Nu de werknemer is overleden voordat het slapend dienstverband eindigde, kan de werkgever geen aanspraak maken op de compensatie van de transitievergoeding van UWV. Dat oordeelt de kantonrechter.
Wat is de situatie?
De werknemer was vanaf 25 augustus 1982 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam voor werkgever en diens rechtsvoorgangers, laatstelijk in de functie van monteur op basis van een arbeidsomvang van 40 uur per week. Het laatst verdiende salaris van werkgever bedroeg € 3.106,62 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
Op de arbeidsovereenkomst van werknemer was de CAO voor Bouw & Infra van toepassing.
Overlijdensuitkering
Artikel 1.6.5 van de CAO luidt:
Bij overlijden van de werknemer betaalt de werkgever de gezamenlijks nagelaten betrekkingen van de werknemer een eenmalige overlijdensuitkering. Die is gelijk aan het vast overeengekomen loon of het salaris van de werknemer over de periode van de dag van overlijden tot het eind van die maand en de twee maanden daarna. Dit is afwijking van artikel 7:674 BW.
Arbeidsongeschikt
De werknemer was op 27 november 2019 arbeidsongeschikt geworden. Per 20 februari 2021 heeft het UWV aan de werknemer een vervroegde IVA-uitkering toegekend.
Brief einde dienstverband
Op 31 oktober 2021 heeft de werkgever aan de werknemer een brief gestuurd met (onder meer) de volgende inhoud:
Op 27 november 2021 zullen wij het dienstverband met jou beëindigen omdat je dan twee jaar ziek bent.
Overlijdensuitkering betaald door werkgever en UWV
Op 19 november 2021 is de werknemer overleden.
Het UWV heeft een bedrag van € 2.434,92 netto aan overlijdensuitkering betaald, de werkgever heeft een bedrag van € 4.475,42 netto aan overlijdensuitkering aan de weduwe betaald.
Weduwe verzoekt om transitievergoeding
De weduwe van de werknemer verzoekt, naast een deel van de overlijdensuitkering, veroordeling tot betaling van de transitievergoeding als gevolg van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkgever.
Uit artikel 7:673 lid 1 onder a ten 1° BW volgt dat de werkgever [..] aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd [is] indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Daarmee is niet het beëindigen van de arbeidsovereenkomst de bepalende gebeurtenis, maar de opzegging daarvan.
Opzegging arbeidsovereenkomst
Ten aanzien van de opzegging van de arbeidsovereenkomst beroept de weduwe zich op de brief van werkgever van 31 oktober 2021, die zij aanmerkt als een opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Dat vervolgens niet een einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen als gevolg van deze opzegging, maar door het (eerdere) overlijden van werknemer, doet er niet aan af, dat de werkgever voorafgaand aan het overlijden de arbeidsovereenkomst had opgezegd, waardoor de verplichting tot betaling van de transitievergoeding toch is ontstaan.
Aankondiging tot einde dienstverband na 104 weken ziekte
Volgens de werkgever is de brief van 31 oktober 2021 niet aan te merken als een opzegging van de arbeidsovereenkomst, maar slechts als een aankondiging voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst na verloop van 104 weken ziekte. Over dit scenario hadden werknemer en werkgever al geruime tijd gesproken.
Dienstverband eindigt op 26 november 2021
Uit hetgeen werkgever op dit punt stelt en overigens ook uit de e-mail van de werkgever van 1 december 2020 aan de werknemer blijkt dat het steeds de intentie van werkgever was dat het dienstverband zou eindigen op 26 november 2021, precies op de dag dat werknemer 104 weken arbeidsongeschikt zou zijn. In de e-mail van 1 december 2020 staat dat ook met zoveel woorden: Het dienstverband zou dan eindigen op 26 november omdat je dan 104 weken ziek bent.
