (en € 1000 netto) aan de werknemer te betalen voor achterstallige vakantiebijslag over de periode tot en met 31 mei 2018, ten onrechte ingehouden en niet terugbetaalde training bond, ten onrechte toegepaste loonheffing over ‘daily allowance’ en kosten rechtsbijstand.
Op 7 augustus 2018 heeft de werkgever een bedrag van € 7.053,30 bruto betaald voor vakantiebijslag tot en met 31 mei 2018.
Salaris inclusief vakantiegeld
Op 23 augustus 2018 hebben partijen een ‘Contract Amendment’ getekend. Daarin staat dat de werknemer met ingang van 10 augustus 2018 een nieuwe functie gaat vervullen tegen het bijbehorend salaris volgens de nieuwe systematiek waarin het vakantiegeld is inbegrepen. Sindsdien wordt de werknemer volgens de nieuwe systematiek betaald.
De werknemer stapt naar de kantonrechter.
Deze zaak gaat over:
- het recht op minimumloon gedurende de periode van 7 april 2014 tot 27 augustus 2014;
- het recht op vakantiebijslag onder de oude en de nieuwe salarissystematiek;
- de bedragen die zijn ingehouden op het loon voor de kosten van de training om te mogen vliegen op de Airbus A320.
Partijen leggen de afspraken die zij hebben gemaakt anders uit. Zij hebben in het bijzonder een verschil van mening over de uitleg van de tekst van het Agreement en de bijlage over de trainingskosten.
Arbeidsovereenkomst
Volgens de kantonrechter kwalificeert de overeenkomst tussen partijen ook gedurende de eerste vijf maanden als een arbeidsovereenkomst. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt namelijk dat de werknemer meteen al op 7 april 2014 voor onbepaalde tijd in loondienst is getreden. Daarmee is de overeenkomst van het begin af aan een arbeidsovereenkomst.
Recht op vakantiebijslag
De werknemer wil met de gevorderde verklaring voor recht bereiken dat de werkgever ook in de nieuwe systematiek een extra vergoeding van 8% per jaar blijft betalen voor vakantiegeld.
Op grond van artikel 17 van de WMM is de vakantiebijslag jaarlijks in juni opeisbaar, maar kan hiervan schriftelijk worden afgeweken, mits uitbetaling minstens een keer per jaar geschiedt. Met de schriftelijke vastlegging dat het vakantiegeld in de nieuwe systematiek in het salaris is verdisconteerd en maandelijks zal worden uitbetaald is aan die voorwaarde voldaan. Het bedrag van 8% aan vakantietoeslag mag dus onderdeel zijn van een all-in salaris.
Waadi
Voor de beoordeling van de vraag of de werkgever kan volstaan met het all-in salaris volgens de nieuwe systematiek is ook de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) van belang. Deze wet bevat namelijk regels omtrent de arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten zoals de werknemer.
Hetzelfde loon
Op grond van artikel 8 lid 1 Waadi hebben de ter beschikking gestelde arbeidskrachten recht op ten minste hetzelfde loon en andere vergoedingen als de piloten die werkzaam zijn in loondienst van de luchtvaartmaatschappij zelf.
De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de piloten in dienst van de luchtvaartmaatschappij geen additionele vergoeding voor vakantiegeld ontvangen. De werknemer heeft niet aangetoond dat hij in de nieuwe salarisstructuur minder verdient dan een vergelijkbare piloot in dienst van de luchtvaartmaatschappij zelf. Op grond van de Waadi kan de gevorderde verklaring voor recht dus niet worden toegewezen.
Geen recht op extra vergoeding
De werknemer is met ingang van 10 augustus 2018 bevorderd. Hij heeft op 23 augustus 2018 een wijziging van zijn contract ondertekend waarin de nieuwe functie is vermeld. In die wijziging is ook vermeld dat de werknemer beloond zal worden overeenkomstig de nieuwe salarissystematiek voor piloten in dienst van de luchtvaartmaatschappij en dat de vakantiebijslag is inbegrepen in de vermelde bedragen. Met ingang van 10 augustus 2018 heeft hij op grond van de WMM dus geen recht meer op een extra vergoeding voor vakantiebijslag.
Eenzijdige wijziging
De werknemer heeft de gevorderde verklaring voor recht ook gebaseerd op de stelling dat de werkgever de overeenkomst eenzijdig heeft gewijzigd. Ook dat betoog faalt. De werknemer heeft immers ingestemd met zijn nieuwe arbeidsvoorwaarden.
Minder profijt
De werknemer verwijt de werkgever vooral dat de piloten met een contract naar Nederlands recht minder profiteren van de nieuwe salarissystematiek van de luchtvaartmaatschappij dan piloten met een contract naar een ander recht. De kantonrechter realiseert zich dat de werknemer liever meer zou hebben geprofiteerd. Er is echter geen rechtsregel die de werkgever verplicht om aan de piloten die zij ter beschikking stelt meer salaris te betalen dan de luchtvaartmaatschappij aan haar eigen piloten betaalt. De gevorderde verklaring voor recht kan dus niet worden toegewezen.
Training bond
De werknemer stelt dat de werkgever aan hem het volledige bedrag moet terugbetalen dat deze heeft ingehouden op zijn salaris voor de kosten van de training.
Volgens de werknemer heeft de luchtvaartmaatschappij die kosten volledig voor haar rekening genomen omdat de werknemer meer dan 36 maanden in dienst is gebleven. Dat blijkt volgens de werknemer uit de tekst van artikel 2 van de bijlage bij het Agreement.
Op grond van de tekst van de overeenkomst aanvaardt de kantonrechter de stelling van de werknemer dat de luchtvaartmaatschappij de volledige trainingskosten voor haar rekening heeft genomen als juist. Dat betekent dat het verweer van de werkgever dat hij € 15.000 aan trainingskosten heeft moeten maken voor de opleiding van de werknemer faalt. De werkgever zal dus alsnog het volledig ingehouden bedrag voor trainingskosten aan de werknemer moeten terugbetalen.
Uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland, 8 mei 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2603