
Artikel 7:641 BW bepaalt dat een werknemer die bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog aanspraak heeft op vakantie, recht heeft op een uitkering in geld tot een bedrag van het loon over een tijdvak overeenkomend met de aanspraak.
Partijen zijn het niet eens over zowel het aantal verlofuren dat bij einde van de arbeidsovereenkomst moest worden uitgekeerd als over de hoogte van het uurloon op basis waarvan de uitkering moest worden berekend.
Bewijslast bij werknemer
De kantonrechter stelt voorop dat ten aanzien van bewijs van een tegoed aan vakantiedagen de bewijslast bij de werknemer ligt, maar dat bij betwisting van het door de werknemer gestelde tegoed de werkgever zijn betwisting mede zal moeten motiveren aan de hand van uit de administratie blijkende gegevens die dan ook door de werkgever in het geding dienen te worden gebracht.
Deugdelijke verlofadministratie
Verder neemt de kantonrechter als uitgangspunt dat aan het door de werknemer te leveren bewijs niet al te hoge eisen moeten worden gesteld, nu het voeren van een deugdelijke verlofregistratiesysteem primair de taak van de werkgever is. Indien de door de werkgever bijgehouden verlofadministratie niet deugdelijk blijkt te zijn is dat een omstandigheid die voor risico van de werkgever komt.
192 verlofuren
De werknemer heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij jaarlijks recht had op 192 verlofuren en dat de werkgever dit in haar berekening, en de daarop gebaseerde eindafrekening, ten onrechte niet als uitgangspunt heeft genomen.
De werkgever heeft zich bij akte nader uitgelaten over de opbouw en afschrijving van verlofdagen bij ziekte.
451,6 of 499,6 verlofuren?
Uit de berekening blijkt dat de werknemer volgens de werkgever over de jaren 2019 tot en met 2022 aanspraak kan maken op uitbetaling van totaal 451,6 verlofuren. De werknemer heeft hierop bij antwoordakte gereageerd met de stelling dat zij recht heeft op uitbetaling van 499,6 verlofuren.
De kantonrechter stelt vast dat het door de werknemer gestelde recht op 192 verlofuren per jaar niet meer ter discussie staat nu de werknemer hier in haar akte niet meer op is teruggekomen.
De vraag is of de werknemer recht heeft op uitbetaling van 451,6 of 499,6 verlofuren.
De werknemer stelt dat de werkgever het saldo aan vakantie-uren over 2022 ten onrechte tot 31 maart 2022 heeft berekend in plaats van tot 1 juli 2022, de datum waarop de werknemer feitelijk uit dienst is gegaan.
Saldo aan vakantie-uren tot 1 juli 2022
Tussen partijen staat vast dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer per 1 juli 2022 is geëindigd. Aangezien de werkgever verder niet heeft onderbouwd waarom de vakantie-uren over 2022 slechts tot 31 maart 2022 berekend zouden moeten te worden, is de werkgever gehouden het saldo aan vakantie-uren over 2022 tot 1 juli 2022 te berekenen en uit te keren.
Recht op uitbetaling 499,6 verlofuren
Uit de specificatie van de werkgever leidt de kantonrechter af dat de werknemer over (de eerste) drie maanden aanspraak kan maken op 48 verlofuren, zodat dit voor de periode april tot en met juni (eveneens drie maanden) gelijk moet worden geacht. De conclusie is daarom dat de werknemer recht heeft op uitbetaling van in totaal 499,6 verlofuren.
Minus vakantiedagen vanwege zomersluitingen
De werknemer heeft bij antwoordakte aangevoerd dat de werkgever ten onrechte 30 (3×10) vakantiedagen in verband met de jaarlijkse zomersluitingen van het bedrijf in mindering heeft gebracht op haar vakantiesaldo. Zij verwijst ter onderbouwing van haar vordering op dit punt naar het door de werkgever overgelegde overzicht en de uitspraak van 19 mei 2009 van het Hof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ0059, waaruit voortvloeit dat in geval een werknemer via een cao gebonden is aan de bedrijfsvakantie, dit niet zonder meer betekent dat hij instemt met verrekening van vakantiedagen als hij tijdens deze vakantie ziek is.
