Volgens de werkgever zijn partijen in de arbeidsovereenkomst een all-inloon overeengekomen. De vakantiedagen werden maandelijks bovenop het overeengekomen uurloon uitbetaald. Wat oordeelt de kantonrechter?
Op grond van vaste rechtspraak is een all-inloon alleen mogelijk als:
- hierover duidelijke afspraken in de arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd; en
- als op de loonstroken duidelijk te zien is welk deel van dit all-inloon betrekking heeft op het brutoloon en welk deel op de uitbetaling van vakantiedagen.
Aan beide voorwaarden is volgens de erfgenamen niet voldaan. Het ontvangen loon heeft daarom geen betrekking op vakantiedagen, zodat de werknemer alsnog recht heeft op uitbetaling van de opgebouwde vakantiedagen.
Lager dan wettelijk minimumloon
Voor zover wel sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen all-inloon, is dit loon, na aftrek van het deel dat op vakantiedagen ziet, lager dan het wettelijk minimumloon. De werkgever moet in dat geval nog € 712,61 (inclusief vakantietoeslag) nabetalen en verder de wettelijke verhoging en wettelijke rente over deze bedragen betalen en een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.
Loon te laat betaald
Daarnaast heeft de werkgever ook het loon van diverse maanden, waaronder in ieder geval maart en april 2020 te laat betaald, zodat hij ook daarover de wettelijke verhoging verschuldigd is. Ten slotte moet hij correcte en volledige loonstroken verstrekken, waarin al het voorgaande is verwerkt.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever is het niet eens met de eisen en voeren het volgende aan. Partijen zijn in de arbeidsovereenkomst een all-inloon overeengekomen. De vakantiedagen werden maandelijks bovenop het overeengekomen uurloon uitbetaald. Tot maart 2020 werd dit ook gespecificeerd op de loonstroken. Pas daarna heeft de werkgever dit verzuimd.
Onder de streep niets verschuldigd
De werkgever hoeft echter niets meer te betalen, want als het loon wel correct was berekend dan heeft de werkgever alsnog teveel betaald. De erfgenamen gaan er namelijk ten onrechte vanuit dat de werknemer vanaf 1 maart 2021 (het tweede ziektejaar) recht had op 100% van haar loon. Een correcte rekensom leidt ertoe dat de werkgever onder de streep niets verschuldigd zijn aan de erfgenamen.
Geen uurloon onder minimumloon
Omdat de vergoeding voor de vakantiedagen werd uitbetaald bovenop het overeengekomen loon, is ook geen sprake van een uurloon onder het minimumloon. De vorderingen van de erfgenamen moeten daarom worden afgewezen, met inbegrip van de gevorderde wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
Ruimschoots voldaan
Verder is het salaris over de maanden maart en april 2020 weliswaar te laat betaald, maar dit was veroorzaakt door onduidelijkheid aan de kant van de werkgever. Inmiddels is dit loon ruimschoots voldaan. De werkgever verzoekt daarom de wettelijke verhoging over die maanden af te wijzen, dan wel te matigen tot 10%. Ten slotte zijn alle loonspecificaties inmiddels verstrekt, zodat ook de vordering die daarop betrekking heeft moet worden afgewezen.
Oordeel kantonrechter
Eerst moet worden vastgesteld op welk loon de werknemer recht had tot en met 28 september 2021 (de datum van haar overlijden). Daarover verschillen partijen namelijk van mening. Onder andere om die reden komen zij tot verschillende antwoorden op de vraag of de werkgever nog iets verschuldigd is aan de erfgenamen van de werknemer.
Vaststaat dat het bruto uurloon van de werknemer in 2020 € 10,60 bedroeg en in 2021 € 10,80. Verder staat vast dat de werknemer iedere zondag recht had op 6 uur loon, 50% ‘zondagtoeslag’ en 8% vakantietoeslag.
7 ½ uur declareren oor elke gewerkte zondag
In eerste instantie hebben de erfgenamen zich op het standpunt gesteld dat de werknemer met de werkgever is overeengekomen dat zij voor iedere gewerkte zondag in totaal 7 ½ uur mocht declareren. Die kwestie is uitgebreid tijdens de mondelinge behandeling aan de orde geweest en de kantonrechter heeft daarbij aan het slot van de zitting bepaald dat het op de weg van de erfgenamen ligt om bewijs aan te dragen van die stelling, nu die gepretendeerde afspraak door de werkgever gemotiveerd is weersproken.
De erfgenamen hebben vervolgens in de akte genomen na de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat mede door het overlijden van de werknemer de gestelde afspraak niet meer bewezen kan worden. De kantonrechter gaat er, mede gezien hetgeen overigens door de erfgenamen in bedoelde akte is gesteld, vanuit dat de erfgenamen hun stellingen en hun vordering ten aanzien van de 7 ½ uur voor iedere gewerkte zondag niet langer handhaven.