Arbeidsovereenkomst duurt ongewijzigd voort
Tijdens arbeidsongeschiktheid duurt een arbeidsovereenkomst ongewijzigd voort, zij het uiteraard dat een werknemer geen arbeid kan verrichten en dat een werknemer geen loon ontvangt, maar ziekengeld, al dan niet aangevuld door het UWV. Uit artikel 7:667 lid 6 BW volgt dat voor de beëindiging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst [..] de voorafgaande opzegging nodig [is].
Brief = opzegging arbeidsovereenkomst
De stelling van werkgever dat de brief van 31 oktober 2021 slechts is aan te merken als een aankondiging dat de arbeidsovereenkomst na 104 weken ziekte zou eindigen, strookt dan ook niet met artikel 7:667 lid 6 BW.
Uit het voorgaande blijkt dat het de bedoeling van werkgever was dat de arbeidsovereenkomst met werknemer op 26 november 2021 zou eindigen en in dat licht was de brief van 31 oktober 2021 naar het oordeel van de kantonrechter wel degelijk aan te merken als een opzegging van de arbeidsovereenkomst tegen 26 november 2021.
Arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2021 opgezegd
In ieder geval moet ook tijdens arbeidsongeschiktheid de opzegtermijn in acht worden genomen en waar wellicht een opzegtermijn van vier weken al (te) krap was, zou in ieder geval een opzegging op of vlak voor 26 november 2021 veel te krap zijn geweest. In het licht van het voorliggende geschil moet het er dus voor worden gehouden dat werkgever met de brief van 31 oktober 2021 de arbeidsovereenkomst met werknemer op die dag heeft opgezegd.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst is het relevante (rechts)feit voor de beoordeling of de transitievergoeding verschuldigd is en niet de daadwerkelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Overleden na 103 weken ziekte
In dit geschil doet zich de bijzondere situatie voor dat werknemer precies in de periode tussen de opzegging (op 31 oktober 2021) en de dag waartegen de arbeidsovereenkomst was opgezegd (27 november 2021) is overleden, na 103 weken arbeidsongeschiktheid.
Arbeidsovereenkomst al opgezegd op moment van overlijden
Door het overlijden van werknemer is daarmee kort voor de dag waarop de arbeidsovereenkomst door opzegging zou eindigen door het overlijden van werknemer een einde aan de arbeidsovereenkomst gekomen (artikel 7:674 lid 1 BW). Dat neemt echter niet weg dat op het moment van overlijden de arbeidsovereenkomst al was opgezegd.
Compensatie slapend dienstverband
Van de zijde van werkgever is vervolgens gesteld dat ook al niet de transitievergoeding verschuldigd is, omdat het een voorwaarde was dat werkgever de transitievergoeding vergoed zou krijgen van het UWV. Daarmee doelt werkgever op de compensatieregeling waaruit voortvloeit dat een werknemer in het geval van de beëindiging van een slapend dienstverband (bijvoorbeeld een dienstverband met een werknemer dat na 104 weken ziekte niet is beëindigd) een betaalde transitievergoeding gecompenseerd kan krijgen door het UWV. Daarbij beroept de werkgever zich onder meer op de e-mail van 1 december 2020.
E-mail UWV: beschrijving compensatieregeling
In die e-mail beschrijft de werkgever inderdaad dat het UWV de transitievergoeding vergoedt na 104 weken ziekte en dat de transitievergoeding vervalt als de werknemer eerder zou komen te overlijden, maar meer dan een beschrijving van de financiële compensatieregeling bij de beëindiging van slapende dienstverbanden is dat niet.
Geen tussen partijen overeengekomen voorwaarde
De kantonrechter leest in die e-mail in ieder geval geen tussen partijen overeengekomen voorwaarde, dat werknemer alleen de transitievergoeding zou ontvangen, indien de werkgever dat vergoed zou krijgen van het UWV. Ook overigens is van een dergelijke overeengekomen voorwaarde niet gebleken, nog los van het punt dat de verschuldigdheid van de transitievergoeding voortvloeit uit de wet en niet afhankelijk gesteld kan worden van een opschortende of ontbindende voorwaarde.