25 wettelijke vakantiedagen
Tussen partijen staat vast dat de werknemer op grond van haar arbeidsovereenkomst recht heeft op 25 wettelijke vakantiedagen, te berekenen naar rato van haar dienstverband. Deze uren worden ook bij ziekte opgebouwd en zijn dan ook (terecht) niet afgeboekt. Dit strookt ook met de door de werknemer genoemde 192 verlofuren.
Roostervrije dagen
Tussen partijen staat verder vast dat de cao Bouw & Infra op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. De werknemer heeft niet betwist dat de overgelegde regeling omtrent roostervrije dagen deel uitmaakt van de toepasselijke cao. Dit zijn echter, anders dan de werknemer aanvoert, geen vakantiedagen.
In hoofdstuk 3.2 Roostervrij staat onder 3.2.3 dat niet opgenomen roostervrije dagen aan het eind van het kalenderjaar vervallen. In 3.2.4 van de cao staat als tweede opsommingspunt opgenomen: is de werknemer op een vastgestelde roostervrije dag ziek? Dan heeft hij niet het recht die dag later alsnog op te nemen.
Dat, zoals de werknemer in haar akte stelt, de werkgever de roostervrije dagen heeft afgetrokken van het saldo vakantiedagen blijkt volgens de kantonrechter niet uit het overgelegde overzicht. Een grond voor uitbetaling van deze niet genoten roostervrije dagen is evenmin gesteld of gebleken.
Verrekening duidelijk onderbouwd
De roostervrije dagen worden jaarlijks apart toegekend en de werkgever heeft duidelijk onderbouwd dat de bij cao vooraf vastgestelde bedrijfssluiting wordt verrekend met de roostervrije, niet zijnde wettelijke, vakantiedagen van dat jaar.
Geen aanspraak op uitbetaling 30 roostervrije dagen
De conclusie is dat de werknemer geen aanspraak kan maken op uitbetaling van 30 roostervrije dagen over de jaren 2020 t/m 2022 boven de overeengekomen wettelijke vakantiedagen. Dit deel van het (gewijzigde) verzoek van de werknemer wordt daarom afgewezen.
Hoogte uurloon
De werknemer stelt dat de werkgever de al betaalde verlofuren ten onrechte heeft uitbetaald aan de hand van het toen geldende loon, zijnde het loon bij ziekte (artikel 7:629 BW). De kantonrechter volgt de werknemer in haar betoog.
Vakantieloon tijdens ziekte
Mede gezien de arresten van het Hof van Justitie EU van 13 december 2018 (ECLI:EU:2018:1018) en 9 december 2021 (ECLI:EU:C:2021:987) heeft te gelden dat het vakantieloon tijdens ziekte moet worden bepaald aan de hand van tijdvakken waarin krachtens de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht, zonder dat rekening wordt gehouden met de vermindering van het salaris wegens arbeidsongeschiktheid.
Laatst geldende overeengekomen loon
Bij de berekening van het verlofsaldo moet daarom worden uitgegaan van het laatst geldende overeengekomen (bruto)loon inclusief de (eventuele) cao-verhoging over een tijdvak overeenkomend met de aanspraak en de vakantietoeslag daarover.
De werkgever is op grond van het voorgaande dan ook gehouden om, onder overlegging van een deugdelijke specificatie, aan de werknemer uit te keren in totaal 499,6 verlofuren tegen het laatst geldende overeengekomen (bruto)loon inclusief de (eventuele) cao-verhoging over het betreffende tijdvak overeenkomend met de aanspraak en te vermeerderen met de vakantietoeslag daarover.
Hetgeen de werkgever tot op heden op dit punt al aan de werknemer heeft betaald strekt daarop vanzelfsprekend in mindering.
Beslissing
De kantonrechter veroordeelt de werkgever aan de werknemer te betalen het netto-equivalent van 499,60 verlofuren op basis van het laatst geldende overeengekomen (bruto)loon inclusief de (eventuele) cao-verhoging over het betreffende tijdvak overeenkomend met de aanspraak en de vakantietoeslag daarover.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 26 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1239