De werknemer heeft geen recht op aanvullende transitievergoeding, billijke vergoeding of een vergoeding op basis van de activeringsregeling. Alleen de vergoeding voor de ten onrechte vervallen vakantie-uren wijst de kantonrechter op basis van het Max Planck-arrest toe.
Wat speelt er in deze zaak?
De werknemer heeft op 14 maart 1997 een schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend. In die arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de werknemer per 14 maart 1997 voor gemiddeld 32 uur per week bij het ziekenhuis in dienst treedt tegen een salaris van f 1.972,80 bruto per maand. Laatstelijk bekleedde de werknemer tegen een salaris van €1.561 bruto per maand, exclusief 8,33% vakantietoeslag en 8,33% eindejaarsuitkering.
Op 3 juni 2021 is de werknemer door ziekte uitgevallen. De werknemer heeft vervolgens eerst bij de werkgever re-integratiewerkzaamheden verricht en daarna heeft zij re-integratiewerkzaamheden in het tweede spoor verricht.
Op 15 april 2023 heeft de werknemer een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze is afgewezen.
Op 31 juli 2023 heeft de werkgever een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en bij beslissing van 18 september 2023 heeft het UWV de gevraagde toestemming verleend.
Bij brief van 20 september 2023 heeft de werkgever het dienstverband opgezegd tegen 16 december 2023.
Aan de werknemer is € 16.617,96 bruto aan transitievergoeding betaald.
Bij de eindafrekening is € 783,88 bruto aan openstaande verlofuren voldaan en € 6.147,00 bruto aan Persoonlijk Levensfase Budget (PLB). Dit komt overeen met 33,60 verlofuren en 307,35 PLB-uren.
Vordering werknemer
De werknemer vordert bij de rechtbank onder meer een aanvullend bedrag aan transitievergoeding, betaling van een billijke vergoeding, betaling van een vergoeding vanwege niet genoten vakantiedagen, betaling van een immateriële schadevergoeding wegens schending van de arbeidsomstandigheden en een bedrag van € 2.500 als activeringsregeling.
Aanvullend bedrag aan transitievergoeding
De werknemer vordert betaling van een aanvullend bedrag aan transitievergoeding. Daarvoor stelt zij in de eerste plaats dat het aan de werkgever is om een specificatie te verstrekken van de berekening. Deze heeft de werkgever niet gegeven.
Verder schetst de werknemer het kader waaraan de transitievergoeding moet voldoen en welke looncomponenten bij de berekening betrokken worden. Pas op de mondelinge behandeling wordt duidelijk dat volgens de werknemer een onjuiste datum van indiensttreding wordt gehanteerd en dat de jubileumuitkering ten onrechte niet is meegeteld en dat op grond daarvan een aanvullende betaling geïndiceerd is.
In dossier alleen ondertekende arbeidsovereenkomst
Met betrekking tot de datum van indiensttreding geldt dat zich in het dossier alleen de door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst bevindt. Dat de werknemer al vanaf 8 januari 1995 bij de werkgever werkzaamheden verrichtte stelt zij weliswaar, maar zij onderbouwt dit niet. Op de mondelinge behandeling stelt de werknemer dat een getuige (een collega) hierover kan verklaren en zij biedt uitdrukkelijk aan deze collega als getuige te horen. Wat de collega concreet zou kunnen verklaren wordt gesteld noch onderbouwd zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
Datum vermeld in schriftelijke arbeidsovereenkomst
De datum zoals vermeld in de schriftelijke arbeidsovereenkomst geldt daarom als uitgangspunt, te meer nu bij het 25-jarig jubileum ook van deze datum is uitgegaan en hiertegen door de werknemer niet is geprotesteerd. Voor wat betreft de berekening van de transitievergoeding is daarom van de juiste datum uitgegaan.
Jubileumuitkering element voor berekening transitievergoeding?
