De ministers gaan onder meer in op de in het coalitieakkoord opgenomen verhoging van het wettelijk minimumloon, de kinderopvangtoeslagvergoeding naar 95 procent, het niet-invoeren van het loonkostenvoordeel voor jongeren en de adviezen van de commissie-Borstlap en de SER die als leidraad dienen voor het vormen van de arbeidsmarkt van de toekomst.
Verhoging wettelijk minimumloon
Bij de vaststelling van het coalitieakkoord voor het kabinet Rutte IV is gekozen voor een verhoging van het wettelijk minimumloon (WML). Daarnaast wordt een minimumuurloon geïntroduceerd op basis van een 36-urige werkweek.
Loonkosten stijgen
De loonkosten voor werkgevers zullen toenemen. Zeker voor werkgevers die relatief veel werknemers hebben op het WML-niveau of in sectoren waarin minimumloonverdieners meer dan 36 uur per week werken zullen de loonkosten stijgen. Het wettelijk minimumloon stijgt gedurende de kabinetsperiode
stapsgewijs met in totaal 7,5 procent bovenop de reguliere indexatie.
Afhankelijk van cao-afspraken
De precieze doorwerking op de loonkosten is onzeker. Zo is het mogelijk dat lonen net boven het WML verhoogd worden doordat het hogere WML doorwerkt op andere salarisniveaus via bijvoorbeeld cao-afspraken. De verhoging van het WML heeft dus mogelijk gevolgen voor het loongebouw. De precieze gevolgen zullen mede afhankelijk zijn van cao-afspraken.
Koppeling WML en AOW
De incidentele verhoging van het WML, zoals afgesproken in het coalitieakkoord, werkt nu niet door in de hoogte van de AOW-uitkering. De halfjaarlijkse reguliere koppeling tussen AOW en de contractlonen via het WML blijft uitgezonderd deze extra verhoging van het WML in stand. Hier hebben alle AOW-gerechtigden profijt van.
Ook na deze voorgenomen verhoging van het WML ligt de AOW hoger dan het sociaal minimum voor huishoudens onder de AOW-gerechtigde leeftijd en is het risico op armoede voor gepensioneerden relatief laag. Daarnaast wordt de ouderenkorting verhoogd, hier hebben gepensioneerden met aanvullend pensioen baat bij.
Hervorming huurtoeslag
De verhoging van het wettelijk minimumloon geeft inkomensruimte om de huurtoeslag te hervormen. Het ligt voor de hand om de verhoging van het wettelijk minimumloon en de hervorming van de huurtoeslag in samenhang te bezien. De uitvoering wordt nader vormgegeven door het kabinet.
Kinderopvangtoeslag naar 95 procent
Komende jaren zal de kinderopvangtoeslag fundamenteel worden herzien door de vergoeding te verhogen tot 95 procent voor alle werkende ouders en het criterium koppeling gewerkte uren los te laten. Ook zal de vergoeding rechtstreeks worden uitgekeerd aan kinderopvangorganisaties. Deze stappen zorgen voor een vereenvoudiging van de regeling en een flinke reductie van het aantal
nabetalingen en terugvorderingen bij ouders. Ook wordt door deze maatregelen kinderopvang toegankelijker voor de meeste ouders, wat het combineren van arbeid en zorg vereenvoudigt.
De laagste inkomens ontvangen nu een toeslag van 96 procent. De maatregel om de vergoeding te verhogen naar 95 procent verlaagt de eigen bijdrage voor een groot deel van de ouders fors.
Met name huishoudens met een hoog inkomen profiteren het meest van het verhogen van de vergoeding. Voor de laagste inkomensgroep (met een gezamenlijk toetsingsinkomen tot € 27.437 neemt de eigen bijdrage toe.
Inkomensonafhankelijke eigen bijdrage
De aanpassing van het vergoedingspercentage binnen de KOT is echter slechts één maatregel uit het coalitieakkoord dat meer maatregelen bevat die relevant zijn voor de ontwikkeling van het huishoudinkomen. Het invoeren van een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage is een onderdeel van de hervorming van de kinderopvangtoeslag en betreft een vereenvoudiging van het stelsel.
Onder de huidige regelgeving krijgen ouders gemiddeld circa 71,5 procent van de kosten van kinderopvang vergoed (tot aan de maximum uurprijs). De tegemoetkoming gaat naar 95 procent en dit gaat gepaard met meerkosten van structureel € 1,2 miljard.
Daarnaast is aangenomen dat de vraag naar kinderopvang structureel met circa 21 procent stijgt als gevolg van de inkomensonafhankelijke vergoeding van 95 procent en het loslaten van de koppeling gewerkte uren.
Geen invoering LKV jongeren
Wat zijn de gevolgen van het niet-invoeren van het loonkostenvoordeel voor jongeren, onder meer voor werkgevers en deze jongeren?
Het loonkostenvoordeel voor jongeren (LKV jongeren) zou de opvolger zijn van het Lage inkomensvoordeel (LIV), dat per 2025 wordt afgeschaft. De bedoeling was dat werkgevers dit loonkostenvoordeel zouden ontvangen voor jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt die werken in een substantiële baan rondom het wettelijk minimum(jeugd)loon.
