De werkgever is eigenrisicodrager. De mededeling van een medewerker van UWV moet onder de gegeven omstandigheden worden gelijkgesteld met een ziekmelding binnen vier weken na het einde van het dienstverband, waardoor er een betalingsverplichting voor de werkgever bestaat.
De kantonrechter heeft in de beschikking van 4 november 2021 overwogen dat het einde van het dienstverband tussen de werknemer en de werkgever is vastgesteld op 17 juni 2020. De werkgever kan echter alsnog verplichtingen hebben jegens de werknemer, wanneer hij zich binnen 4 weken na die datum ziek heeft gemeld.
Mogelijk heel ziek
In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter overwogen dat hij in dat kader stuit op het feit dat een UWV-medewerker namens de gemeente op 2 juli 2020 schriftelijk aan de werkgever meldt: meneer blijkt heel ziek.
De vraag die nu nog moet worden beoordeeld is of deze mededeling moet worden gelijkgesteld met een ziekmelding. Omdat dit aspect in de eerste zitting onderbelicht is gebleven, heeft de kantonrechter een tweede zitting bepaald, om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over dit punt, alsmede de daaraan verbonden gevolgen en de eventuele verplichting tot schadebeperking.
Deze zitting heeft plaatsgevonden en partijen zijn in de gelegenheid geweest hun standpunten hierover toe te lichten en op elkaars standpunten te reageren.
Positie werkgever en werknemer
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of het bericht van de UWV-medewerker van 2 juli 2020 moet worden gelijkgesteld met een ziekmelding, een verschil bestaat tussen de positie van de werknemer en de werkgever.
De vraag of een werkgever een eigenrisicodrager is in de zin van de Ziektewet, is in de eerste plaats vooral van belang tussen de werkgever en het UWV.
Of de werkgever een eigenrisicodrager is, zal bij een werknemer doorgaans niet eens bekend zijn. Datzelfde geldt voor de bepaling dat de werknemer, wanneer hij ziek wordt binnen een periode van 4 weken na het einde van het dienstverband, zich ziek moet melden bij die voormalig werkgever. De werknemer is door de werkgever bij uitdiensttreding ook niet op die verplichting gewezen.
Van de werkgever mag echter wel worden gevergd dat hij zich bewust is van die consequenties. Daarbij overweegt de kantonrechter dat bij de werkgever op 2 juli 2020 in ieder geval bekend was dat de werknemer mogelijk heel ziek was, omdat dit door de betreffende UWV-medewerker bij de werkgever is gemeld.
LKV-besluit
Daarbij weegt de kantonrechter mee dat de werkgever er op dat moment in ieder geval al wel mee bekend was dat de werknemer voorafgaand aan het dienstverband endeldarmkanker had gehad omdat hij dit bij zijn opzegging had gezegd. Ook beschikte de werkgever over een LKV-besluit. Uit dat besluit blijkt weliswaar niet op welke grond dit gegeven is en of er sprake is van een medische reden voor het besluit, maar het is wel een reden voor de werkgever om extra alert te zijn, zeker wanneer ook andere omstandigheden, zoals de endeldarmoperatie, bekend zijn.
Of en op welke wijze de UWV-medewerker de werkgever pas zou hebben verzocht een regeling te treffen met betrekking tot een mogelijke WW-uitkering, verandert volgens de rechter ook niet het karakter van de mededeling op 2 juli 2020. Datzelfde geldt voor de bewoordingen van de mededeling van 2 juli 2020.
Verplichte ziekmelding binnen 4 weken
Het enkele feit dat er niet letterlijk staat dat het gaat om een ziekmelding is volgens de kantonrechter niet doorslaggevend. Van doorslaggevend belang is het feit dat de werkgever (wel) bekend was met de verplichtingen van een ziekmelding binnen 4 weken en niet mocht volstaan met simpelweg afwachten tot de werknemer zelf in persoon een dergelijke melding zou doen. De werkgever had dat nader moeten uitzoeken.
Verantwoordelijkheid ligt bij werkgever
Bij de werknemer mocht niet zonder meer bekend worden verondersteld dat hij zich bij de werkgever ziek moest melden, noch mag het feit dat de UWV-medewerker hem daar niet op heeft gewezen in zijn nadeel werken, nu die verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij de werkgever lag.
