
De werkgever mocht van de werknemer verlangen dat zij de bedrijfsarts fysiek zou bezoeken. De bedrijfsarts heeft bevestigd dat dit nodig was en dat de werknemer hiertoe ook in staat was. Omdat de werknemer destijds geen (medische) stukken heeft overgelegd waaruit bleek dat hij de bedrijfsarts niet fysiek kon bezoeken, heeft de werkgever de betaling van het loon met ingang van 15 november 2024 op goede gronden opgeschort. De werkgever moet het loon alsnog betalen omdat achteraf moet worden vastgesteld dat de werknemer op 14 november 2024 nog volledig arbeidsongeschikt was.
Mocht werkgever loonstop toepassen?
Tussen partijen is ten eerste in geschil of de werkgever gerechtigd was om een loonstop toe te passen vanaf 15 november 2024 wegens het niet bezoeken van de bedrijfsarts. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever geen loonstop mocht toepassen, maar dat in dit geval een loonopschorting wel mogelijk is.
Een werkgever moet de gronden, waarop de loonstop wordt gebaseerd, aan de werknemer mede delen om de werknemer daarmee in staat te stellen zijn standpunt met betrekking tot de loonstop te bepalen en tijdig maatregelen te treffen.
In het e-mailbericht van 11 november 2024 heeft de werkgever aangekondigd dat als de werknemer niet op de afspraak van 14 november 2024 verschijnt de werkgever primair zal overgaan tot een loonstop en subsidiair tot opschorting van het loon.
In de brief van 21 november 2024 heeft de werkgever aan de werknemer laten weten vanaf 15 november 2024 het loon stop te zetten omdat zij niet is verschenen op de geplande (fysieke) afspraak bij de bedrijfsarts en als dat geen grond voor een loonstop is, dat wel een grond oplevert voor loonopschorting.
Niet verschenen op geplande afspraak bij bedrijfsarts
Op grond van de hiervoor bedoelde mededelingen gaat de kantonrechter ervan uit dat het niet verschijnen van de werknemer op de geplande (fysieke) afspraak bij de bedrijfsarts door de werkgever aan de loonstop ten grondslag is gelegd.
In artikel 7:629 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is geregeld wanneer de werkgever het recht heeft de betaling van het loon stop te zetten.
Zonder deugdelijke grond meewerken
De werkgever heeft in de brief van 5 december 2024 vermeld dat hij zich beroept op het bepaalde sub d in lid 3 van dit artikel. Hierin is bepaald dat de werknemer geen recht heeft op loon voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten.
Onduidelijk of afspraak ging om passende arbeid verrichten
De kantonrechter oordeelt dat in dit geval het niet verschijnen op de geplande (fysieke) afspraak bij de bedrijfsarts niet valt onder hetgeen in artikel 7:629 lid 3 sub d BW is bepaald. Onvoldoende gebleken is dat de afspraak bij de bedrijfsarts erop gericht was om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten. Dit kan ook worden afgeleid uit de bijstelling probleemanalyse van 3 oktober 2024, waarin is opgenomen:
“Op mijn web consult op 03-10-2024 sprak ik met mevrouw de werknemer . Er is sprake van arbeidsongeschiktheid. De beperkingen zijn nog actueel. Prognose is onduidelijk. De verwachting is dat mevrouw op korte termijn haar eigen/passende werkzaamheden niet kan hervatten. (…)”
Loon opschorten bij niet opvolgen redelijk voorschrift
In artikel 7:629 lid 6 BW is bepaald dat de werkgever het loon mag opschorten voor de tijd waarin de werknemer zich niet houdt aan door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften over het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever nodig heeft om het recht op loon vast te stellen.
Het niet opvolgen van de instructie van de werkgever om te verschijnen op de geplande (fysieke) afspraak bij de bedrijfsarts valt onder deze bepaling. De werkgever is immers afhankelijk van de informatie van de bedrijfsarts voor de vraag of een werknemer wel of niet ziek is en aldus voor de vraag of de werkgever het loon moet doorbetalen. Het voorschrift om de bedrijfsarts te bezoeken, is daarom een redelijk voorschrift.
Geen medische stukken overgelegd
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever van de werknemer mocht verlangen dat zij de bedrijfsarts fysiek zou bezoeken. De werkgever heeft nadat de werknemer had laten weten niet in staat te zijn de bedrijfsarts fysiek te bezoeken bij de bedrijfsarts navraag gedaan of een fysieke afspraak nodig was en/of de werknemer daartoe in staat moest worden geacht. De bedrijfsarts heeft bevestigd dat dit nodig was en dat de werknemer hiertoe ook in staat was.
