
De Kennisgroep loonheffing algemeen van de Belastingdienst heeft een standpunt ingenomen over de aanvraag van de kennismigrantenregeling.
Vreemdelingen die van buiten de Europese Unie (EU), Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland komen en in Nederland willen werken, hebben meestal een werkvergunning nodig.
Verblijfsvergunning
Voor bepaalde groepen vreemdelingen van buiten de EU/EER en Zwitserland gelden uitzonderingen. Zij hebben geen werkvergunning nodig, maar moeten wel een verblijfsvergunning of visum hebben als zij korter dan drie maanden in Nederland verblijven. Een groep waarvoor een uitzondering geldt, zijn de kennismigranten.
Kennismigrantenregeling (KMR)
De kennismigrantenregeling (KMR) is ingevoerd met het doel om de kenniseconomie te stimuleren door kenniswerkers aan te trekken en te behouden voor de Nederlandse arbeidsmarkt.
Als een kennismigrant van buiten de EU/EER of Zwitserland voor langer dan 90 dagen in Nederland komt werken en ook in Nederland komt wonen, vraagt zijn (toekomstige) werkgever een verblijfsvergunning aan bij de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND).
Aanvraag verblijfsvergunning door erkend referent
Alleen een werkgever die door de IND als erkend referent is aangemerkt kan via de ‘nationale kennismigrantenregeling’ deze verblijfsvergunning voor kennismigranten aanvragen. Op basis van deze verblijfsvergunning mag de kennismigrant ook in Nederland werken.
De aanvraag door de referent leidt tot één beslissing en de uitgifte van één verblijfspas met een aanvullend document op naam van de werknemer. De IND beoordeelt de aanvraag van de werkgever versneld. Met deze verblijfsvergunning is geen tewerkstellingsvergunning (TWV) meer nodig. De leges voor de aanvraag betaalt de werkgever aan de IND. Een werknemer kan de leges niet zelf betalen.
Procedure bij de IND
Alleen een in Nederland gevestigde werkgever kan een beroep doen op de KMR. De werkgever moet een erkend referent zijn. De werkgever moet hiervoor een verklaring ondertekenen die hij aan de IND stuurt. In die verklaring geeft hij bepaalde garanties.
De toelatingsprocedure voor kennismigranten van buiten de EU/EER of Zwitserland die langer dan 90 dagen in Nederland verblijven, is een versnelde procedure voor de aanvraag van een verblijfsvergunning. De IND beslist binnen twee weken als aan alle vereisten voor een geldige indiening is voldaan.
Als erkend referent heeft de werkgever een informatieplicht, een administratieplicht en een zorgplicht. Voor de kennismigrant zelf geldt alleen een informatieplicht. Daarnaast brengt het zijn van erkend referent voor de KMR verplichtingen mee voor de werkgever op straffe van een bestuurlijke boete.
De leges voor de aanvraag van de verblijfsvergunning (met het daaraan gekoppelde recht om in Nederland te mogen werken) op grond van de KMR moet de werkgever betalen aan de IND. Formeel (dat wil zeggen op grond van een wettelijke basis) zijn de leges voor de verblijfsvergunning verschuldigd door de vreemdeling.
Dubbel recht
De werknemer kan bij toekenning zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’ ophalen bij de IND. Dit document staat op naam van de werknemer. Het is de werknemer die met de KMR-verblijfsvergunning een dubbel recht krijgt; het recht om in Nederland te verblijven én het recht om in Nederland arbeid te verrichten.
Vraag en antwoord
Vormt de aanvraag, verlenging of omzetting van een verblijfs- en/of tewerkstellingsvergunning op grond van de KMR door een werkgever (belast) loon voor de werknemer?
Gedeeltelijk. De (advies)kosten van de aanvraag, verlenging en omzetting van de vergunning moeten worden gesplitst in een deel belast loon voor zover het verblijf van de werknemer betreft en een deel dat geen belast loon vormt voor zover het de TWV betreft.
In de situatie dat het een aanvraag betreft voor een vreemdeling van buiten de EU/EER of Zwitserland voor een verblijf van 90 dagen of langer in Nederland, vraagt de werkgever een verblijfsvergunning aan. De leges die de werkgever betaalt aan de IND vormen belast loon.