Ongelukkige situatie
In deze procedure doet zich dus de inderdaad voor werkgever de ongelukkige situatie voor dat als gevolg van de opzegging van de arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2021, in de veronderstelling dat deze zou eindigen op 27 november 2021 en in de veronderstelling dat dat dan de aan werkgever te betalen transitievergoeding door het UWV vergoed zou krijgen, enerzijds hij wel jegens de weduwe de transitievergoeding is verschuldigd, maar deze anderzijds niet door het UWV krijgt vergoed.
De kantonrechter ziet echter geen ruimte om de werkgever hierin tegemoet te komen op grond van de redelijkheid en billijkheid en/of de beperkende werking van de goede trouw, juist omdat de verschuldigdheid van de transitievergoeding voortvloeit uit de wet.
Transitievergoeding betalen
De weduwe verzoekt betaling van een transitievergoeding ter hoogte van € 43.902,75 bruto. De werkgever voert in die zin verweer tegen de hoogte van de transitievergoeding, dat bij de berekening niet de prestatietoeslag mag worden betrokken. De kantonrechter volgt de werkgever in dat verweer.
Dit betekent dat de berekening van de hoogte van de transitievergoeding opnieuw zal moeten worden uitgevoerd, aan de hand van de ‘aftrekposten’, zoals die voortvloeien uit de e-mailreeks bij het verweerschrift.
Hoogte overlijdensuitkering
Dan rest nog een oordeel over de (hoogte van de) overlijdensuitkering. Anders dan met de transitievergoeding vloeit deze uitkering niet voort uit de wet, maar uit de toepasselijke cao. De tekst van de betreffende cao-bepaling is duidelijk: de nabestaanden van een overleden werknemer hebben recht op een (bovenwettelijke) overlijdensvergoeding van twee maanden salaris plus het salaris over het aantal dagen tussen het overlijden en he eind van de maand van overlijden.
De wettelijke overlijdensvergoeding is bedoeld ter overbrugging van de eerste periode na het overlijden van een werknemer. In de betreffende cao-bepaling staat: Dit is afwijking van artikel 7:674 BW. Daarmee wordt volgens de kantonrechter slechts de hoogte van de uitkering bedoeld, en wordt niet bedoeld dat overigens de wettelijke bepalingen omtrent de uitkering worden gewijzigd.
Verminderen met andere uitkering
Artikel 7:674 lid 4 BW bepaalt dat de uitkering kan worden verminderd met een andere uitkering in verband met het overlijden. Volgens de kantonrechter wordt hiermee – mede – de uitkering bedoeld die het UWV in het kader van de IVA-uitkering van werknemer heeft uitgekeerd.
In die zin heeft werkgever dus terecht dat betreffende bedrag in mindering mogen brengen op de uitkering op grond van de cao en daarom zal dat deel van het verzoek van de weduwe en de daarmee verband houdende nevenverzoeken worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
Omdat de weduwe in voldoende mate heeft aangetoond dat zij getracht heeft dit geschil zonder tussenkomst van de rechter te voorkomen zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, met dien verstande dat de kantonrechter het bedrag als gevolg van de nog uit te voeren herberekening van de hoogte van de transitievergoeding zal toewijzen over een bedrag van € 43.000,-, waardoor de buitengerechtelijke incassokosten uitkomen op € 1.205,- (excl. BTW).
De wettelijke rente over de transitievergoeding zal, als verzocht, worden toegewezen.
Beslissing
De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling binnen vijf dagen na de uitspraak aan de weduwe van:
- de transitievergoeding van € 43.902,75 bruto, met dien verstande dat dit bedrag dient te worden herberekend onder aftrek en verrekening van de prestatietoeslag, zoals die voortvloeit uit de bedragen, genoemd bij het verweerschrift, vermeerderd met de wettelijke rente over het herberekende bedrag vanaf de dag dat de transitievergoeding was verschuldigd, een en ander onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto.
- een bedrag van € 1.205 (excl. BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 3 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:7575