Partijen verschillen van mening of de betaalde jubileumuitkering een element is voor de berekening van de transitievergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
Vaste en variabele looncomponenten
Volgens het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding wordt de vergoeding vastgesteld aan de hand van de vaste looncomponenten en de variabele looncomponenten. Bij vaste looncomponenten gaat het om componenten waarvan de hoogte niet bepaald wordt door het functioneren van de werknemer of de resultaten van de onderneming. Bij variabele looncomponenten gaat het om componenten, waarvan de hoogte wel bepaald wordt door het functioneren van de werknemer of de resultaten van de onderneming.
Jubileumuitkering geen variabel compontent
Volgens de werknemer hoort de jubileumuitkering bij de variabele componenten. Volgens de kantonrechter is dit een onjuist standpunt. Variabele componenten gaan immers op basis van artikel 5 van de Regeling looncomponenten en arbeidsduur om bonussen, winstuitkeringen en eindejaarsuitkeringen. Een jubileumuitkering is daarbij niet genoemd.
Volgens de Toelichting (pagina 8) telt alleen loon dat overeengekomen is mee. Een gratificatie is een voorbeeld van iets dat niet is overeengekomen. Dat de betaling van een jubileumuitkering is opgenomen in de cao maakt dit niet anders.
De conclusie is daarom dat er geen aanleiding is om een aanvullende transitievergoeding te betalen. Dit deel van het verzoek wijst de kantonrechter af.
Billijke vergoeding
De werknemer vordert in de eerste plaats een billijke vergoeding omdat de werkgever de re-integratieverplichtingen heeft geschonden. De schending bestaat eruit dat de werkgever de werknemer niet in haar eigen organisatie werkzaam wilde hebben.
De werkgever had alles uit de kast moeten halen om voor de werknemer een passende werkplek te creëren. Verder stelt de werknemer dat de werkgever bij voortduring heeft aangedrongen op ondertekening van de detacheringsovereenkomst, waardoor de werknemer er psychisch aan onder door is gegaan. Als dit niet was gebeurd, had het dienstverband nog jaren voortgeduurd en had de werkgever het loon en de pensioenpremie moeten betalen.
Geen ernstig verwijtbaar handelen werkgever
De kantonrechter is van oordeel dat er geen plaats is voor betaling van een billijke vergoeding. Er doet zich immers geen situatie voor als bedoeld in artikel 7:681 BW. Bovendien geldt dat een billijke vergoeding alleen dan kan worden toegekend als sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever. De stelplicht en bewijslast daarvan ligt bij de werknemer. Hieraan heeft de werknemer niet voldaan. Er is onvoldoende feitelijk gesteld om aan te kunnen nemen laat staan vast te kunnen stellen dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Geen aanknopingspunten voor hoogte vergoeding
Voor het vaststellen van de hoogte van een toe te kennen billijke vergoeding daarnaast zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook voor wat betreft de hoogte van de gevraagde billijke vergoeding heeft de werknemer geen aanknopingspunten verstrekt. Wat alle (uitzonderlijke) omstandigheden inhouden waarmee rekening moet worden gehouden, is niet concreet toegelicht. Deze gevraagde billijke vergoeding wordt daarom afgewezen.
‘Niet rechtsgeldig opgezegd’
De werknemer heeft verder om toekenning van een billijke vergoeding gevraagd wegens de wijze van beëindiging van het dienstverband. De werkgever heeft ten onrechte niet opgezegd tegen het einde van de loonperiode. Hij had alleen rechtsgeldig kunnen opzeggen per 1 januari 2024.
Geen billijke vergoeding bij onjuiste opzegging
De kantonrechter overweegt als volgt. De werknemer onderbouwt dit verzoek niet zodat dit al hierom moet worden afgewezen. Op de mondelinge behandeling stelt de werknemer dat ook een billijke vergoeding gevraagd kan worden als sprake is van een onjuiste opzegging. Dit is echter niet juist.