De werkgever kan het eventuele voordeel aanwijzen als eindheffingsbestanddeel.
Uitleg
De verplichting om een verblijfsvergunning te hebben rust op de werknemer; een verblijfsvergunning moet een werknemer, zijn vertegenwoordiger of zijn referent aanvragen.
Een aanvraag van een verblijfsvergunning en/of TWV op grond van de KMR is dus zowel gelegen in de sfeer van de op de werkgever rustende verplichtingen op het terrein van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) als in de sfeer van de op werknemer rustende verplichtingen op het terrein van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De kosten die de organisatie maakt om een aanvraag in te dienen (manuren, advieskosten en leges), worden gemaakt voor de organisatie van de werkgever; ze vormen bedrijfskosten.
Bedrijfskosten
Maar ook bedrijfskosten kunnen een voordeel opleveren voor de werknemer. Hiervan is in dit geval echter geen sprake voor wat betreft het TWV-deel. De aanvraag hiervan levert de werknemer geen voordeel op. De werknemer wordt niet rijker van de TWV en hij bespaart zich ook geen privé-uitgaven. De werknemer geniet dus feitelijk niets. Zie ook KG:204:2024:1.
Verblijfsdeel vergunning
Voor zover het de aangelegenheid is van de werknemer treedt de werkgever op als intermediair van de werknemer. Dit betreft het verblijfsdeel van de vergunning. De verplichting van een verblijfsvergunning rust op de werknemer. Als de werkgever de aanvraag hiervan verzorgt, bespaart de werknemer zich privé-uitgaven en wordt zijn beschikkingsmacht vergroot. Dit geldt ook voor de leges voor de aanvraag op grond van de KMR. Die zien op het verblijfsdeel van de vergunning. Als de werkgever deze betaalt (of uiteindelijk voor zijn rekening neemt), vormt dat een belastbaar voordeel voor de werknemer. In de Vw 2000 ligt wettelijk vast dat leges voor rekening van de vreemdeling komen.
Voordeel genieten
De werknemer geniet een voordeel als de werkgever de aanvraag voor het verblijfsdeel doet of door een adviseur laat doen. De werkgever moet, als hij de aanvraag zelf doet, het voordeel in aanmerking nemen naar de waarde in het economische verkeer (WEV). Als de werkgever een onafhankelijke derde (bijvoorbeeld een adviseur) inhuurt om de aanvraag te verzorgen, moet hij het voordeel waarderen op de factuurwaarde voor zover deze ziet op het verblijfsdeel van de vergunning.
Aandachtspunten
Hierbij merkt de kennisgroep nog het volgende op:
- De kosten die samenhangen met de verantwoordelijkheid van de werkgever voor het aanleveren van bepaalde informatie en documenten zijn alleen een aangelegenheid van de werkgever en behoren daarom niet tot het loon. Hierbij valt onder meer te denken aan de bewijsstukken van de vacaturemelding en andere inspanningen verricht door de werkgever op zoek naar personeel op de Nederlandse arbeidsmarkt en informatie over de arbeidsvoorwaarden die de werkgever biedt. Stukken die de werkgever ook had moeten aanleveren voor een TWV.
- Bij omzetting van de verblijfsvergunning en/of TWV op grond van de KMR naar een andere referent moet een nieuwe aanvraag worden gedaan, maar als het verblijfsdocument dan niet wordt vervangen, wordt bij inwilliging een aanvullend document afgegeven. Alleen het tewerkstellingsdeel wordt aangepast aan de naam van de werkgever. De aanvraag en de kosten die hiervoor worden gemaakt, zijn in dat geval geen loon.
- De verstrekking (of vergoeding) is gericht vrijgesteld als de werkgever de verstrekking aanwijst als eindheffingsbestanddeel. De Belastingdienst gaat uit van aanwijzing als eindheffingsbestanddeel voor zover aan de voorwaarden en grensbedragen voor een gerichte vrijstelling is voldaan.
- Als de werkgever de expatregeling toepast kan hij de verstrekking (of de vergoeding) aanwijzen als eindheffingsbestanddeel en ten laste brengen van zijn vrije ruimte. De kennisgroep is van mening dat de verstrekking (of de vergoeding) voldoet aan de gebruikelijkheidseis.
KG:204:2025:8 Kennismigrantenregeling