De werknemer is in dienst getreden bij de werkgever als medewerker horeca voor 38 uur per week op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepassing.
Per 1 december 2019 is de arbeidsovereenkomst gewijzigd naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 32 uur per week. In artikel 3.5 van beide arbeidsovereenkomsten staat: ‘Het loon is inclusief vakantiegeld en toeslagen.’
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd per 1 augustus 2022 door opzegging van de werknemer. Vervolgens is er naar aanleiding van de eindafrekening tussen partijen discussie ontstaan over onder meer de betaling van de feestdagencompensatie, de overuren en de niet-genoten vakantiedagen.
De werknemer heeft een accountant bij een accountantskantoor ingeschakeld om de omvang van zijn aanspraken te berekenen.
In de e-mail van 24 oktober 2022 heeft de gemachtigde van de werknemer aan de werkgever de rapportage van de accountant gestuurd en verzocht om nabetaling.
Aanspraak op € 4.406,35 bruto
In de brief van 14 december 2022 heeft de gemachtigde van de werkgever geschreven dat zij opnieuw een berekening van de eindafrekening heeft gemaakt en dat de werknemer aanspraak heeft op € 4.406,35 bruto.
In de brief van 12 januari 2023 heeft de gemachtigde van de werknemer gereageerd en een nadere berekening overgelegd.
Op 25 januari 2023 heeft de werkgever een bedrag van € 4.406,35 bruto aan de werknemer uitbetaald ter zake niet-genoten vakantie-uren.
Vordering werknemer
De werknemer vordert dat de kantonrechter de werkgever veroordeelt tot betaling van € 1.466,97 bruto aan feestdagencompensatie, € 2.691,89 bruto aan overuren, € 6.544,07 bruto aan niet genoten vakantie-uren, € 2.321,21 bruto aan ‘extra overuren voor niet geregistreerde dagen’ en € 67,81 bruto aan niet uitbetaalde meeruren in de periode van 21 juli 2022 tot en met 31 juli 2022.
Verder vordert de werknemer de wettelijke verhoging over de feestdagencompensatie en de overuren, de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen en betaling van de proceskosten.
Feestdagencompensatie niet in uurloon verwerkt
De werknemer stelt dat de feestdagencompensatie niet in het uurloon is verwerkt, dat het overeengekomen ‘loon inclusief vakantiegeld en toeslagen’ dat niet anders maakt, dat het op de weg van de werkgever ligt om expliciet te benoemen welke toeslagen zijn bedoeld, dat dit niet is gebeurd en dat deze onduidelijkheid voor rekening van de werkgever komt.
Recht op gewerkte overuren
Verder stelt de werknemer dat hij recht heeft op nabetaling van gewerkte overuren. Hij wijst in dit verband op de gecorrigeerde berekening van de door hem ingeschakelde accountant.
Recht op betaling niet-genoten vakantie-uren
Ook meent de werknemer dat hij recht heeft op betaling van niet-genoten vakantie-uren, omdat deze uren niet zijn vervallen. Hij is vóór april 2022 nooit gewezen op dat de mogelijkheid van het vervallen van vakantie-uren, er werden nooit specificaties van vakantie-uren verstrekt en de werkgever heeft hem niet dan wel onvoldoende in de gelegenheid gesteld om vakantiedagen op te nemen.
Min-uren niet voor rekening werknemer
Daarnaast stelt de werknemer dat er min-uren zijn ontstaan doordat hij voor aanvang van een dienst werd afgebeld of tijdens de dienst werd weggestuurd omdat er geen werk was en dat deze min-uren niet voor zijn rekening komen.
Wettelijke verhoging niet matigen
Volgens de werknemer moet de wettelijke verhoging niet worden gematigd, omdat hij aanzienlijke kosten heeft moeten maken om de berekeningen van de werkgever door een accountant te laten controleren en de werkgever de arbeidsovereenkomst en de cao onjuist heeft toegepast.