Als een opzegging niet tegen de juiste datum is gedaan heeft de werknemer recht op een gefixeerde schadevergoeding overeenkomstig artikel 7:672, lid 11 BW. Een dergelijk verzoek is echter niet gedaan, zodat ter zake ook geen bedrag kan worden toegewezen. Voor zover de werknemer dit verzoek ter zitting heeft gedaan, is dit te laat.
Vergoeding voor niet genoten vakantiedagen
De werknemer vordert een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Zij stelt dat er een bedrag van € 6.951,52 is uitbetaald, maar dat het voor haar een raadsel is hoe dit bedrag tot stand is gekomen. Zij is twee jaar arbeidsongeschikt geweest en heeft toen nauwelijks verlof opgenomen. Ook wijst de werknemer erop dat bij ziekte 100% van het loon uitbetaald moet worden. Tot slot stelt de werknemer dat ook het werkgeversdeel van de pensioenpremie aan haar moet worden uitbetaald.
De werkgever stelt zich op het standpunt een correct bedrag te hebben uitbetaald. De werkgever legt de salarisstrook over die ziet op de afrekening van verlofuren en de bijbehorende berekening. Ook tijdens haar arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer verlof opgenomen. Ter onderbouwing legt de werkgever de verlofadministratie over.
Verder betwist de werkgever dat het werkgeversdeel van de pensioenpremie moet worden uitbetaald.
De kantonrechter stelt voorop dat de werknemer het door hem gestelde tegoed aan vakantiedagen zal moeten bewijzen indien de werkgever voldoende gemotiveerd betwist heeft dat aan de werknemer nog vakantiedagen toekomen. In verband met het bepaalde in art. 7:641 lid 2 BW, waarin ervan wordt uitgegaan dat de werkgever verplicht is administratie bij te houden van de door de werknemer genoten vakantiedagen, moet de werkgever zijn betwisting mede motiveren aan de hand van de uit deze administratie blijkende gegevens die dan ook door de werkgever in het geding moeten worden gebracht.
Verlofurenadministratie bijgehouden
De kantonrechter stelt vast dat de werkgever een verlofurenadministratie heeft bijgehouden. Het is vervolgens aan de werknemer om hiertegen onderbouwd en gemotiveerd verweer te voeren. Dit heeft zij niet gedaan. Het blijft in deze bij blote stellingen die niet zijn onderbouwd.
Bij de eindafrekening is een specificatie van de betaalde en niet genoten uren overgelegd. Gesteld noch gebleken is dat hiertegen is geprotesteerd. Ook op de zitting heeft de werknemer verklaard dat zij mogelijk in de tijd dat zij arbeidsongeschikt was en re-integratiewerkzaamheden verrichtte verlof heeft opgenomen. Het opgenomen verlof, zoals door de werkgever geadministreerd, geldt daarom als uitgangspunt.
79,25 uren verlof vervallen
Uit de verlofadministratie blijkt dat in totaal 79,25 uren verlof zijn vervallen. Gelet op het Max Planck arrest is dit niet zomaar toegestaan (ECLI:EU:C:2018:874 Max-Planck/Shimizu Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 november 2018).
‘Op precieze wijze’ en tijdig informeren
Van verval van vakantiedagen kan alleen sprake zijn als de werkgever de werknemer ‘op precieze wijze’ en tijdig heeft geïnformeerd over zijn vakantierechten en de werknemer heeft gewaarschuwd voor het moment waarop de werknemer deze rechten verliest. Dit is in deze zaak niet gebeurd, althans daarvan is niet gebleken. Dit houdt in dat deze dagen niet vervallen zijn en dat de werknemer recht heeft op uitbetaling daarvan.
Door werkgever gevoerde administratie juist
Voor wat betreft de overige aanspraak op uitbetaling van uren, is de kantonrechter van oordeel dat de werknemer niet heeft voldaan aan de stelplicht. Er is onvoldoende feitelijk gesteld. Met uitzondering van de 79,25 vervallen uren, gaat de kantonrechter in rechte uit van de juistheid van de door de werkgever gevoerde administratie.
