Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten adviseerde om een bepaling in de Wml op te nemen om bij een vermoeden van onderbetaling in combinatie met een ‘ondeugdelijke administratie’ uit te kunnen gaan van het rechtsvermoeden van een voltijds dienstverband van zes maanden. Deze aanbeveling is bedoeld om een extra instrument te hebben om onderbetaling van het wettelijk minimumloon (in het bijzonder voor arbeidsmigranten) aan te pakken en rechtsherstel voor de werknemer te bewerkstelligen.
Onderbetaling
Om onderbetaling te kunnen vaststellen, is de inspecteur van de Arbeidsinspectie afhankelijk van gegevens, bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst, gewerkte uren en loonstroken. Het komt voor dat de werkgever deze gegevens niet kan of wil verstrekken, terwijl er wel een vermoeden van onderbetaling is. Als het ook op andere manieren niet lukt om de gegevens te verkrijgen, bijvoorbeeld via de boekhouder, werknemer, etc., kan alleen een boete opgelegd worden voor het niet of niet tijdig verstrekken van de gevraagde gegevens en stukken (artikel 18b lid 2 Wml). Omdat de vermoedelijke onderbetaling in deze gevallen niet kan worden vastgesteld, kan geen nabetalingverplichting worden opgelegd. Daarmee krijgt de werknemer dus niet alsnog het eventuele achterstallige loon waar hij recht op heeft.
Fictieve onderbetaling berekenen
Door uit te kunnen gaan van een rechtsvermoeden van zes maanden (voltijds) arbeid, krijgt de Arbeidsinspectie of de civiele rechter de mogelijkheid om een fictieve onderbetaling te berekenen. Het is dan aan de werkgever om het rechtsvermoeden te weerleggen (omgekeerde bewijslast). Kan deze dat niet, dan kan op basis van de fictieve onderbetaling een nabetalingsverplichting worden opgelegd, waarmee de werknemer dus wél het achterstallige loon ontvangt.
Mogelijkheden voor rechtsvermoeden in Wml
In het commissiedebat Gezond en Veilig Werken van 15 juni 2023 heeft Van Gennip aangegeven de mogelijkheden voor een rechtsvermoeden in de Wml te bekijken en de Tweede Kamer hierover te informeren. Van Gennip heeft besloten om te starten met de inhoudelijke uitwerking ervan, wat zij in nauwe samenspraak met de sociale partners en de Arbeidsinspectie zal oppakken. Van Gennip verwacht eind 2024 de internetconsultatie te starten.
Arbeidsmisstanden aanpakken
Om te komen tot een eerlijke, gezonde en veilige arbeidsmarkt, is het belangrijk dat de juiste regels gelden, dat werkgevers deze regels naleven en dat arbeidsmisstanden worden aangepakt.
Het blijkt dat juist de meest kwetsbare doelgroepen de dupe van arbeidsmisstanden zijn. Daarom onderzoekt het kabinet in hoeverre misstanden door malafide werkgevers met het huidige instrumentarium effectief genoeg te sanctioneren zijn en of er eventueel nieuwe of andere sancties ingevoerd moeten worden.
In onze arbeidsmarkt gaat er veel goed en houden werkgevers zich in ruime meerderheid aan de geldende wet- en regelgeving. Het beleid is dan ook gebaseerd op vertrouwen; vertrouwen dat werkgevers de verantwoordelijkheid nemen om werknemers een goede werkplek te bieden in een veilige omgeving met de juiste arbeidsvoorwaarden. Ook is er een groep werkgevers die wel het goede wíl doen, maar verstrikt raakt in wet- en regelgeving of hier onvoldoende van op de hoogte is. Voor deze groep biedt het kabinet extra ondersteuning, bijvoorbeeld de route naar de verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E).
Ook bekijkt het kabinet in samenwerking met de uitvoering en toezichthouders kritisch of wet- en regelgeving eenvoudiger kan zodat ondernemers niet onbedoeld de fout in gaan. Helaas is er ook een groep werkgevers die willens en wetens de wet overtreedt ten behoeve van zoveel mogelijk economisch gewin ten koste van de werknemers, goedwillende werkgevers en het gelijke speelveld in Europa.
Feitelijk leidinggevenden beboeten
Naast het beboeten van een rechtspersoon kan ook de persoon die feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging worden beboet. Zo wordt de spil achter de overtreding aangepakt en direct in zijn privévermogen geraakt. De feitelijk leidinggevende kan de formele bestuurder zijn. Het instrument kan ook worden ingezet bij personen die formeel geen bestuurder zijn, maar die in de praktijk wel leiding aan verboden gedragingen hebben gegeven. De feiten en omstandigheden in de praktijk zijn hiervoor bepalend. De Arbeidsinspectie heeft ervaring met het beboeten van feitelijk leidinggevenden.
De huidige inzet van dit instrument is vooral in situaties met een (strategisch) faillissement of (dreigende) ontbinding van een onderneming. Dit komt vooral voor bij overtredingen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Daar waar aan feitelijk leidinggevenden boetes zijn opgelegd, bleken deze feitelijk leidinggevenden regelmatig ook bestuurder. Dit instrument treft dus ook die personen die anders via een eventueel bestuursverbod zouden worden aangepakt.
De Arbeidsinspectie wil, naast het beboeten van de rechtspersoon, ook de feitelijk leidinggevenden in meer dan voornoemde situaties gaan beboeten. De uitbreiding gaat om alle situaties waar het beboeten van alleen de rechtspersoon te weinig maatschappelijk effect geeft. In de praktijk vraagt het opleggen van een boete aan de feitelijk leidinggevende een aanzienlijke extra inspanning ten opzichte van alleen het onderzoeken van de gedragingen van de rechtspersoon. In dit aanvullende feitenonderzoek moet de inspecteur bewijzen dat de persoon feitelijk leiding heeft gegeven en dat de verboden gedraging ook persoonlijk verwijtbaar is.
Boetebeleidsregels
Op dit moment zijn in de beleidsregels boeteoplegging van de verschillende arbeidswetten (zoals de Arbowet en Wet minimumloon) geen specifieke boetenormbedragen voor feitelijk leidinggevenden opgenomen, behalve bij de Wet arbeid vreemdelingen. Met de opgedane ervaringen van de Arbeidsinspectie maakt de minister per arbeidswet een analyse om te bezien of deze boetebeleidsregels voldoen of dat ze moeten worden aangepast, inclusief een mogelijke (significante) verhoging van boetes. Over de voortgang volgt in de tweede helft van 2024 meer informatie.
Verantwoordelijk voor goede huisvesting
In de Wav staat dat de werkgever verantwoordelijk is voor goede huisvesting. UWV toetst bij aanvragen of de werkgever verklaart dat hij zorgt voor veilige en hygiënische huisvesting. Als blijkt dat er geen goede huisvesting is, kan de tewerkstellingsvergunning worden geweigerd of kan een al afgegeven vergunning worden ingetrokken. Ook hier geldt: no bed, no business. Het is belangrijk dat UWV hierop stevig toetst. Dat is mogelijk binnen de huidige regelgeving.
Aanvraagformulieren aangepast
De minister heeft UWV verzocht om de aanvraagformulieren voor een tewerkstellingsvergunning en een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid aan te passen. Deze aanpassingen zijn doorgevoerd.
UWV zal hierdoor bij werkgevers meer informatie opvragen over de huisvesting van vreemdelingen voor wie zij een vergunning aanvragen. Ook wordt het werkproces van UWV aangepast bij de beoordeling van aanvragen of verzoeken om advies. Hierdoor kan UWV beter beoordelen of sprake is van goede huisvesting.