Ziektewetuitkering betalen
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de mededeling van de UWV-medewerker van 2 juli 2020 moet worden gelijkgesteld met een ziekmelding. Dit betekent dat op de werkgever vanaf dat moment verplicht was een Ziektewetuitkering te betalen aan de werknemer.
Voor de omvang van die verplichting is van belang dat deze wordt geacht te zijn ontstaan op het moment van de ziekmelding, 2 juli 2020, tot aan 8 september 2020, nu de werknemer vanaf die datum (dat wil zeggen: de datum dat de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd indien geen sprake was geweest van tussentijdse beëindiging) een Ziektewetuitkering heeft ontvangen en dus geen inkomensderving heeft.
Laatstgenoten salaris
De werknemer stelt zich op het standpunt dat zijn gemiddelde bruto salaris over de maanden februari, maart en april 2020 inclusief vakantietoeslag € 1.422,99 bruto per maand bedroeg.
De werkgever heeft dat gemotiveerd weersproken en heeft, onder overlegging van loonstroken, gesteld dat dit bedrag € 1.388,06 per maand is. Hoewel de werknemer heeft aangegeven erbij te blijven dat zijn bedrag juist is, heeft hij dat niet nader onderbouwd.
De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat € 1.388,06 het loon is dat als uitgangspunt dient bij de vaststelling van de financiële verplichtingen van de werkgever.
70 procent salaris
Nu een Ziektewetuitkering in principe 70 procent bedraagt van het laatst genoten salaris, betekent dat dat de werkgever een bedrag van € 971,64 bruto moet betalen over de periode 2 juli 2020 tot en met 8 september 2020.
Wettelijke rente
Gelet op het feit dat deze betalingen te laat zijn is in elk geval de wettelijke rente daarover verschuldigd, vanaf de respectievelijke data van verschuldigdheid van de betalingen tot aan de voldoening.
Geen wettelijke verhoging
De werknemer verzoekt daarnaast ook de maximale wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW toe te kennen. Nu de te betalen bedragen echter geen loon betreffen, is artikel 7:625 BW niet van toepassing en moet dat deel van de vordering worden afgewezen.
Geen dwangsom
De werkgever zal van de verrichte betalingen bruto-netto specificaties moeten verschaffen. De gevraagde dwangsom wijst de kantonrechter af, nu geen enkele aanleiding bestaat dat de werkgever daartoe niet over zal gaan.
Geleden schade niet onderbouwd
De werkgever heeft gesteld dat de werknemer de verplichting heeft zijn schade zoveel mogelijk te beperken, maar stelt dat hij daaraan niet meewerkt, onder meer door bepaalde informatie niet te geven. De werkgever vraagt de kantonrechter daarmee “rekening te houden”. Hij heeft echter niet nader onderbouwd op welke wijze dat dan zou moeten gebeuren. Het is op zich juist dat de werknemer de verplichting heeft zijn schade te beperken. Op dit moment is echter niet gebleken dat hij dat niet of onvoldoende heeft gedaan, dat de werkgever hierdoor schade lijdt en de werkgever heeft niet onderbouwd op welke wijze de kantonrechter dan in haar beschikking rekening moet houden met haar verzoek. Het verzoek wijst de kantonrechter daarom af.
Opstarten re-integratie door werkgever
De werknemer heeft verzocht dat de werkgever wordt veroordeeld om binnen drie dagen na de te wijzen beschikking de re-integratie op te starten, op straffe van een dwangsom.
Op dit moment betaalt het UWV aan de werknemer een Ziektewetuitkering en heeft UWV de re-integratie opgestart, waarbij moet worden opgemerkt dat de werknemer vooralsnog door UWV 100 procent arbeidsongeschikt wordt geacht. Gelet op de aard van de ziekte van de werknemer is onduidelijk of dit in de toekomst nog zal veranderen. Een veroordeling tot het opstarten van een re-integratie door de werkgever is daarom op dit moment niet aan de orde en wordt afgewezen.
Proceskosten
De kantonrechter overweegt dat beide partijen gedeeltelijk in het (on)gelijk zijn gesteld. De proceskosten worden daarom gecompenseerd, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 28 januari 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:388