All-in loon, hoger loon dan cao
De werkgever voert hiertegen aan dat hij een hoger loon biedt dan de cao, dat dit een all-in loon is, dat dit ook expliciet met de werknemer is afgesproken, dat de werknemer hierover nooit heeft geklaagd en dat in de cao ook geen andere toeslag staat die hieronder zou kunnen vallen.
Plus- en minuren ten onrechte per maand berekend
Verder voert de werkgever aan dat de door de werknemer ingeschakelde accountant de plus- en min-uren ten onrechte per maand heeft berekend, omdat deze uren volgens de cao en de arbeidsovereenkomst per jaar vervallen.
Volgens de werkgever zijn de plus- en min-uren in de periode van 2017 tot en met 2019 vervallen, zijn de plusuren in 2020 en 2021 in overleg gehalveerd vanwege COVID en zijn er in 2022 te veel plus-uren uitbetaald. Verder is een groot deel van de wettelijke vakantie-uren komen te vervallen.
Maandelijks overzicht met vakantie-uren, plus- en minuren
Volgens de werkgever bespraken partijen elk jaar in april het aantal openstaande vakantie-uren, ontving de werknemer elke maand een overzicht met vakantie-uren en plus- en min-uren en heeft hij de werknemer altijd in de gelegenheid gesteld om vakantie op te nemen.
Geen recht op nabetaling min-uren
De werkgever betwist verder dat de werknemer recht heeft op nabetaling van min-uren omdat er geen werk was. Het wijzigen van het rooster ging namelijk altijd in overleg met de werknemer. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat de arbeidstijd van week tot week kan verschillen.
De wettelijke verhoging moet worden gematigd tot nihil omdat er geen sprake is van een vertraging in de betaling maar een geschil over de betalingsverplichting.
Met all-in loon niet ten nadele van cao afgeweken
De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever het verweer dat de werknemer met zijn all-in loon een hoger loon heeft dan het cao-loon inclusief feestdagencompensatie ter zitting door middel van een schema met daarin de verschillende looncomponenten voldoende heeft onderbouwd en inzichtelijk heeft gemaakt.
In zoverre is niet ten nadele van de werknemer van de cao afgeweken en valt niet in te zien waarom de werknemer aanspraak heeft op een nabetaling.
Waaruit bestaat ‘loon inclusief vakantiegeld en toeslagen’?
Aan de andere kant heeft de werknemer terecht gesteld dat in de arbeidsovereenkomst niet wordt toegelicht waaruit het ‘loon inclusief vakantiegeld en toeslagen’ bestaat, terwijl dat wel op de weg van de werkgever had gelegen. Verder heeft de werkgever, bij betwisting door de werknemer, niet aangetoond dat bij het aangaan van de overeenkomst is besproken wat deze toeslagen inhielden.
Onduidelijkheid in arbeidsovereenkomst
Dat de werknemer altijd als horecamedewerker werkzaam is geweest, maakt dat niet anders. De werknemer heeft onweersproken gesteld dat hij niet eerder in loondienst heeft gewerkt, zodat hij er niet op bedacht was dat hij geen feestdagencompensatie ontving. In zoverre is er sprake van een onduidelijkheid in de arbeidsovereenkomst en deze onduidelijkheid komt voor rekening en risico van de werkgever.
Helft gevorderd bedrag aan feestdagencompensatie betalen
De kantonrechter vindt de standpunten van beide partijen verdedigbaar en overweegt dat de werknemer en de werkgever zich ook als een redelijk werknemer respectievelijk werkgever moeten gedragen. Toewijzing van de helft van het door de werknemer gevorderde bedrag aan feestdagencompensatie doet naar het oordeel van de kantonrechter recht aan de belangen van beide partijen.
De werkgever wordt dus veroordeeld tot nabetaling van € 733,49 bruto aan feestdagencompensatie.
