
De vennootschap waar de werknemers voor werkten, is kort na de onjuiste opzegging van de arbeidsovereenkomsten opgeheven. Volgens de kantonrechter is sprake van overgang van onderneming naar een andere bv binnen dezelfde holding. Die bv moet de vergoedingen betalen aan de oud-werknemers.
De werknemers stellen zich op het standpunt dat hun arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 Burgerlijk Wetboek (BW) is opgezegd. Zij berusten in het ontslag, maar verzoeken om een billijke vergoeding, een vergoeding vanwege onregelmatige opzegging en een transitievergoeding, met nevenvorderingen. Weliswaar is de bv waarvoor ze werkten inmiddels geliquideerd, maar volgens de werknemers is de onderneming feitelijk overgenomen door de nieuwe bv. Deze bv moet daarom worden gezien als de verkrijger in de zin van artikel 7:663 BW en is in die hoedanigheid aansprakelijk voor het onrechtmatige ontslag tegen 30 september 2022, aldus de werknemers.
Overgang van onderneming
Er is sprake van overgang van onderneming, die heeft plaatsgevonden vóór het einde van de arbeidsovereenkomst van werknemers, waardoor de nieuwe werkgever verkrijger is in de zin van artikel 7:663 BW. In die hoedanigheid is hij aansprakelijk voor het onrechtmatige ontslag van werknemers.
De kantonrechter oordeelt dat daarnaast ook de bestuurder van de opgeheven vennootschap aansprakelijk is voor schade door het onrechtmatige ontslag, omdat haar een persoonlijk en ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Vergoedingen i.v.m. einde arbeidsovereenkomst
De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, wijst de kantonrechter het verzoek van de werknemers om toekenning van een billijke vergoeding toe.
Billijke vergoeding
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De rechter kan daarbij rekening houden met de gevolgen van het ontslag voor zover die zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt.
Lijst van gezichtspunten
De Hoge Raad heeft in dat verband een niet-limitatieve lijst van gezichtspunten geformuleerd die van belang kunnen zijn bij de begroting van de vergoeding, waaronder:
- hetgeen de werknemer aan loon zou hebben genoten als het ontslag niet zou hebben plaatsgevonden;
- de mate waarin de werkgever een verwijt valt te maken;
- de gevolgen van het ontslag voor zover deze zijn toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever;
- of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en welke inkomsten hij daaruit geniet;
- de andere inkomsten die de werknemer in de toekomst naar verwachting kan verwerven;
- de hoogte van de aan de werknemer toekomende transitievergoeding.
Uitzonderlijke omstandigheden van het geval
Daarbij geldt als uitgangspunt dat de rechter de billijke vergoeding moet bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter, maar kan dienen om de werkgever te wijzen op de noodzaak zijn gedrag in eventuele volgende gevallen aan te passen. Dit laatste strookt met het uitgangspunt dat met de billijke vergoeding ook kan worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen, omdat dit voor hen voordeliger is dan het op juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst of het in stand houden daarvan.
Aanspraak en samenloop met billijke vergoeding
Toekenning van een billijke vergoeding aan een werknemer staat er niet aan in de weg dat een werkgever daarnaast ook kan worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Artikel 7:681 lid 1 BW sluit die aanspraak en een samenloop met de billijke vergoeding niet uit. Gelet hierop kan een aanspraak op een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging vervolgens weer wel meewegen bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding.
Hoogte billijke vergoeding
Uitgaande van het voorgaande wordt aan werknemer 1 een billijke vergoeding toegewezen ten bedrage van € 8.000. Aan werknemer 3 wordt een billijke vergoeding toegewezen van € 5.000 aan werknemer 2 wordt een billijke vergoeding toegewezen ten bedrage van € 7.000. Deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het verzoekschrift tot de volledige voldoening.
Vergoeding gedempt door gunstige arbeidsmarkt
Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding is het loon (inclusief vakantiegeld en vakantiedagen) dat werknemers nog zouden hebben verdiend als de arbeidsovereenkomst was uitgediend als uitgangspunt genomen. De billijke vergoeding wordt enigszins gedempt door de omstandigheid dat de arbeidsmarkt op het moment gunstig is.
Geen intentie om werknemer te schaden
Werknemer 1 heeft met ingang van 1 november 2022 een nieuwe baan. Meegewogen is dat hij hierbij € 800,- bruto minder verdient dan bij de vorige werkgever. Ook speelt bij de beoordeling mee dat verweersters weliswaar verwijtbaar hebben gehandeld, maar tijdens de mondelinge behandeling voldoende onderbouwd hebben toegelicht dat zij niet de intentie hebben gehad om werknemers hiermee te schaden.
Tot slot is van belang dat werknemers ook een transitievergoeding en een vergoeding in verband met de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst toekomen.
Transitievergoeding
De transitievergoeding is verschuldigd zoals door werknemers is gevorderd. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 november 2022.
Vergoeding onrechtmatige opzegging
Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt toegewezen zoals verzocht. Deze vergoeding is verschuldigd omdat de arbeidsovereenkomst is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 oktober 2022.
Achterstallig loon
Werknemers hebben ook betaling van achterstallig loon gevorderd. Verweersters hebben deze vorderingen niet afzonderlijk betwist. Voor zover achterstallig loon is gevorderd over de maanden oktober en november 2022 is dit niet toewijsbaar, omdat het dienstverband op dat moment was geëindigd en werknemers in dat einde berusten.
Het gevorderde loon over september 2022 is wel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid. De wettelijke verhoging is ook toewijsbaar.
Geen betalingsonwil
De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging in dit geval te ambtshalve te beperken tot 25%, omdat verweersters tijdens de mondelinge behandeling voldoende gemotiveerd naar voren hebben gebracht dat geen sprake is geweest van betalingsonwil, maar van een financieel moeilijke periode. Enige wettelijke verhoging blijft in dat geval alsnog gepast, omdat financiële moeilijkheden behoren tot het ondernemersrisico en niet tot het risico van werknemers.
Reiskostenvergoeding
De door werknemer 1 en werknemer 3 gevorderde reiskostenvergoeding wordt als onweersproken toegewezen. Over de reiskostenvergoeding wordt geen wettelijke verhoging toegewezen, omdat reiskostenvergoeding geen loon is.
Geen buitengerechtelijke incassokosten
De door werknemer 1 gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gesteld dat er andere kosten zijn gemaakt dan gebruikelijke kosten in het kader van deze procedure.
Netto/bruto-specificaties
Werknemer 2 en werknemer 3 hebben verzocht om veroordeling van verweersters in de afgifte van deugdelijke netto/bruto-specificaties. Hiertoe zal alleen de nieuwe werkgever worden veroordeeld, nu zij deze als verkrijger kan verstrekken en de bestuurders niet. De kantonrechter ziet daarbij aanleiding om de dwangsom te beperken.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 10 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1207