De Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU is tot stand gekomen tegen de achtergrond van de doelstellingen van het sociale beleid van de EU en de lidstaten. Deze doelstellingen van het sociale beleid van de EU betreffen onder meer de bevordering van de werkgelegenheid, de gestage verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, alsmede een adequate sociale bescherming en de sociale dialoog.
De Richtlijn heeft tot doel betere leefomstandigheden en arbeidsvoorwaarden in de Unie, met name op het vlak van de toereikendheid van minimumlonen voor werknemers om aan opwaartse sociale convergentie bij te dragen en loonongelijkheid te verminderen. Opwaartse sociale convergentie houdt in dat tussen lidstaten meer sociale gelijkheid ontstaat en dit tegelijkertijd op een hoger niveau ligt.
De Richtlijn beoogt niet het minimumloon in de EU te harmoniseren of een uniform mechanisme voor de vaststelling van minimumlonen te regelen. De Richtlijn stelt een kader vast om de beoogde doelen te bereiken en bevat verschillende elementen.
Kader voor minimumlonen
De Richtlijn is al in werking getreden (PbEU 2022, L 275) en een bindende EU-rechtshandeling. De lidstaten zijn krachtens het unierecht verplicht de tijdige en juiste implementatie van bindende EU-rechtshandelingen te realiseren. De Richtlijn moet dan ook worden omgezet in het Nederlandse rechtssysteem (implementatie). Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot implementatie van de Richtlijn.
Het doel van de Richtlijn is om een kader voor minimumlonen te introduceren. Het wetsvoorstel heeft daarom geen gevolgen voor de periodieke halfjaarlijkse indexatie van het minimumloon, zoals geregeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De vierjaarlijkse evaluatie van de hoogte van het wettelijk minimumloon wordt aan de hand van de Richtlijn wel uitgebreid, vergeleken met voorgaande evaluaties.
Zelf hoogte minimumloon bepalen
Voor loonkosten binnen Nederland heeft het wetsvoorstel geen directe gevolgen. Dat komt doordat het wetsvoorstel uitsluitend invulling geeft aan de procedures die de Richtlijn voorschrijft voor het vaststellen en aanpassen van het wettelijk minimumloon. Met de Richtlijn en het wetsvoorstel ter implementatie van de Richtlijn behoudt Nederland de vrijheid om zelf de hoogte van het wettelijk minimumloon te bepalen, inclusief de doorwerking op uitkeringen en andere regelingen.
15 november 2024 inwerkingtreding
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Richtlijn dient deze op 15 november 2024 omgezet te zijn in nationale wetgeving. Uiterlijk op deze datum moet het wetsvoorstel en de ministeriële regeling met indicatieve referentiewaarden in werking zijn getreden.
Indicatieve referentiewaarden
Momenteel behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel, en loopt de voorbereiding van de ministeriële regeling waarin de indicatieve referentiewaarden worden vastgesteld. Over de beoogde invulling van de ministeriële regeling met indicatieve referentiewaarden worden momenteel de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (StvdA) geconsulteerd. Dit consultatieproces wordt naar verwachting in juli 2024 afgerond.
De voorlopige stand van het denken is als volgt:
- De hoogte van het wettelijk minimumloon wordt in Nederland op basis van een brede overweging vastgesteld. Zo besteden de vierjaarlijkse evaluaties van de hoogte van het minimumloon aandacht aan kenmerken van minimumloonverdieners, aan het inkomen van minimumloonverdieners ten opzichte van kosten van levensonderhoud (koopkracht), aan hoe het minimumloon zich verhoudt tot de ontwikkeling en de verdeling van andere lonen, aan de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit, aan de hoogte van minimumlonen in andere landen, en aan effecten van het minimumloon op de werkgelegenheid en de arbeidsdeelname.
- De Richtlijn schrijft voor dat Nederland voor een onderdeel van deze brede overweging, namelijk de toereikendheid van het minimumloon, indicatieve referentiewaarden gebruikt. Minimumlonen zijn voor de Richtlijn toereikend als zij:
– een behoorlijke levensstandaard waarborgen voor werknemers op basis van een voltijdse arbeidsrelatie; en
– billijk zijn in verhouding tot de loonverdeling in de desbetreffende lidstaat. - In het consultatieproces met de sociale partners staan nu twee maatstaven centraal als mogelijke indicatieve referentiewaarden. Het betreft:
1. Het netto besteedbare inkomen van voltijds werkende minimumloonverdieners als percentage van noodzakelijke kosten voor levensonderhoud;
2. Het bruto wettelijk minimumloon als percentage van het mediane loon. - Een nieuw kabinet zal besluiten of het deze maatstaven wil vastleggen. Evenals welke percentages het aan de gekozen maatstaven wenst te koppelen.
In het wetsvoorstel is geregeld dat de indicatieve referentiewaarden bij ministeriële regeling worden vastgesteld. De ministeriële regelgeving met indicatieve referentiewaarden moet uiterlijk op 15 november 2024 in werking zijn getreden. Die datum is de deadline voor omzetting van de Richtlijn in nationale wetgeving.
Het wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen. Met onderhavig wetsvoorstel behoudt Nederland de vrijheid om zelf de hoogte van het wettelijk minimumloon te bepalen. Van een direct effect van het wetsvoorstel op de hoogte van het minimumloon is daarom geen sprake.
Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen de regeldruk. Dit is vastgesteld door het adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Dit is genoemd in de memorie van toelichting. Ook zijn er geen administratieve lasten voor bedrijven als gevolg van dit wetsvoorstel.
Nota naar aanleiding van Verslag Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen