
Aangezien er geen gezagsverhouding is, is er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking. Ook is er geen fictieve dienstbetrekking. De vrouw is niet verzekeringsplichtig voor de werknemersverzekeringen.
Wat is de situatie?
De vennootschap onder firma is gestart op 22 februari 2001. De vennoten zijn vennoot 1 en zijn neef (vennoot 2). De vrouw is gehuwd met vennoot 1.
De vrouw had op een gegeven moment een klein administratiekantoor en deed werkzaamheden voor verschillende ondernemers waaronder de vennootschap van haar echtgenoot. Zij stuurde voor haar werkzaamheden facturen aan de vennootschap. Toen haar kinderen groter waren geworden, kreeg de vrouw de mogelijkheid om zich te laten omscholen en in de kraamzorg te gaan werken. Toen zij fulltime in de kraamzorg ging werken per 2013 is zij voor de andere ondernemers gestopt met het administratieve werk en is zij dit alleen nog voor de vennootschap van haar echtgenoot blijven doen.
Administratieve werkzaamheden
De vennoten zijn niet administratief onderlegd. De vrouw verricht allerlei administratieve werkzaamheden voor de vennootschap. Er zijn geen vaste werktijden, de vrouw werkt als ze tijd over heeft. Dat kan zij op kantoor van de vennootschap doen, maar dat hoeft niet. De administratieve werkzaamheden zijn niet door iemand anders dan door de vrouw (en de boekhouder) gedaan.
Een overeenkomst met betrekking tot de werkzaamheden van de vrouw is eerst niet opgesteld. In overleg met de vennoten is wel besloten dat zij een vergoeding voor de werkzaamheden verdiende. Een assistent heeft de vrouw in 2013 op de loonlijst gezet voor 8 uren per week en zo wordt de vrouw ook uitbetaald.
Arbeidsovereenkomst
Naar aanleiding van een controle van de pensioenuitvoerder van de vennootschap heeft de vennootschap op 6 september 2019 een verzoek ingediend voor een beschikking dat de vrouw niet verzekeringsplichtig is voor de werknemersverzekeringen. In het kader van het verzoek hebben de vrouw en de vennootschap in september 2019 een document met de titel “arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd” ondertekend.
De inspecteur van de Belastingdienst heeft bij beschikking van 9 april 2020 beslist dat de vrouw met ingang van 1 januari 2013 verzekerd is voor de werknemersverzekeringen van de Werkloosheidswet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet.
Overeenkomst van opdracht
Op 6 mei 2020 heeft de inspecteur het bezwaarschrift van de vennootschap ontvangen tegen de beschikking. In de bezwaarprocedure hebben de vennootschap en de vrouw in juli 2020 een nieuw document ondertekend met de titel “overeenkomst van opdracht”.
Na correspondentie tussen de inspecteur en de vennootschap heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 18 november 2020 de beschikking dat de vrouw verzekeringsplichtig is voor de werknemersverzekeringen gehandhaafd.
Wat is het geschil?
In geschil is of de beschikking voor de vrouw terecht is afgegeven. Meer specifiek is in geschil of sprake is van een gezagsverhouding en het persoonlijk verrichten van arbeid. Verder is in geschil of sprake is van een fictieve dienstbetrekking tussen de vennootschap en de vrouw. Niet is in geschil dat sprake is van het betalen van loon.
Wat stelt de vennootschap?
De vennootschap stelt zich op het standpunt dat de beschikking door de inspecteur onterecht is opgelegd. Er is geen sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, omdat geen sprake is van de verplichting persoonlijk arbeid te verrichten en er geen gezagsverhouding is.
Wat betreft het ontbreken van de gezagsverhouding stelt de vennootschap dat de vrouw over de administratie van de onderneming gaat en de werkzaamheden geheel naar eigen inzicht, zonder controle en instructies uitvoert. De vrouw behoeft geen aansturing en is bij uitstek deskundig. Zij maakt daarnaast onderdeel uit van de gezamenlijke ondernemerschap van de vennootschap waardoor van ondergeschiktheid geen sprake is.
De vrouw heeft inspraak over de bedrijfsvoering en economisch belang van de vennootschap. Verder is de vennootschap van mening dat er geen sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid door de vrouw. Zij staat namelijk vrij om haar werkzaamheden aan een ander uit te besteden.
Tot slot stelt de vennootschap zich op het standpunt dat geen sprake is van een fictieve dienstbetrekking omdat de arbeidsverhouding in overwegende mate wordt beheerst door een familieverhouding. De vennootschap concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, herroeping van de beschikking en verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Wat stelt de inspecteur?
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de beschikking terecht is opgelegd. de inspecteur is van mening dat aan de voorwaarden van een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan. Er is sprake van een gezagsverhouding tussen de vrouw en de vennootschap. Het is niet aannemelijk dat bij het niet nakomen van de op de vrouw rustende verplichtingen, zoals het tijdig aanleveren van de boekhouding aan de boekhouder, de vennootschap geen controle zal uitoefenen. Daarnaast blijkt uit de arbeidsovereenkomst dat de vrouw zich moet houden aan controlevoorschriften in het geval van ziekte en is niet gebleken dat de vrouw risico’s loopt.
De vennootschap heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de vrouw deel uitmaakt van het gezamenlijk ondernemerschap. De vrouw is namelijk geen vennoot waardoor zij de onderneming niet kan vertegenwoordigen en deelt niet mee in de winst.
Daarnaast is de inspecteur van mening dat er sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid door de vrouw, omdat uit de salarisadministratie van de vennootschap blijkt dat zij de werkzaamheden verricht en van vervanging of een mogelijkheid daartoe is geen sprake.
Subsidiair stelt de inspecteur zich op het standpunt dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking. De uitzondering van de familieverhouding gaat niet op.
Wat oordeelt de rechter?
De vennootschap en de vrouw hebben bij de aanvang van de werkzaamheden geen schriftelijke overeenkomst opgesteld. De in 2019 en 2020 gemaakte schriftelijke overeenkomsten zijn opgesteld, omdat door de Belastingdienst om overeenkomsten werd gevraagd.
De overeenkomsten zijn tegenstrijdig en geven niet noodzakelijkerwijs weer wat de vennootschap en de vrouw overeen waren gekomen, maar eerder wat zij dachten dat nodig was voor de Belastingdienst en het pensioenfonds. De rechtbank zal daarom minder gewicht toekennen aan wat in deze twee overeenkomsten op papier is gezet over de aard van de arbeidsverhouding en meer gewicht toekennen aan wat de vennootschap en de vrouw hebben verklaard over de tussen partijen gemaakte afspraken en de werkwijze. Hierbij moet worden aangetekend dat bij de kwalificatie van de overeenkomst – dat wil zeggen: voor de beantwoording van de vraag of van een dienstbetrekking sprake is – de bedoeling van partijen over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking niet van belang is (vgl. Hoge Raad 6 november 2020, ECLI:HR:2020:1746).
Persoonlijke band
De vennoten van de vennootschap zijn echtgenoot van de vrouw en zijn neef. De vrouw heeft dus een persoonlijke band met beide vennoten. De rechtbank stelt voorop dat een dergelijke persoonlijke verhouding op zichzelf niet eraan in de weg hoeft te staan dat tussen die vennoten en de vrouw een gezagsverhouding aanwezig is met betrekking tot de verrichte werkzaamheden. Voor de aanwezigheid van een gezagsverhouding is namelijk voldoende dat de werkgever bevoegd is om de werknemer bindende aanwijzingen omtrent het verrichten werk te geven.
De vrouw geniet grote vrijheid in het bepalen van haar werktijden, werkplek en dat van huisregels of een verlofregeling door de familiaire vertrouwensrelatie geen sprake is. Dat over dergelijke formele aspecten van de arbeid daadwerkelijk aanwijzingen worden gegeven is door de vennootschap en de vrouw geloofwaardig ontkend.
Geen werkgeversgezag
Verder spreken partijen steeds van een onderlinge gelijkwaardige verhouding, als ware de vrouw medeondernemer, zodat ook niet aannemelijk is dat over de vrouw bij de uitvoering van haar administratieve werkzaamheden er sprake is van (formeel) werkgeversgezag, bijvoorbeeld met betrekking tot werktijden, huisregels of het opnemen van verlof zou kunnen worden uitgeoefend.
Ook voor het bestaan van materieel werkgeversgezag vindt de rechtbank onvoldoende aanwijzingen. Met betrekking tot de inhoud van het werk is de vrouw de enige deskundige en opereert zij zelfstandig en zonder overleg met de vennoten. De boekhouder en de vrouw regelen onderling wie wat doet en wanneer iets af moet zijn. Dat er in 2013, toen de vrouw niet langer vanuit haar administratiebedrijf voor de vennootschap werkte, met betrekking tot de gezagsverhouding daadwerkelijk iets is veranderd, ligt ook niet voor de hand. De vennootschap en de vrouw verklaren dat zij uitsluitend voor dit bedrijf is doorgegaan met de werkzaamheden zoals daarvoor, omdat het om haar echtgenoot en zijn neef gaat.
Werkzaamheden niet op papier
Het standpunt van de inspecteur dat de door de vrouw te verrichten werkzaamheden niet op papier zijn vastgelegd, en dat vanwege het ontbreken van afspraken en details noodzakelijkerwijs wel aanwijzingen moeten worden gegeven, deelt de rechtbank niet. Dat enige afspraken zullen moeten zijn gemaakt over het resultaat van de werkzaamheden, acht de rechtbank aannemelijk, maar dat onderscheidt de werknemer nog niet van de opdrachtnemer.
Als er al opdrachten of instructies zouden kunnen worden gegeven, acht de rechtbank aannemelijk dat deze niet meer konden inhouden dan een nadere bepaling van de verlangde prestaties. Dergelijke opdrachten en instructies kunnen ook worden gegeven bij de uitvoering van een overeenkomst van opdracht.
Controle bij niet nakomen verplichtingen
De stelling van de inspecteur dat bij het niet nakomen van de op de vrouw rustende verplichtingen – zoals het tijdig aanleveren van de boekhouding aan de boekhouder – de vennootschap wel controle zal uitoefenen, levert ook geen verschil op dat kenmerkend is voor het bestaan van een gezagsverhouding. Een opdrachtnemer zal bij het niet tijdig voldoen aan de verlangde prestaties ook daarop aangesproken worden.
Wezenlijk onderdeel bedrijfsvoering
Het gegeven dat dat de vrouw al geruime tijd administratieve werkzaamheden voor de vennootschap verricht en naar de mening van de inspecteur een wezenlijk onderdeel vormt van de bedrijfsvoering van de vennootschap, leidt op zichzelf evenmin tot een gezagsverhouding. Een dergelijke langdurige relatie en de uitvoering van een wezenlijk oordeel van de bedrijfsvorming van een onderneming kan immers ook plaatsvinden binnen een overeenkomst van opdracht.
Niet bepalend voor gezagsverhouding
Het enkele gegeven dat sprake is van loon en vakantietoeslag leidt niet tot een andersluidende conclusie, omdat deze aspecten van het loon niet bepalend zijn voor het bestaan van een gezagsverhouding.
De rechter concludeert dat er geen sprake is van een gezagsverhouding. Daarom is er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking.
Geen fictieve dienstbetrekking
Ook volgt uit het hiervoor overwogene dat de arbeidsverhouding wordt bepaald door het onderlinge vertrouwen dat kenmerkend is voor een familierelatie. Daarom zal volgens de rechtbank de arbeidsverhouding tussen de vennootschap en de vrouw in overwegende mate worden beheerst door een familieverhouding en daarmee zal geen sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking.
De rechter wijzigt de beschikking aldus dat de vennootschap ten aanzien van de vrouw niet verzekeringsplichtig is voor de werknemersverzekeringen;
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 22 februari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:2021