Hoogte loon
De discussie na de eiswijziging spitst zich nu toe op de hoogte van het loon, waarbij het gaat om twee punten, te weten:
- of de werkgever in de afgelopen jaren loon voor opgebouwde vakantiedagen heeft uitgekeerd; en
- of de werknemer vanaf 1 maart 2021 recht had op 70% of 100% van haar loon.
Deze vragen moeten eerst worden beantwoord, aangezien vervolgens pas kan worden beoordeeld of de werkgever het verschuldigde loon tijdig en volledig heeft betaald aan de werknemer.
All-inloon
De discussie over het rechtsgeldig overeenkomen van een all-inloon is rijkelijk laat door de erfgenamen opgeworpen, namelijk pas voor het eerst bij akte na de mondelinge behandeling. De werkgever heeft hiertegen echter geen bezwaar gemaakt.
Bovendien heeft de kantonrechter ook begrip voor de situatie van de erfgenamen, namelijk dat zij hun overleden familielid vertegenwoordigen en bovendien zijn geconfronteerd met een zeer onduidelijke administratie aan de zijde van de werkgever. Daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding om de gewijzigde eis vanwege formele redenen buiten beschouwing te laten.
Salaris plus vakantiedagen
De erfgenamen vorderen primair uitbetaling van vakantiedagen, gebaseerd op hun stelling dat de werkgever en de werknemer niet rechtsgeldig een all-inloon zijn overeengekomen. Zij doelen daarmee met ‘all-inloon’ op een loon waarbij het salaris over vakantiedagen is inbegrepen.
De kantonrechter stelt voorop dat het overeenkomen van een dergelijk loon is toegestaan. Daarvoor is wel vereist dat de afspraken daarover duidelijk en transparant zijn vastgelegd en dat de uitbetaling ook op een duidelijke en transparante manier plaatsvindt.
Periodieke uitbetaling vakantiedagen
De werkgever heeft in zijn akte aangevoerd dat uit de arbeidsovereenkomst in samenhang met de loonstroken (tot maart 2020) duidelijk blijkt dat het loon over de vakantiedagen maandelijks tegelijk met het reguliere loon werd uitbetaald. En heeft daarvoor verwezen naar artikel 10.1 van de arbeidsovereenkomst (2.1) en de loonstroken tot maart 2020, waarin steeds een post is opgenomen met de titel ‘periodieke uitbetaling vakantiedagen’. De erfgenamen hebben nog geen gelegenheid gehad om op de loonstroken te reageren.
De kantonrechter zal een voortzetting van de mondelinge behandeling bepalen, om onder andere dit punt aan de orde te stellen, mede om op die manier een langdurige schriftelijke procedure te voorkomen.
Lager dan minimumloon?
Voor het geval vast komt te staan dat partijen rechtsgeldig een all-inloon zijn overeengekomen, moet worden beoordeeld of dit loon lager is dan het wettelijk minimumloon. De erfgenamen stellen dat dit het geval is, wanneer het loon voor de vakantiedagen van het overeengekomen uurloon wordt afgetrokken.
De werkgever betwist echter dat het loon van de vakantiedagen van het uurloon moet worden afgetrokken. Hij voert aan dat het loon bovenop het overeengekomen loon werd uitbetaald. En heeft daarbij verwezen naar de loonstroken. De erfgenamen zullen tijdens de mondelinge behandeling ook in zoverre in de gelegenheid worden gesteld op de loonstroken te reageren.
De beslissing over de wettelijke verhoging, wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt aangehouden, voor zover deze vorderingen zijn gerelateerd aan het all-inloon, in afwachting van de uitkomst van de voortzetting van de mondelinge behandeling.
Loon tweede ziektejaar
Verder moet de vraag worden beantwoord of de werkgever tijdens het tweede ziektejaar van de werknemer (van 1 maart 2021 tot en met 28 september 2021) 100% van het loon moest doorbetalen. de erfgenamen stellen dat dit het geval is, omdat de werknemer tijdens het eerste ziektejaar ook 100% ontving en omdat op de loonstroken van het tweede ziektejaar ‘100%’ staat. De werkgever betwist dit. Hij stelt dat na het eerste ziektejaar wordt teruggevallen op het wettelijk minimum van 70%.
Ten minste 70% doorbetalen
De kantonrechter oordeelt dat uit de wet het uitgangspunt volgt dat de werkgever tijdens de eerste twee ziektejaren 70% van het loon moet doorbetalen, waarvan het eerste jaar tenminste het wettelijk minimumloon. Partijen mogen hier van afwijken. Zij hebben dat niet gedaan in de arbeidsovereenkomst en er is ook geen cao van toepassing.
Uit een vaste gedragslijn van de werkgever kan echter ook een aanvullende arbeidsvoorwaarde voortvloeien. Of daarvan sprake is, hangt af van de zin die partijen aan elkaars gedragingen en verklaringen hebben toegekend en in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen.
Eerst ziektejaar 100% betaald
In dit geval staat vast dat de werkgever tot het eerste ziektejaar 100% van het loon heeft doorbetaald aan de werknemer. Vanaf maart 2021 zijn op onregelmatige tijdstippen, steeds wisselende bedragen overgemaakt. Het is echter niet inzichtelijk waar deze bedragen op zijn gebaseerd. Dit zal tijdens de mondelinge behandeling aan de orde worden gesteld. Dit is namelijk mede van belang voor de beantwoording van deze rechtsvraag.
Verder hebben de erfgenamen erop gewezen dat op de loonstroken vanaf maart 2021 is vermeld dat de werknemer 100% van het loon krijgt doorbetaald. Daarop is geen inhoudelijke reactie gegeven door de werkgever. Ook dit punt zal daarom worden behandeld tijdens de mondelinge behandeling.
Loon maart en april 2020
De erfgenamen stellen verder dat de werkgever het loon over de maanden maart en april 2020 te laat heeft betaald. Dit heeft de werkgever bevestigd en is daarom de wettelijke verhoging verschuldigd (art. 7:625 BW). De werkgever heeft aangevoerd dat de te late betaling niet voortkwam uit onwil, maar uit een onjuiste voorstelling van zaken, door een discussie waarin hij beland was met haar verzekeraar. Dit is door de erfgenamen niet betwist.
Matiging wettelijke verhoging
De kantonrechter matigt met het oog daarop de wettelijke verhoging tot 20%. De exacte hoogte kan op dit moment niet worden vastgesteld, aangezien (met oog op het voorgaande) niet vaststaat wat de hoogte van het loon is.
Wettelijke rente
De wettelijke rente over dit loon is de werkgever verschuldigd. De hoogte hiervan is op dit moment niet vast te stellen, aangezien de hoogte van het loon niet vaststaat en verder niet vaststaat op welk moment het loon betaald is.
Loon 1 mei 2020 tot en met 28 september 2021
De erfgenamen stellen dat ook het loon van de maanden daarna te laat is betaald, hoewel niet goed inzichtelijk is waar de betalingen op zien. Zij vorderen daarom in het algemeen ook wettelijke verhoging en wettelijke rente over de overige salarissen die te laat zijn betaald. De werkgever betwist dit. Hij stelt dat het loon vanaf mei 2020 tijdig is betaald en dat de werkgever onder de streep juist teveel loon heeft betaald.
Deugdelijke loonadministratie
De kantonrechter is het met de erfgenamen eens dat op dit moment niet is vast te stellen of het loon vanaf 1 mei 2020 op tijd is betaald. Het is aan een werkgever om een deugdelijke loonadministratie te voeren. De werkgever is in dat opzicht ernstig tekortgeschoten.
Administratieve wirwar
De werkgever heeft een administratieve wirwar gecreëerd. De overgelegde loonstroken bevatten sterk fluctuerende brutobedragen, die niet zijn terug te voeren naar de brutobedragen waarop de werknemer recht zou hebben gehad. Daarnaast vinden op diverse momenten correcties en herberekeningen plaats, die eveneens onverklaarbaar zijn. Verder heeft de werkgever in zijn akte zelf aangevoerd dat ten onrechte op de loonstroken de uitbetaling van de vakantiedagen niet is opgenomen.
Bovendien zijn vanaf maart 2020 op onregelmatige tijdstippen, steeds wisselende nettobedragen uitgekeerd aan de werknemer. Onduidelijk is waar deze betalingen betrekking op hebben.
Geen juiste wijze van loonadministratie
De werkgever veegt in zijn schriftelijke stukken alle betalingen op een hoop en stellen dat hij onder de streep teveel heeft betaald. Dat is echter geen juiste wijze van loonadministratie. Op deze manier maakt de werkgever het voor de erfgenamen onmogelijk om te controleren in hoeverre het loon tijdig en volledig is betaald.
Pro forma berekeningen maken
Het ligt op de weg van de werkgever om uiterlijk tien dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling correcte, duidelijke en volledige (pro-forma) loonstroken over de periode van 1 maart 2021 tot en met 28 september 2021 in het geding te brengen.
Omdat op dit moment nog niet definitief kan worden beoordeeld of de werkgever tijdens het tweede ziektejaar 70% of 100% salaris moeten betalen, ligt het op de weg van de werkgever om over genoemde periode twee pro forma berekeningen te maken, een uitgaande van 70% doorbetalingsplicht en de andere op basis van een loondoorbetalingsplicht tijdens ziekte van 100%.
Daarnaast moet hij een overzicht in het geding brengen waaruit blijkt waarop de verrichte betalingen betrekking hebben. Alleen op die manier is voor de erfgenamen inzichtelijk of het loon vanaf 1 mei 2020 tijdig en volledig aan de werknemer is betaald.
Mocht de werkgever in gebreke blijven met het overleggen van de hiervoor genoemde loonstroken en een duidelijk overzicht, dan zal de kantonrechter daaraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 4 november 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:9784