De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde (artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek).
De payrollovereenkomst is een bijzondere vorm van de uitzendovereenkomst. Payrolling is pas sinds 2020, dus na de tijdvakken, in artikel 7:692 van het Burgerlijk Wetboek omschreven als de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de derde bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen.
In dienstbetrekking tot transportbedrijf?
De inspecteur van de Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de chauffeurs in privaatrechtelijke dienstbetrekking staan tot het transportbedrijf. Het transportbedrijf betwist dat en stelt dat de chauffeurs in dienstbetrekking staan tot het adviesbureau dat in Cyprus is gevestigd en dat het adviesbureau de chauffeurs in het kader van payrolling aan het transportbedrijf ter beschikking stelt.
Het transportbedrijf wijst erop dat de chauffeurs arbeidsovereenkomsten met het op Cyprus gevestigde adviesbureau dat is gespecialiseerd in personeel voor internationaal transport hebben gesloten, waarvan de arbeidsovereenkomsten schriftelijk zijn vastgelegd. Verder betaalt het adviesbureau de salarissen, aldus het transportbedrijf.
De door het transportbedrijf aangevoerde omstandigheden wijzen erop dat de chauffeurs een arbeidsovereenkomst hebben gesloten met het adviesbureau en dat het transportbedrijf deze inleent op basis van payrolling.
De inspecteur moet aannemelijk maken waaruit volgt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen het transportbedrijf en de chauffeurs. Volgens het hof is er geen sprake van een dienstbetrekking tussen het transportbedrijf en de chauffeurs.
Arbeidscontracten zeer summier
De inspecteur wijst erop dat de door de chauffeurs en het adviesbureau ondertekende arbeidscontracten zeer summier zijn; daarin is niets geregeld over terbeschikkingstelling aan het transportbedrijf, over kostenvergoedingen, recht op verlof en pensioenrechten.
De inspecteur stelt dat de overeenkomsten tussen de chauffeurs en het adviesbureau zo summier zijn dat daaruit niet de bedoeling van partijen kan worden afgeleid. Volgens de inspecteur is daardoor uitsluitend relevant op welke wijze partijen aan de overeenkomst invulling hebben gegeven. De op papier gesloten arbeidsovereenkomsten wijken zo sterk af van de feitelijke gang van zaken, dat sprake is van een schijnhandeling.
Schriftelijke vastlegging ontbreekt
Dat de schriftelijke vastlegging van de overeenkomsten summier is, doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de overeenkomsten. Dat neemt ook niet weg dat deze schriftelijke vastlegging een van de omstandigheden is waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de rechtsverhouding tussen het transportbedrijf, het adviesbureau en de chauffeurs. Het hof wijst erop dat de inspecteur stelt dat tussen het transportbedrijf en de chauffeurs arbeidsovereenkomsten zijn gesloten, maar dat een schriftelijke vastlegging daarvan geheel ontbreekt.
Loonbetalingsverplichting
De inspecteur stelt verder dat het transportbedrijf verplicht is de chauffeurs loon te betalen. De inspecteur stelt ter onderbouwing daarvan dat het adviesbureau de salarissen pas uitbetaalde nadat het transportbedrijf de betaling aan het adviesbureau had verricht.
De loonbetalingsverplichting lag daarmee volgens de inspecteur bij het transportbedrijf, terwijl het adviesbureau feitelijk slechts als kassier optrad.
De inspecteur wijst erop dat het transportbedrijf een chauffeur die nog geen loon had ontvangen, terwijl het transportbedrijf al wel had betaald aan het adviesbureau, heeft verwezen naar het adviesbureau. Het hof volgt de Inspecteur hierin niet.
