
De arbeidsongeschikte werknemer komt in beroep tegen het besluit van UWV waarbij een loonsanctie is bekort. Volgens de Werkwijzer Poortwachter had het tweede-spoortraject eerder moeten worden gestart, maar de werkgever heeft zorgvuldig gehandeld door een deskundigenoordeel te vragen, waardoor het verlaat ingezette tweede-spoortraject is toegesneden op de alsnog juist vastgestelde beperkingen van de werknemer. Dat door de verlate inzet van dit traject, die mede het gevolg is van de duur van het deskundigenoordeel, re-integratiekansen zijn gemist, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het beroep is ongegrond.
Deskundigenoordeel: onvoldoende re-integratie-inspanningen
De werknemer is bij de werkgever werkzaam geweest als schoonmaakmedewerker voor gemiddeld 39,83 uur per week. Met ingang van 3 november 2020 heeft hij zich ziekgemeld.
Op verzoek van de werkgever van 25 november 2021 heeft UWV een deskundigenoordeel gegeven. In dit deskundigenoordeel, dat van 24 februari 2022 dateert, heeft de arbeidsdeskundige de tot dan toe door de werkgever verrichte re-integratie-inspanningen onvoldoende bevonden. Redengevend daartoe was dat de belastbaarheid van de werknemer niet juist was vastgesteld.
Belastbaarheid opnieuw in kaart gebracht
Hierop heeft de werkgever de belastbaarheid van de werknemer door de bedrijfsarts opnieuw in kaart laten brengen en een re-integratie-traject in het tweede spoor in gang gezet. Verder heeft de werkgever door een extern bureau een onderzoek laten verrichten.
Loonsanctie opgelegd
Op 27 juli 2022 heeft de werknemer bij UWV een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet WIA. In plaats van een WIA-uitkering toe te kennen, heeft UWV bij besluit van 18 augustus 2022 een loonsanctie aan de werkgever opgelegd omdat UWV geconcludeerd had dat de werkgever niet aan de re-integratieverplichtingen had voldaan. Die conclusie is alleen gebaseerd op de omstandigheid dat de door UWV verzochte aanvulling op het re-integratieverslag niet door de werkgever was aangeleverd. Tegen het besluit waarbij de loonsanctie is opgelegd is geen rechtsmiddel aangewend.
Loonsanctie bekort
Op 22 augustus 2022 heeft de de werkgever verzocht om de duur van de loonsanctie te bekorten.
UWV heeft de duur van de loonsanctie bekort omdat de werkgever de tekortkoming in de re-integratieverplichtingen heeft hersteld. UWV verwijst daartoe naar een arbeidsdeskundig rapport van 28 september 2022 waarin is geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever nu wel voldoende zijn.
Volgens dit rapport heeft de werkgever in spoor 1 voldoende onderzoek gedaan naar interne plaatsingsmogelijkheden, die niet beschikbaar waren. Verder is het spoor 2 in november 2022 uiteindelijk met een adequaat traject afgerond, zij het dat in eerdere instantie in februari 2022 nog een onvoldoende beoordeling was afgegeven. Dat dit traject niet heeft geleid tot werk was, volgens dit rapport niet te wijten aan werkgever of werknemer.
Andere re-integratie-insteek geen ander resultaat
UWV heeft het bezwaar van de werknemer ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Aan dat besluit ligt ten grondslag een rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) van 27 februari 2023. In deze rapportage is onder meer nader toegelicht dat gezien de beperkingen van de werknemer er een lage kans op het vinden van werk is en dat in dat licht een andere insteek qua re-integratie geen ander resultaat zou hebben opgeleverd.
‘Werkgever heeft onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht’
De werknemer voert in beroep aan dat zijn gronden gelijk zijn aan wat in bezwaar is aangevoerd. Hij stelt dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Zo is het tweede spoor niet rond de 52ste week ingezet, maar pas vijf maanden later, terwijl ook het starten van aangepaste werkzaamheden maandenlang zonder gegronde reden op zich heeft laten wachten, waardoor volgens de werknemer kansen zijn gemist.
De werkgever stelt zich op het standpunt dat geen re-integratiekansen zijn gemist, ook niet wanneer eerder aan een tweede spoortraject zou zijn begonnen, gelet op de kwetsbaarheid, de beperkingen, opleiding en beheersing van de Nederlandse taal van de werknemer.
Toetsingskader
In artikel 25, twaalfde lid, van de Wet WIA, is bepaald dat, indien de werkgever nadat een loonsanctie als bedoeld in het negende lid, is gegeven, van mening is dat hij zijn tekortkoming ten aanzien van de re-integratieverplichtingen heeft hersteld, hij dit meldt aan UWV, waarbij hij aantoont dat hij de tekortkoming heeft hersteld.
