
De arbeidsovereenkomst van de werknemer is op enig moment – na een reeks stilzwijgende verlengingen – op grond van het arbeidsrecht een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geworden. Er is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd opgemaakt.
De werkgever heeft op 19 januari 2019 een verklaring ondertekend waarin staat dat de werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft. Deze verklaring is door de werkgever op verzoek van de werknemer opgemaakt in verband met de aankoop van een eigen woning. De werknemer heeft deze verklaring niet mede ondertekend.
De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst van de werknemer (op diens verzoek) per 31 juli 2020 beëindigd. Het loon van de werknemer was in 2020 € 22.897.
Ten onrechte lage AWf-premie toegepast
Bij de werkgever heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden. Daarbij is de aanvaardbaarheid onderzocht van de aangiften loonheffingen voor de jaren 2018 tot en met 2022. Het rapport dat naar aanleiding van het boekenonderzoek is opgesteld dateert van 2 mei 2023.
Uit het rapport volgt (onder meer) dat ten onrechte de lage premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) is toegepast op het loon van de werknemer. Het verschil tussen de hoge en lage premie is 5%.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur met dagtekening 24 mei 2023 de naheffingsaanslag aan de werkgever opgelegd van € 1.144. Gelijktijdig heeft de inspecteur de boete- en belastingrentebeschikking vastgesteld.
Aard arbeidsovereenkomst
Het percentage voor de premie AWf is afhankelijk van de aard van de arbeidsovereenkomst. Een onderscheid wordt gemaakt tussen een lage premie voor werknemers met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en een hoge premie voor overige werknemers.
Afschrift vast contract in loonadministratie
Voor de toepassing van de lage premie is het vanaf 1 januari 2020 verplicht om een afschrift van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de loonadministratie op te nemen. Deze termijn (1 januari 2020) is tweemaal verlengd met drie maanden (tot 1 juli 2020), zodat werkgevers (met arbeidscontracten die dateren van vóór 1 januari 2020) voldoende tijd hadden om te voldoen aan de (nieuwe) administratievereisten.
Ondertekend schriftelijk adddendum
Daarbij is ook goedgekeurd dat als een arbeidsovereenkomst van rechtswege is overgegaan van bepaalde naar onbepaalde tijd en geen schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aanwezig is, volstaan kan worden met het opmaken van een door beide partijen ondertekend schriftelijk addendum.
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
De werkgever voert aan dat er geen onduidelijkheid kan bestaan over het feit dat op grond van het arbeidsrecht sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Een (nieuwe) arbeidsovereenkomst is bij deze omzetting niet opgemaakt omdat op grond van de wettelijke bepalingen al sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Daarnaast verwijst de werkgever ook naar de afgegeven verklaring waarin hij heeft bevestigd dat de werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had.
Hoge AWf-premie
Het kan volgens de werkgever niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest dat in een geval waarbij arbeidsrechtelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, de hoge AWf-premie is verschuldigd. De reden voor de invoering van de premiedifferentiatie was het hoge risico dat een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou kunnen doen op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
Niet voldaan aan schriftelijkheidsvereiste
De inspecteur is van mening dat de werkgever door het ontbreken van een schriftelijke vastlegging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet voldoet aan de administratievereisten waardoor de hoge AWf-premie van toepassing is.
Onderdeel van Wet arbeidsmarkt in balans
De rechtbank stelt vast dat de wetgever het schriftelijk vastleggen van arbeidsovereenkomsten – en het bewaren daarvan in personeelsadministraties – bewust onderdeel heeft gemaakt van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab). Het doel dat de wetgever voor ogen heeft gehad is het bewerkstelligen van een goed controleerbaar systeem voor de Belastingdienst, het UWV en de werknemer zelf. Daarbij is voor de toepassing van de lage AWf-premie bewust de eis opgenomen dat – anders dan civielrechtelijk geldt – de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd schriftelijk moet zijn vastgelegd.
Geen schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
De rechtbank stelt vast dat de werkgever niet beschikt over een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de werknemer voor onbepaalde tijd, waardoor hij niet voldoet aan de administratievereisten. Dat wel sprake is van een materiële arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, is niet relevant.
Aanvullende eis voor toepassing lage AWf-premie
Voor de toepassing van de lage AWf-premie geldt immers de aanvullende eis dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd schriftelijk moet zijn vastgelegd. Ook voldoet de verklaring van 19 januari 2018 niet aan de administratievereisten, omdat de werknemer deze niet heeft ondertekend. Dit betekent dat de werkgever de hoge AWf-premie is verschuldigd.
Steun voor dit oordeel vindt de rechtbank in een arrest van de Hoge Raad waarin met betrekking tot de lage sectorpremie voor de Werkloosheidswet is geoordeeld dat de eis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst verbindend is.
Hoge AWf-premie verschuldigd
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat vanwege het ontbreken van een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de werknemer voor onbepaalde tijd, over diens loon de hoge AWf-premie door de werkgever verschuldigd is. Het verschil tussen de lage en hoge AWf-premie van € 1.144 is daarom terecht door de inspecteur nageheven.
Verzuimboete terecht en tot juiste bedrag opgelegd?
Op grond van de wet vormt het niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn betalen van belasting die op aangifte moet worden voldaan een verzuim waarvoor de inspecteur de belastingplichtige een boete kan opleggen. In beginsel kan de inspecteur dan een boete van 10% van de verschuldigde belasting opleggen, zoals hij heeft gedaan.
Nu de naheffingsaanslag – zoals hiervoor beoordeeld – terecht aan de werkgever is opgelegd, is dus ook sprake van een verzuim. Dat betekent dat de verzuimboete als uitgangspunt terecht aan de werkgever is opgelegd. Slechts in geval van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een verzuimboete achterwege te blijven.
Administratievereisten duidelijk geformuleerd
De rechtbank overweegt dat de administratievereisten met betrekking tot de premiedifferentiatie van de AWf-premie duidelijk zijn geformuleerd en geenszins op een andere manier kunnen worden uitgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de werkgever met de enkele stelling dat sprake was van een materiële arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, niet aannemelijk gemaakt dat zijn standpunt pleitbaar was.
Onjuiste keuze gemaakt
De werkgever heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat sprake is van avas. Daartoe overweegt de rechtbank dat de inspecteur ter zitting heeft toegelicht dat een werkgever bij het invullen van de aangifte loonheffingen (bewuste) keuzes moet maken waaruit volgt of de hoge of lage Awf-premie van toepassing is.
De werkgever heeft door het maken van onjuiste keuzes bij het indienen van de aangiften loonheffingen over het jaar 2020 ten onrechte de lage Awf-premie aangegeven en betaald. Daarmee heeft de werkgever niet de in redelijkheid te vergen zorg betracht om het verzuim te voorkomen.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur de boete terecht heeft opgelegd.
De rechtbank acht de opgelegde verzuimboete in dit geval passend en geboden.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 9 januari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:117