Salariskosten voor rekening inlener
Het hof oordeelt daarover als volgt. Ook bij payrolling is het uiteraard zo dat de salariskosten (zij het indirect) voor rekening komen van de inlener, in dit geval het transportbedrijf. Dat het adviesbureau, om haar moverende redenen (wellicht liquiditeit of kredietbeheersing), de salarissen kennelijk pas uitbetaalde nadat zij van het transportbedrijf betaling had ontvangen, maakt niet dat daarmee jegens de chauffeurs de verplichting tot salarisbetaling op het transportbedrijf rustte.
Algemene voorwaarden
Verder wijst de inspecteur op de algemene voorwaarden van het adviesbureau. Ingevolge artikel 8 van die algemene voorwaarden mocht het transportbedrijf geen voorschotten betalen, maar dat deed zij toch en deze voorschotten werden door het adviesbureau verrekend met het loon.
Dat het adviesbureau de handelwijze van het transportbedrijf accepteerde en daarnaar handelde, duidt erop dat kennelijk tussen het transportbedrijf en het adviesbureau daarover nadere afspraken zijn gemaakt. Dat leidt niet tot de conclusie van het transportbedrijf dat het jegens de chauffeurs verplicht was tot betaling van het loon.
Gezagsverhouding
Verder stelt de inspecteur dat het transportbedrijf het materiële gezag over de chauffeurs uitoefent. Bij de aansturing van de chauffeurs spelen zowel een bedrijf in Noorwegen als het transportbedrijf een rol. Het adviesbureau heeft geen rol in de aansturing van de chauffeurs, aldus de inspecteur.
Uit de wettelijke omschrijving van de uitzendovereenkomst volgt dat de werknemer werk verricht onder toezicht en leiding van de inlener. Payrolling is een soort uitzendovereenkomst. Volgens het hof is inherent aan uitzenden – en daarmee payrolling – dat de inlenende ondernemer gezag over de werknemers uitoefent.
Transportbedrijf beslist over ontslag
De inspecteur stelt verder dat het transportbedrijf (feitelijk) beslist over het ontslag van chauffeurs. In geval van onvoldoende werk bij het transportbedrijf zoekt het adviesbureau niet naar ander werk voor de chauffeur. Chauffeurs die zelf ontslag nemen doen dat bij het transportbedrijf, niet bij het adviesbureau.
Wanneer het transportbedrijf niet verder wil met een chauffeur omdat deze niet bevalt of omdat zij onvoldoende werk heeft, dan wordt de chauffeur door het transportbedrijf ontslagen. Hij meldt dan aan het adviesbureau dat de loonbetaling moet worden gestopt. Het adviesbureau vraagt in voorkomende gevallen aan het transportbedrijf of er nog een ontslagbrief naar de chauffeur moet worden gestuurd, aldus de inspecteur.
Gang van zaken past bij payrolling
Het hof oordeelt dat deze gestelde feitelijke gang van zaken past bij payrolling (en van uitzending in het algemeen) dat de inlener beslist of hij de inlening van werknemers wil voortzetten. Het is dan aan de uitlener/payroller om te beslissen welke gevolgen dat heeft voor de arbeidsrelatie tussen de uitlener en de werknemer; de inlener staat daarbuiten.
Verder stelt de inspecteur dat alle overige aangelegenheden die een werkgever aangaan bij het transportbedrijf zijn belegd. het transportbedrijf voert alle werkgevershandelingen en -taken uit. De chauffeurs hadden volgens de inspecteur feitelijk geen contact met het adviesbureau. Ziekmelding en verzoeken om verlof doen de chauffeurs bij het transportbedrijf, niet bij het adviesbureau.
Transportbedrijf als werkgever beschouwd
De chauffeurs beschouwden het transportbedrijf en niet het adviesbureau als hun werkgever. De chauffeurs moesten (wijzigingen in) de personele gegevens doorgeven aan het transportbedrijf en niet aan het adviesbureau. Vervolgens gaf het transportbedrijf de gegevens door aan het adviesbureau. De voor chauffeurs noodzakelijke cursussen werden door het transportbedrijf geregeld en betaald.