Geen uitbetaling werkgeverspensioenpremie
Dan resteert nog de vraag of de werkgeverspensioenpremie aan de werknemer moet worden uitbetaald. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Het is inmiddels vaste rechtspraak dat het werkgeversdeel van de pensioenpremie niet meetelt bij de uitbetaling van verlofuren. Dit is een betaling aan een derde en hoewel de werknemer er wel recht op heeft dat deze bijdrage wordt voldaan, heeft hij niet zelf recht op dit bedrag en kan hij het dan ook niet zelf voor andere doeleinden aanwenden.
Vergoeding 79,25 openstaande en niet opgenomen verlofuren
De conclusie is daarom dat de werknemer recht heeft op vergoeding van 79,25 openstaande en niet opgenomen verlofuren. Voor verwijzing naar een schadestaatprocedure ziet de kantonrechter geen aanleiding. De werknemer heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden anders dan de vergoeding voor de niet genoten 79,25 verlofuren. Van de betaling moet de werkgever een bruto/netto specificatie verstrekken. Daaraan verbindt de kantonrechter de door de werknemer gevraagde dwangsom.
Ook is de werkgever over het te betalen bedrag de wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum van indienen van het verzoekschrift, te weten 15 februari 2024.
Immateriële schadevergoeding
De werknemer verzoekt om toekenning van een immateriële schadevergoeding wegens schending van de arbeidsomstandigheden. Zij stelt dat zij door toedoen van de werkgever psychische schade heeft geleden. de werkgever heeft onvoldoende gedaan om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen en dit is een schending van de zorgplicht zoals opgenomen in artikel 7:658 BW.
Zorgplicht niet geschonden
De kantonrechter is van oordeel dat niet vaststaat of aannemelijk is gemaakt dat de werkgever de zorgplicht heeft geschonden. Op de zitting is gebleken dat de werknemer zich heeft ziek gemeld en dat de reden daarvoor niet is gelegen in de fysieke klachten die de werknemer daarna ondervond en kennelijk nog ondervindt. In het verzoekschrift stelt de werknemer veel (enkele pagina’s) over de schending van de zorgplicht, maar dit is verder niet geconcretiseerd en toegespitst op de arbeidsrelatie van de werknemer. Het verzoek mist daarom feitelijke en juridische onderbouwing en wordt op grond daarvan afgewezen.
Vergoeding activeringsregeling
De werknemer maakt aanspraak op een bedrag van € 2.500 van de activeringsregeling.
Deze activeringsregeling is opgenomen in artikel 14 van de cao Ziekenhuizen. De regeling luidt als volgt:
- Aan de werknemer die voor onbepaalde tijd is aangesteld en die wordt ontslagen wegens:
- Vermindering of beëindiging van de werkzaamheden of
- Reorganisatie of
- Onbekwaamheid c.q. ongeschiktheid voor de in de instelling te vervullen functie die niet aan zijn schuld of toedoen te wijten is wordt met ingang van de dag, volgend op de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, door de werkgever een activeringsregeling toegekend overeenkomstig te bepalingen uit dit hoofdstuk.
(..)
In geval van onbekwaamheid dient de werknemer vijftien jaar of langer bij de werkgever in dienst te zijn. Onder onbekwaamheid wordt geen arbeidsongeschiktheid verstaan.
(..)
Werknemer valt niet onder bepalingen activeringsregeling
De werknemer is ontslagen vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. Zij valt daarom niet onder de bepalingen van de activeringsregeling en heeft daarom geen recht op aanspraak van een vergoeding. Dit deel van het verzoek wordt daarom afgewezen.
Beslissing
De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van het netto equivalent van de vergoeding overeenkomend met 79,25 verlofuren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2024 tot de dag van betaling,
Uitspraak Rechtbank Limburg, 22 april 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:1988