
De minister kent het bericht dat de rechter heeft geoordeeld dat mensen die onder de regeling dienstverlening aan huis werken – waaronder zorghulpen die betaald worden via Persoonsgebonden budget (PGB) – in aanmerking komen voor de Werkloosheidswet (WW).
Het betreft een uitspraak van een rechtbank in een specifieke casus. UWV heeft tegen de uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak in hoger beroep wacht Van Gennip af en zij loopt daar niet op vooruit.
Niet verzekerd voor WW
De uitspraak ziet op de verzekeringsplicht voor de Werkloosheidwet (WW) van een PGB-dienstverlener die onder de Regeling dienstverlening aan huis. Deze personen zijn op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de WW (Uitzonderingsbepaling), niet verzekerd voor de WW als zij minder dan vier dagen per week diensten verlenen aan een particulier voor diens huishouding.
Indirecte discriminatie
In de uitspraak staat de vraag centraal of PGB-dienstverleners door dit artikel worden gediscrimineerd op basis van geslacht en dit in strijd is met het Europees recht.
De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van directe discriminatie. Wel stelt de rechtbank dat er sprake is van indirecte discriminatie, die niet objectief wordt gerechtvaardigd in het geval van PGB-zorgverleners. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze uitzonderingsbepaling meer vrouwen dan mannen treft en dat daarom sprake is van indirecte discriminatie.
De analyse van de rechter dat er sprake is van (indirecte) discriminatie ligt in hoger beroep voor aan de CRvB.
Alleen voor PGB-zorgverleners
De rechtbank heeft de conclusie dat met de Uitzonderingsbepaling sprake is van indirecte discriminatie op grond van geslacht die niet wordt gerechtvaardigd, alleen getrokken voor PGB-zorgverleners. Deze uitspraak kan niet zonder meer doorgetrokken worden naar alle werknemers die vallen onder de Regeling. De zaak nu dus nog onder de rechter.
Als de CRvB deze uitspraak bevestigt, geldt voor de groep PGB-zorgverleners die vergelijkbaar zijn met de betrokkene in deze zaak, dat zij verzekerd zijn voor de WW. Voor het recht op een WW-uitkering is niet vereist dat er premies WW zijn afgedragen.
Om recht te hebben op een WW-uitkering, moet dus nog wel aan de gebruikelijke voorwaarden voor een WW-uitkering, zoals de wekeneis, worden voldaan.
Volgens cijfers van de Sociale verzekeringsbank uit 2021 zijn er ongeveer 30.000 PGB-zorgverleners die werkzaam zijn onder de Regeling.
Eén enkele uitspraak
De uitspraak van de rechtbank ziet specifiek op het al dan niet verzekerd zijn voor de WW en niet op andere sociale zekerheidsregelingen of uitzonderingen in het arbeidsrecht.
Het betreft hier een uitspraak van één rechtbank in een individuele casus. Daarmee is geen sprake van bestendige jurisprudentie. Op basis van één enkele uitspraak kan UWV daarom nog niet concluderen dat al deze personen voortaan aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering. UWV blijft daarom in afwachting van het hoger beroep uitvoering geven aan de Uitzonderingsbepaling.
Verzekeringsplicht
De rechtbank heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van de PGB-zorgverlener verzekerde arbeid is in de zin van de WW. De uitspraak van de rechtbank ziet uitsluitend op de verzekeringsplicht. Op dit moment is onduidelijk wat de gevolgen van de uitspraak zouden kunnen zijn voor de premieheffing.
Zwart werken
Wat de gevolgen zullen zijn op het zwart werken als er premies moeten worden afgedragen, kan Van Gennip (nog) niet aangeven.
Zwart werken is niet gelijk te stellen aan werken zonder arbeidsovereenkomst. Ook werknemers die het ontvangen loon niet aan de Belastingdienst opgeven en daarmee als het ware zwart werken, kunnen wel
een arbeidsovereenkomst hebben en aanspraak maken op rechten die daaruit voortvloeien, ongeacht of deze afspraken schriftelijk zijn gemaakt. De zichtbaarheid en bijbehorende kwetsbaarheid zullen mogelijk wel een groter risico zijn als werkgevers geen afspraken meer in een schriftelijke
arbeidsovereenkomst durven vast te leggen.
Recht op sociale zekerheid
Een recht op sociale zekerheid voor werknemers zonder dat de werkgever hier premies voor moet afdragen heeft verstrekkende gevolgen voor het stelsel.
De financiering van werknemersverzekeringen vindt nu (deels) plaats via premieheffing. Als je dat voor een bepaalde groep werknemers anders wilt regelen en tegelijkertijd de dekking van het stelsel wilt waarborgen, zou dit bijvoorbeeld kunnen betekenen dat de premies voor andere werkgevers hoger worden. Dit om de uitkeringslasten voor alle werknemers te kunnen betalen.