
Werknemers hebben in de regel tenminste één keer per jaar recht op vakantietoeslag van de werkgever (andere termen die je veel ziet is ‘vakantiegeld’ en ‘vakantiebijslag’). Hoe de werknemer de vakantietoeslag krijgt, welk percentage (minimaal en meestal 8%) en wanneer, dat staat vaak in de arbeidsovereenkomst zelf, en anders in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) of in het (personeels)handboek. Meestal wordt de vakantietoeslag eind mei uitgekeerd, soms gebeurt het ook in juni. De werknemer mag de vakantietoeslag niet later ontvangen dan 30 juni.
Twee uitzonderingen
Niet iedereen heeft recht op vakantietoeslag. De uitzonderingen op deze regel zijn:
- als in de cao staat dat er geen vakantietoeslag wordt betaald (maar het loon moet dan wel minimaal 108% van het minimumloon zijn);
- als een werknemer meer dan drie keer het minimumloon ontvangt én dit schriftelijk overeengekomen is.
Dit vinden we terug in artikel 15 en artikel 16 van het Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
- De werknemer heeft jegens de werkgever recht op een vakantiebijslag ten minste tot een bedrag van 8% van zijn ten laste van de werkgever komende loon alsmede van de uitkeringen waarop hij tijdens de dienstbetrekking krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1 of de artikelen 4:2b of 6:3 van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet aanspraak heeft, met dien verstande, dat het bedrag waarmede de som van dit loon en deze uitkeringen het drievoud van het minimumloon overschrijdt buiten beschouwing blijft.
- Behoudens het bij het tweede, derde en vierde lid bepaalde kan bij publiekrechtelijke regeling of collectieve arbeidsovereenkomst worden bepaald, dat de werknemer geen recht heeft op vakantiebijslag dan wel recht heeft op een lager bedrag aan vakantiebijslag dan uit artikel 15 voortvloeit.
(…) 5. Ingeval het door de werkgever en werknemer overeengekomen loon het drievoud van het minimumloon overschrijdt, kan ook bij schriftelijke overeenkomst worden bepaald, dat de werknemer geen recht heeft op vakantiebijslag dan wel recht heeft op een lager bedrag aan vakantiebijslag.
Uitbetaling
Wat betreft de uitbetaling van de vakantietoeslag kun je het volgende lezen in artikel 17:
- De vakantiebijslag, waarop de werknemer over het loon en de uitkeringen krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1 of de artikelen 4:2b of 6:3 van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet, voor zover een en ander over het tijdvak tot en met 31 mei van het lopende jaar opeisbaar is geworden, recht heeft verworven, wordt behoudens het bepaalde in de volgende leden in de maand juni uitbetaald.
- Bij publiekrechtelijke regeling of schriftelijke overeenkomst kan ter zake van het tijdstip van uitbetaling van het eerste lid worden afgeweken, met dien verstande, dat uitbetaling ten minste eenmaal per kalenderjaar dient te geschieden.
- Bij het einde van de dienstbetrekking wordt aan de werknemer het bedrag aan vakantiebijslag uitbetaald, waarop hij op dat tijdstip recht heeft verworven.
Niet op loonstrook
In artikel 7:626, lid 1 en 2 BW lees je wat er op de loonstrook moet staan. De wettelijke minimumvakantiebijslag wordt daar niet vermeld. Lees meer in onderstaand bericht.
Aangifte loonheffingen
Je treft met de term ‘vakantiebijslag’ twee rubrieken aan in de aangifte loonheffingen:
- Vakantiebijslag. Dit is het bedrag dat de werknemer in het aangiftetijdvak daadwerkelijk aan vakantiebijslag heeft genoten. Vaak is dat 8% van het brutoloon.
- Opgebouwde recht vakantiebijslag. Dit is het bedrag dat de werknemer in elk aangiftetijdvak aan recht op vakantiebijslag opbouwt, ongeacht of je daarvoor daadwerkelijk reserveert of niet.
Boetes
Betaalt een werkgever zijn werknemers geen vakantietoeslag of een vakantietoeslag die minder is dan 8 procent van het minimumloon, dan bedraagt het boetenormbedrag minimaal € 250 en maximaal € 2.000. De boetebedragen zijn afhankelijk van het percentage van de onderbetaling.