Wettelijke verhoging gematigd tot 10%
De kantonrechter ziet aanleiding om de verzochte wettelijke verhoging te matigen tot 10%. De kantonrechter overweegt dat de werkgever steken heeft laten vallen met betrekking tot de administratie en de toepassing van de cao, maar dat niet is gebleken van kwade opzet.
De omstandigheid dat de werknemer accountantskosten heeft gemaakt is geen argument om van matiging af te zien. Als de werknemer deze kosten vergoed wil hebben, had hij deze op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek moeten vorderen. Dat heeft hij niet gedaan. Dit betekent dat een bedrag van € 73,35 bruto (10% van € 733,49) toewijsbaar is.
De verzochte wettelijke rente is ook toewijsbaar, omdat de werkgever te laat heeft betaald.
Overuren
De werknemer vordert een bedrag van € 2.691,89 bruto aan overuren voor de periode van 2019 tot en met 20 juli 2022 en wijst ter onderbouwing van dit bedrag op de gecorrigeerde berekening van de door hem ingeschakelde accountant.
Gecorrigeerde berekening onjuist
De kantonrechter overweegt dat de werknemer hiermee niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het door hem gevorderde bedrag juist is. In deze gecorrigeerde berekening is namelijk vanaf 2019 uitgegaan van het (hogere) uurloon dat de werknemer pas met ingang 1 april 2022 ontving. Dat is dus niet juist.
Niet inzichtelijk gemaakt
Verder weegt mee dat de plus- en min-uren op grond van de cao en de arbeidsovereenkomst per jaar vervallen en in de gecorrigeerde berekening is niet inzichtelijk gemaakt dat dit uitgangspunt is gehanteerd.
Het door de werknemer gevorderde bedrag van € 67,81 bruto aan overuren voor de periode van 21 juli tot en met 31 juli 2022, is evenmin inzichtelijk gemaakt of onderbouwd. Gelet hierop volgt de kantonrechter de werknemer niet.
Waarom halvering plus-uren 2020 en 2021?
De kantonrechter volgt ook niet het standpunt van de werkgever dat de 240,93 aan plus-uren van 2020 en 2021 in overleg met het personeel vanwege de COVID-pandemie in 2021 zijn gehalveerd. Dit standpunt heeft de werknemer betwist en de werkgever heeft dat verder niet onderbouwd.
Helft gevorderde bedrag aan plus-uren betalen
De conclusie is dus dat beide partijen hun standpunten onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd hebben. Er is dan ook geen ruimte voor nadere bewijslevering door partijen. Omdat het niet op de weg van de kantonrechter ligt om het exacte saldo van plus- en min-uren te berekenen, maar op zich wel duidelijk is dat er plus-uren zijn gemaakt, vindt de kantonrechter het in dit geval een redelijke oplossing om de werknemer de helft van het door hem gevorderde bedrag aan plus-uren toe te wijzen.
De werkgever wordt veroordeeld tot nabetaling van € 1.379,85 bruto (€ 2.691,89 + € 67,81 = € 2,759,70 : 2) aan plus-uren.
De kantonrechter ziet ook hier aanleiding om de verzochte wettelijke verhoging te matigen tot 10%. Dit betekent dat een bedrag van € 137,98 bruto (10% van € 1.379,85) toewijsbaar is. De verzochte wettelijke rente is ook toewijsbaar, omdat de werkgever te laat heeft betaald.
Niet-genoten vakantie-uren
Het standpunt van de werkgever dat de door de werknemer niet-genoten vakantie-uren voor de periode tot en met 31 juli 2022 op grond van de wet en de cao zijn komen te vervallen, volgt de kantonrechter niet.
Aanspraak op vakantie-uren niet vervallen
Onder verwijzing naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU en van de Hoge Raad is de kantonrechter van oordeel dat de aanspraak van de werknemer op de vakantie-uren niet kan zijn vervallen.