Omdat de werknemer destijds geen (medische) stukken heeft overgelegd waaruit bleek dat zij niet in staat was om de bedrijfsarts fysiek te bezoeken, heeft de werkgever de betaling van het loon met ingang van 15 november 2024 op goede gronden opgeschort.
Loonstop i.v.m. niet meewerken aan mediation mag niet
Tussen partijen is verder in geschil of de werkgever gerechtigd was om een loonstop toe te passen vanaf 18 december 2024 wegens het niet meewerken aan mediation. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever op deze grond geen loonstop mocht toepassen.
De werkgever heeft in de brief van 5 december 2024 aangekondigd dat als de werknemer geen medewerking verleent aan mediation ook op die grond een loonstop wordt doorgevoerd. In de brief van 11 december 2024 heeft de werkgever verzocht binnen 7 dagen te laten weten of de werknemer haar medewerking zal verlenen aan mediation via beeldbellen. In die brief is verder aangekondigd dat als zij daartoe niet bereid is na afloop van die termijn een loonstop wordt ingezet.
Mediation niet vanwege arbeidsongeschiktheid
De kantonrechter oordeelt dat in dit geval het niet meewerken aan mediation via beeldbellen, niet onder artikel 7:629 lid 3 BW valt. Uit de probleemanalyse van de bedrijfsarts van 12 maart 2024 volgt dat naast de ziekte sprake is van een werkgerelateerd probleem. De bedrijfsarts adviseert daarom contact met elkaar op te nemen en met elkaar in gesprek te gaan om tot een wederzijdse oplossing te komen. Voor zover dat niet mocht lukken is het advies om via mediation te kijken wat de opties zijn.
De mediation is daarom aanbevolen om tot een oplossing te komen voor het werkgerelateerde probleem en stond los van de geconstateerde arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Niet gebleken is dat dit advies is veranderd en dat na het beëindigen van de pendel mediation door de mediator op 27 november 2024, de mediation gericht was om de werknemer is staat te stellen passende arbeid te verrichten. Dat zou ook tegenstrijdig zijn gelet op het bericht van de bedrijfsarts in de bijstelling probleemanalyse van 3 oktober 2024 waarin is opgenomen dat op korte termijn hervatting van de eigen/passende werkzaamheden niet wordt verwacht.
Achterstallig loon betalen
De werknemer heeft op 20 februari 2025 toegezegd naar de afspraak van de bedrijfsarts op 18 maart 2025 te gaan. Uit het rapport van de bedrijfsarts die de werknemer op 18 maart 2025 heeft onderzocht, blijkt dat zij nog altijd arbeidsongeschikt is. Op alle rubrieken is de werknemer (sterk) beperkt en geoordeeld wordt dat zij beperkingen heeft ten opzichte van normaal functioneren.
Volledig arbeidsongeschikt
Daarnaast verwacht de bedrijfsarts geen volledige werkhervatting binnen drie maanden en hoe het daarna verder zal gaan is volgens de bedrijfsarts afhankelijk van het medisch beloop. Gelet op dit rapport moet worden geoordeeld dat de werknemer ook op 14 november 2024 volledig arbeidsongeschikt was, zodat achteraf moet worden vastgesteld dat de werkgever ten onrechte de loonbetaling tijdens ziekte heeft opgeschort, zowel in verband met het feit dat de werknemer geweigerd heeft een fysiek bezoek aan de bedrijfsarts af te leggen als haar weigering om mee te werken aan mediation.
Door de rapportage van de bedrijfsarts van 18 maart 2025 staat immers vast dat de werknemer nog steeds arbeidsongeschikt is en een herstel binnen drie maanden niet te verwachten valt, zodat ook mediation geen zin heeft. Dat betekent dus dat de werkgever alsnog het loon moet betalen over de periode van 15 november 2024 tot en met 19 februari 2025.
Geen wettelijke verhoging en rente betalen
De gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente wijst de kantonrechter af. De werkgever heeft de loonbetaling mogen opschorten omdat de werknemer toen geen (medische) stukken heeft overgelegd waaruit bleek dat zij niet in staat was om de bedrijfsarts fysiek te bezoeken, zodat niet te zeggen is dat de werkgever in gebreke was met de tijdige loonbetaling.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 8 april 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:5579