Verkeersboetes voor rekening transportbedrijf
Het transportbedrijf bepaalde of chauffeurs de verkeersboetes moesten betalen of dat deze boetes voor rekening van het transportbedrijf kwamen. Het bedrijf besloot ook of chauffeurs moesten worden verzekerd voor ziektekosten. Verder verstrekte het bedrijf voor eigen rekening een mobiele telefoon, een tankpas en een geldige eurovergunning aan de chauffeurs. Van een chauffeur die een ongeluk met de vrachtwagen had gehad, heeft het transportbedrijf een hotel en de terugvlucht verzorgd en betaald. Het adviesbureau heeft hier geen enkele bemoeienis mee gehad.
Dagelijks gezag rust bij inlener
Omdat het dagelijkse gezag bij payrolling berust bij de inlener, ligt het voor de hand dat de werknemers (de chauffeurs) meer contact hebben met de inlener (het transportbedrijf) dan met de uitlener ( het adviesbureau ). Dat het transportbedrijf in voorkomende gevallen optrad als intermediair tussen de chauffeurs en het adviesbureau en dat zij zich het wel en wee van de chauffeurs aantrok, maakt niet dat een dienstbetrekking bestond tussen het transportbedrijf en de chauffeurs.
Veel van de door de inspecteur gestelde omstandigheden hebben niet (alleen) betrekking op het werkgeverschap, maar zijn ook nauw verbonden met de (verdere) bedrijfsvoering van het transportbedrijf, zodat het logisch is dat zij zich daarmee bezighield.
‘Overeenkomst niet nageleefd’
De Inspecteur stelt nog dat de tussen het transportbedrijf en het adviesbureau gesloten overeenkomst niet wordt nageleefd. Er zijn geen schriftelijk vastgelegde afspraken tussen het transportbedrijf en het adviesbureau over uitzending van personeel of payrolling. Hij stelt dat dit een zeer ongebruikelijke gang van zaken is gelet op de onzekerheid over de continuïteit van de terbeschikkingstelling, onduidelijkheid over de aansprakelijkheid van het adviesbureau en de rechtszekerheid.
De stellingen van het transportbedrijf komen erop neer dat zij naast de overeenkomst een (niet schriftelijk vastgelegde) overeenkomst van payrolling heeft gesloten.
Onvoldoende gewicht in de schaal
De overeenkomst ziet niet op de betrekkingen tussen de chauffeurs en het transportbedrijf, maar op de rechtsbetrekking tussen het adviesbureau en het transportbedrijf. Het wel en wee van de overeenkomst doet daarom in deze procedure niet ter zake. Dat het ongebruikelijk is dat de payrollovereenkomst niet schriftelijk is vastgelegd, legt – gelet op de door het transportbedrijf aangevoerde omstandigheden – onvoldoende gewicht in de schaal om tot het oordeel te komen dat een dergelijke overeenkomst niet zou zijn gesloten.
Overige omstandigheden
De Inspecteur wijst erop dat het adviesbureau in verschillende rechterlijke procedures (met StiPP, de SVB en de Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg) ontkent een uitzendbureau of payrollbedrijf te zijn. De inspecteur wijst erop dat het transportbedrijf op vragen van de vakbond FNV heeft geantwoord geen gebruik te maken van uitzendbureaus of payrollbedrijven.
Het hof beoordeelt in deze procedure zelfstandig of sprake is van arbeidsovereenkomsten tussen het transportbedrijf en de chauffeurs. Dat het adviesbureau en het transportbedrijf in andere procedures en onder andere omstandigheden anders hebben betoogd, is daarvoor niet doorslaggevend.
Overige grieven
Het hof oordeelt dat uit de door de inspecteur gestelde omstandigheden niet voortvloeit dat de chauffeurs tot het transportbedrijf in dienstbetrekking stonden. Dat brengt mee dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd, evenals de belastingrente- en boetebeschikkingen. Het hof vernietigt deze.
Uitspraak Hof Arnhem Leeuwarden, 23 september 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:5895

