
De werknemer is sinds 8 november 2019 bij een schoonmaakbedrijf in dienst op oproepbasis. Op 29 januari 2023 heeft de werknemer aan de werkgever laten weten dat zij langere tijd niet kan werken in verband met gezondheidsklachten. De werkgever heeft daarop laten weten haar uit het systeem te halen en een brief te sturen waarin staat dat partijen in onderling overleg hebben besloten de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Deze brief heeft de werknemer echter nooit ontvangen.
De werknemer meent dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd en verzoekt de kantonrechter te bepalen dat de werkgever haar loon doorbetaalt vanaf 1 januari 2023 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Arbeidsovereenkomst niet geëindigd
De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is geëindigd.
De werknemer heeft op 29 januari 2023 aangegeven voorlopig niet te komen werken, omdat zij gezondheidsklachten heeft. De werkgever had de bedrijfsarts moeten inschakelen. Dat heeft hij niet gedaan. In plaats daarvan heeft de werkgever aangegeven dat hij een brief zou sturen waarin staat dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt, maar ook dat heeft hij niet gedaan. De arbeidsovereenkomst is niet geëindigd met wederzijds goedvinden (artikel 7:670b lid 1 BW). Ook is geen sprake van een opzegging van de werknemer.
Geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring
De Hoge Raad heeft de eis gesteld dat de opzegging van de werknemer een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring moet zijn. Van zo’n verklaring is geen sprake. Ook van een eenzijdige opzegging namens de werkgever is geen sprake. De werkgever heeft alleen aangegeven dat hij de werknemer uit het systeem zal halen. Daaruit hoefde de werknemer niet te begrijpen dat de werkgever de arbeidsovereenkomst eenzijdig wilde beëindigen. De conclusie is daarom dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd.
Recht op loondoorbetaling
Omdat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd heeft de werknemer gedurende 104 weken recht op doorbetaling van 70% van haar loon tijdens ziekte (artikel 7:629 BW). De werknemer heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij beschikbaar was voor een oproep van de bedrijfsarts. De werkgever heeft dat niet weersproken. Dat de werkgever de werknemer niet heeft opgeroepen komt voor zijn rekening en risico.
Beroep op rechtsvermoeden
De werknemer doet voor haar aanspraak op loon een beroep op het rechtsvermoeden (artikel 7:610b BW). De werkgever voert aan dat voor de referteperiode een jaar als uitgangspunt moet worden genomen.
De kantonrechter heeft echter geen aanleiding om af te wijken van de wettelijke referteperiode van drie maanden en neemt de maanden oktober tot en met december 2022 als uitgangspunt. In deze maanden is gemiddeld 32,17 uur per maand gewerkt door de werknemer tegen een bruto uurloon van € 12,67. Dat leidt ertoe dat de werknemer recht had op betaling van € 407,59 bruto per maand tot het moment van ziekmelding, uitgaande van voormeld aantal gewerkte uren.
De werknemer vordert betaling van 70% van haar loon tijdens ziekte, te weten: € 285,31 bruto per maand. Dat bedrag is toewijsbaar over een periode van 104 weken na de eerste ziektedag, ofwel 29 januari 2023. De vordering tot loonbetaling wordt toegewezen vanaf 29 januari 2023 tot 29 januari 2025.
Vakantiegeld betalen
De werkgever heeft niet weersproken dat de werknemer recht heeft op vakantiegeld over de periode vanaf 29 januari 2023 tot 29 januari 2025. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling hiervan.
Wettelijke verhoging en rente betalen
De niet tijdige betaling van het loon vanaf 29 januari 2023 is aan de werkgever toe te rekenen. Dit betekent dat de werkgever de wettelijke verhoging is verschuldigd. De wettelijke verhoging wordt toegewezen tot het maximum van 50%. De kantonrechter ziet geen reden voor matiging. De wettelijke rente is toewijsbaar, omdat de werkgever te laat is met betaling van het loon.
De werkgever heeft ernstig verwijtbaar gehandeld omdat hij de re-integratie- en loondoorbetalingsverplichting niet is nagekomen. De kantonrechter wijst het verzoek van de werknemer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarom toe. De arbeidsovereenkomst wordt beëindigd met ingang van de datum van uitspraak.
Salarisspecificaties verstrekken
De gevorderde afgifte van salarisspecificaties zijn ook toewijsbaar. De kantonrechter begrijpt dat over de maand januari, ook vóór de ziekte, geen salarisspecificatie is verstrekt, aangezien er ook geen loon is betaald over januari 2023. De kantonrechter wijst daarom de vordering toe over de periode 1 januari 2023 tot 29 januari 2025. De kantonrechter matigt de gevorderde dwangsom tot een bedrag van € 50 per dag met een maximum van € 1.000 in totaal.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 31 maart 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1718