De Werkwijzer Poortwachter (versie 1 augustus 2022) van UWV bepaalt dat zodra er geen zicht (meer) bestaat op een structurele hervatting binnen de eigen organisatie, er een adequaat tweede-spoortraject moet worden gestart om de hervattingskansen van de arbeidsongeschikte werknemer zo veel mogelijk te vergroten. Een tweede-spoortraject moet uiterlijk binnen 6 weken na de Eerstejaarsevaluatie (in de 52ste verzuimweek) worden gestart.
Oordeel UWV juist?
De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen het tweede-spoortraject volgens de Werkwijzer Poortwachter uiterlijk had moeten worden gestart op 14 december 2021 is verlopen (zes weken na de 52ste verzuimweek op 2 november 2021) en dat het tweede-spoortraject pas op 8 maart 2022 in gang is gezet. Dat is 12 weken te laat. Het geschil spitst zich toe op de vraag of UWV op juiste gronden heeft geoordeeld dat de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, in het bijzonder gelet op de late start van het tweede-spoortraject waardoor volgens de werknemer re-integratiekansen zijn gemist.
Deskundigenoordeel pas 13 weken na aanvraag
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat de de werkgever circa tweeënhalve week vóór afloop van de termijn waarbinnen het tweede-spoortraject had moeten worden gestart, gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid een deskundigenoordeel te vragen dat pas dertien weken na de aanvraag is gegeven, namelijk op 24 februari 2022. De late start van het tweede-spoortraject is dus voor een deel toe te schrijven aan de duur van het deskundigenoordeel die met dertien weken aanzienlijk is.
Handelen werkgever zorgvuldig
De rechtbank beoordeelt het handelen van de werkgever, te weten: het aanvragen van een deskundigenoordeel ondanks deze vertraging zorgvuldig, omdat daardoor aan het licht is gekomen dat de re-integratie-activiteiten aanpassing behoefden, die de werkgever binnen twee weken na ontvangst van het deskundigenoordeel heeft doorgevoerd door de beperkingen van de werknemer opnieuw in kaart te laten brengen en het tweede-spoortraject hierop af te stemmen.
Als de werkgever omwille van de tijd zou hebben afgezien van een deskundigenoordeel en direct een tweede-spoortraject zou hebben ingezet, zou het tweede-spoortraject weliswaar tijdig zijn begonnen, maar – gelet op het deskundigenoordeel – achteraf bezien niet adequaat zijn geweest.
Tweede-spoortraject adequaat, volledig en toegesneden op beperkingen
Het tweede-spoortraject dat op 8 maart 2022 is ingezet, was adequaat, volledig en toegesneden op de alsnog juist vastgestelde beperkingen van de werknemer. De arbeidsdeskundige b&b heeft immers geoordeeld dat alle facetten die nodig zijn bij het zoeken en vinden van werk daarin zijn meegenomen, terwijl ook een volledig tweede-spoortraject van acht maanden is doorlopen, inclusief actieve arbeidsbemiddeling. De werknemer is daarmee niet tekortgedaan.
Geen re-integratiekansen gemist
De rechtbank overweegt ten aanzien van de re-integratiekansen als volgt. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat in het geval van de werknemer als gevolg van de te late start van het tweede-spoortraject re-integratiekansen zijn gemist. Ook tussen 14 december 2021 en 8 maart 2022 gold immers dat de werknemer een eenzijdig arbeidsverleden en een laag opleidingsniveau heeft en zodanig beperkt is in zijn mogelijkheden dat volgens de arbeidsdeskundige b&b zelfs een gebruikelijke productiefunctie voor hem niet vanzelfsprekend geschikt te achten is.
Alle mogelijkheden geboden
Het adequaat bevonden tweede-spoortraject heeft de werknemer alle mogelijkheden geboden om passend werk te vinden en zo te re-integreren. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt, valt de werkgever naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet toe te rekenen. Op basis van de beoordeling van de verrichte re-integratie-inspanningen door de arbeidsdeskundige (b&b), heeft UWV naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk en inzichtelijk gemaakt dat de inspanningen van de werkgever voldoende zijn geweest, zodat UWV de loonsanctie op juiste gronden heeft bekort.
Verloop tweede spoor niet te vergelijken
De verwijzing ter zitting door de werknemer naar de uitspraak van deze rechtbank van 1 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:3037 biedt geen grond voor een ander oordeel. In de zaak waarop die uitspraak ziet, was het tweede-spoortraject een tijd stilgelegd en vertraagd weer opgepakt, waardoor drie tot vier maanden verloren zijn gegaan en re-integratiekansen zijn gemist. Het verloop van het tweede spoor in de zaak van de werknemer is daarmee echter niet te vergelijken, nu de werkgever de re-integratie van de werknemer niet heeft laten stagneren of vertraagd heeft opgepakt.
Het beroep is ongegrond.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 22 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1733