De werkgever heeft namelijk niet aangevoerd op welke wijze hij de werknemer daadwerkelijk in staat heeft gesteld om die vakantie-uren op te nemen en hem zo nodig ertoe heeft aangezet dat te doen, terwijl het wel aan de werkgever is om dat te stellen en te bewijzen.
Verklaringen andere werknemers helpen niet
Ook heeft de werkgever niet gesteld of onderbouwd dat hij de werknemer over het opnemen van vakantie-uren en de gevolgen van het niet opnemen daarvan heeft geïnformeerd. De verwijzing van de werkgever naar de verklaringen van zes (ex-)werknemers kan hem niet helpen. Vijf van de zes verklaringen gaan alleen over het bespreken van plus- en min-uren. Slechts in één verklaring gaat het over vakantiedagen, maar deze verklaring is zo summier dat deze niet leidt tot een ander oordeel.
Onvoldoende onderbouwing
Bovendien gaan geen van deze verklaringen over de werknemer. De stelling van de werkgever dat de werknemer maandelijks naast zijn salarisstrook een apart overzicht ontving met de vakantie-uren en de stand van de plus- en min-uren, heeft de werknemer gemotiveerd betwist.
Gelet hierop lag het op de weg van de werkgever om haar standpunt met stukken te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat de werknemer dergelijke overzichten niet heeft ontvangen.
Niet-genoten bovenwettelijke vakantie-uren
Voor zover de werknemer ook de betaling van niet-genoten bovenwettelijke vakantie-uren heeft gevorderd, overweegt de kantonrechter als volgt. De hierboven genoemde rechtspraak heeft geen betrekking op de bovenwettelijke vakantie-uren. Dit maakt niet dat de bovenwettelijke vakantie-uren zijn komen te vervallen. Op grond van de wet vervallen bovenwettelijke vakantie-uren niet – deze verjaren na vijf jaar en daarvan is geen sprake – en in de cao is hiervan niet afgeweken.
Niet-genoten vakantie-uren uitbetalen
De conclusie is dat de werkgever de niet-genoten vakantie-uren aan de werknemer moet uitbetalen. De werknemer heeft betaling van in totaal 562,62 vakantie-uren gevorderd. Dit komt neer op € 10.931,26 bruto. De werkgever heeft de juistheid van dit aantal uren en de hoogte van dit bedrag als zodanig niet betwist, zodat de kantonrechter hiervan ook uitgaat.
Verder stelt de kantonrechter vast dat de werkgever op 25 januari 2023 een nabetaling van € 4.406,35 bruto voor niet-genoten vakantie-uren heeft gedaan. Dit betekent dat een bedrag van € 6.533,07 bruto resteert. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling hiervan.
‘Extra overuren niet-geregistreerde dagen’
De kantonrechter begrijpt uit de stukken en de verklaringen van de werknemer ter zitting dat hij aanspraak maakt op betaling van uren die hij heeft gemist, omdat een ingeroosterde dienst werd afgebeld of omdat hij tijdens de dienst eerder naar huis werd gestuurd als er geen werk was. Dit zijn geen ‘extra overuren’, maar min-uren.
In onderling overleg
Ter zitting verklaart de werkgever dat uit de aard van een strandpaviljoen volgt dat er wel eens moet worden geschoven met de inzet van het personeel, dat dit incidenteel voorkwam en dat dit altijd in overleg met de werknemer ging. Deze uitleg overtuigt de kantonrechter, gelet op de aard van een strandpaviljoen en de systematiek van de cao. Hierbij heeft de kantonrechter betrokken dat de werknemer niet heeft betwist dat een en ander in onderling overleg ging.
Werknemer niet tekort gedaan
Verder weegt mee dat de werkgever onweersproken heeft verklaard dat de werknemer altijd is uitbetaald in overeenstemming met het in de arbeidsovereenkomst afgesproken aantal uren, zijnde 38 uur dan wel 32 uur per week. De werknemer is dus niet tekort gedaan en dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom af.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 14 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:2221