De hoogte van het LKV jongeren stond nog niet vast, maar zou maximaal € 1,01 per verloond uur met een maximum van ongeveer € 2.000 per jaar bedragen. Werkgevers die jongeren met een kwetsbare arbeidsmarktpositie in dienst hebben zullen hiervoor nu niet deze financiële compensatie krijgen. Wel wordt met de resterende LIV-gelden het loonkostenvoordeel voor de doelgroep banenafspraak structureel gemaakt.
Het LKV jongeren zou het voor werkgevers aantrekkelijker maken jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Jongeren kunnen niet meer van dit verwachte effect profiteren.
Het verwachte werkgelegenheidseffect van het LKV jongeren is niet doorgerekend. Hoe groot het
effect van het niet invoeren van dit loonkostenvoordeel is, is daarom niet aan te geven.
Arbeidsmarktpositie verbeteren
In het coalitieakkoord is geen doelstelling opgenomen voor het aantal werkenden in een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Het coalitieakkoord bevat wel, met name in hoofdstuk 4 Bestaanszekerheid en kansengelijkheid, een breed pakket aan maatregelen om de arbeidsmarktpositie van zowel kwetsbare werkenden, als werkzoekenden, waaronder jongeren, te verbeteren. Ook wordt het minimumloon
stapsgewijs verhoogd. Deze maatregelen zullen komende periode verder worden uitgewerkt.
Het eindrapport van de commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap) en het hoofdstuk “Arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen” uit het SER MLT-advies vormen de leidraad voor hoe de inrichting van de arbeidsmarkt van de toekomst er uit komt te zien.
Adviezen commissie-Borstlap en SER
Dat het kabinet het eindrapport van de commissie- Borstlap en het SER MLT-advies als leidraad hanteert betekent dat het kabinet positief is over de adviezen van de commissie Borstlap en MLT van de SER en de doelstellingen daarvan onderschrijft.
Op veel punten zijn deze adviezen op hoofdlijnen, vergen ze keuzes in vormgeving en nader onderzoek naar bijvoorbeeld arbeidsmarkteffecten, inkomenseffecten, budgettaire gevolgen en (termijn van) uitvoerbaarheid.
Oproep-. uitzend- en tijdelijke contracten
In het coalitieakkoord wordt op een aantal punten specifieker gesproken over voorstellen in lijn met deze adviezen. Een voorbeeld hiervan is de regulering van oproep-, uitzend-, en tijdelijke contracten. Als er meer bekend is over de uitwerking van het coalitieakkoord volgt informatie hierover.
Kortere WW-duur
Een verkorting van de WW-duur naar 12 maanden staat niet in het regeerakkoord en daarmee is er geen concreet voornemen om de WW-duur zodanig te verkorten.
De commissie Regulering van Werk schrijft in haar eindrapport dat aanpassingen in de hoogte en duur van de WW-uitkering mogelijk onderdeel kunnen zijn van een breed pakket aan maatregelen om te komen tot een activerende en inclusievere arbeidsmarkt.
Volgens de commissie past hierbij een “WW-uitkering met een uitkeringshoogte die voorkomt dat tijdens werkloosheid het inkomen ver terugvalt en een uitkeringsduur die prikkelt om snel weer aan het
werk te gaan.”
De commissie spreekt echter niet specifiek over een duur van 12 maanden. Het advies van de commissie geldt als leidraad voor het arbeidsmarktbeleid van dit kabinet. Dergelijke maatregelen zullen in
samenhang verder moeten worden bekeken.
Loonkloof dichten
De minister van SZW hecht veel waarde aan het sneller verder dichten van de loonkloof en streeft naar gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Het doel is dan ook om beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen aan te pakken en te verkleinen. In het coalitieakkoord is opgenomen dat gewerkt wordt aan de gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. Daaronder valt ook het verder tegengaan van loonverschillen tussen mannen en vrouwen, door beter te controleren op loonverschillen.
Europese Richtlijnvoorstel over loontransparantie
Op dit moment wordt het Europese Richtlijnvoorstel over loontransparantie ter bevordering van gelijke beloning van mannen en vrouwen in Europa behandeld. Dit voorstel heeft tot doel om gelijke beloning te bevorderen door het verbeteren van loontransparantie. Tijdens de Sociale Raad van 6 december 2021 is een algemene oriëntatie bereikt door de lidstaten op dit richtlijnvoorstel. Nederland heeft daar ingestemd met de tekst van het richtlijnvoorstel.
De onderhandelingen over dit voorstel tussen het Europees Parlement en de Raad moeten nog starten. Wanneer het richtlijnvoorstel uiteindelijk wordt aangenomen, moet deze door de lidstaten worden omgezet en geïmplementeerd in nationale wetgeving.
Beantwoording Kamervragen over coalitieakkoord
Coalitieakkoord 2021-2025 – minimumloon stijgt en minimumuurloon
Kabinet Rutte IV – ministers en staatssecretarissen Financiën en SZW