Tijdens het tweeminutendebat Arbeidsmarktbeleid en arbeidsmarktdiscriminatie is op 2 oktober 2025 een motie ingediend. De motie van Patijn (GroenLinks-PvdA) en Saris (NSC) wil laten onderzoeken hoe een minimumbedrag kan worden opgenomen in het ouderschaps- en geboorteverlof is dezelfde dag aangenomen.
Motie onderzoek minimumbedrag
In de motie-Patijn/Saris (29544, nr. 1295) staat het volgende:
“constaterende dat de SER aanbeveelt een bodem in te voeren bij de betaling van ouderschapsverlof en geboorteverlof;
overwegende dat uit evaluaties blijkt dat partners met een laag inkomen nu financieel in de knel komen wanneer zij verlof opnemen en daarom geen verlof kunnen opnemen, waardoor de regeling alleen gebruikt wordt door mensen met hogere inkomens;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe een minimumbedrag opgenomen kan worden in het ouderschaps- en geboorteverlof, zodat mensen met een lager inkomen ook gebruik kunnen maken van de verlofregelingen, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren.”
Wat zegt het SER?
In de aanbeveling van het SER staat het volgende:
“Voor werknemers met een laag inkomen is het van belang dat de bijdrage via het salaris niet disproportioneel en feitelijk ondraagbaar is voor het betreffende huishouden. Vooruitlopend op de resultaten van onderzoek naar het verband tussen de hoogte van de uitkering en het gebruik van geboorteverlof en betaald ouderschapsverlof valt te overwegen om een bodem in het dagloon te gaan hanteren.”
Scenario’s vereenvoudiging verlofstelsel
Volgens minister Paul van SZW is de motie overbodig. De mogelijkheden om een minimumbedrag aan te brengen in de uitkering van het aanvullend geboorteverlof en het betaald ouderschapsverlof zijn al onderzocht. Over deze mogelijkheden is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief Scenario’s vereenvoudiging verlofstelsel. Het betreft de scenario’s 5a tot en met 5c in de bijlage bij deze brief.



Bodem
In de brief staat het volgende:
“Om de toegankelijkheid van de verlofregelingen voor mensen met lagere inkomens te verbeteren, kan worden overwogen om een bodem in de betalingshoogte te hanteren, ter hoogte van het wettelijk minimumloon (WML). Daarmee wordt voorkomen dat het (individuele) inkomen bij verlofopname onder het niveau van het WML(-uurloon) uitkomt. Aan het hanteren van een dergelijke bodem, kleeft wel een aantal (uitvoeringstechnische) vraagstukken. In het verleden is door SZW en UWV onderzocht of het hanteren van een WML-bodem bij verlofuitkeringen uitvoerbaar was. Dit bleek toen niet het geval, omdat UWV niet over betrouwbare gegevens over de arbeidsduur beschikt. Deze gegevens zijn nodig om te voorkomen dat een deeltijdwerknemer tijdens het verlof een uitkering ontvangt die hoger is dan diens reguliere inkomen.
Uit een nadere verkenning van SZW en UWV blijkt dat andere varianten van een bodem in beginsel wel uitvoerbaar zijn. Deze varianten zijn opgenomen in scenario 5 (5a en 5b). Tegelijkertijd kennen ook deze varianten (grote) knelpunten van administratieve en uitvoeringstechnische aard voor werkgevers of UWV en brengen die opties financiële of budgettaire effecten met zich mee, waarin een afweging moet worden gemaakt. Afhankelijk van de precieze invulling, komt een bodem de toegankelijkheid van de verlofregelingen naar verwachting ten goede.”
De Tweede Kamer heeft de motie toch aangenomen, ondanks het bezwaar van minister Paul. Afwachten is wat er nu met de motie gebeurt.

