De lunchmaaltijden kwalificeren niet als een voorziening die rechtstreeks voortvloeit uit het arbobeleid dat de werkgever voert op grond van de Arbowet. Een verband tussen de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en de met het werk verbonden aspecten ontbreekt, aldus de rechter.
Wat is de situatie?
De werkgever heeft ruim 200 werknemers in dienstbetrekking.
De werkgever streeft ernaar om het gezondste bedrijfsrestaurant van Nederland te hebben. Werknemers van het bedrijf konden in 2017 en 2018 dagelijks kosteloos lunchen in dit bedrijfsrestaurant. Zij kregen daarbij de keuze tussen twee lunchmaaltijden. De lunchmaaltijden bevatten een vastgestelde minimum hoeveelheid groenten. De lunchmaaltijden zijn afgestemd met een diëtiste en bevatten geen toevoegingen zoals zout, suiker en E-nummers.
De werkgever nam in 2017 en 2018 de volledige kosten van de lunchmaaltijden voor haar rekening. Werknemers betaalden geen eigen bijdrage.
SZW: gezonde maaltijden vallen onder arbobeleid
Een medewerker werkzaam bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft op 13 juni 2018 een e-mail aan de belastingadviseur van de werkgever geschreven met daarin de volgende passage:
“(…) De werkgever moet vooral zorgen dat schade aan de gezondheid door werk wordt voorkomen.
De Arbowet legt niet op dat hij gezondheidsbevorderende maatregelen moet nemen.
Fitness en gezonde maaltijden vallen m.i. niet onder de wettelijk verplichte elementen van het arbobeleid.
Arbeidsomstandighedenbeleid kan echter veel meer omvatten dan het wettelijk verplichte beleid, en bijdragen aan de welzijn van de werknemers.
Het aanbieden van bijvoorbeeld fitness en gezonde maaltijden op de werkplek valt wel onder het arbeidsomstandighedenbeleid, maar niet onder het wettelijk verplichte deel. (…).”
Beleidsverklaring Gezonde voeding
In de Beleidsverklaring Gezonde voeding van de werkgever staat onder meer dat de werkgever zorgt voor arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden die bijdragen aan de gezondheid van alle medewerkers en dat gezonde voeding daar een cruciaal onderdeel van is. Ook is genoemd dat alle werknemers ter bescherming van de veiligheid en bevordering van de gezondheid recht hebben op een gezonde maaltijd op de werkplek.
Gezondheid en vitaliteit bevorderen
In de Risico- inventarisatie en – evaluatie (RI&E) en het Plan van Aanpak van 4 september 2018 is op pagina 12 met betrekking tot het “Beleid gezondheid en vitaliteit” vermeld:
“[De werkgever] voert een gezond bedrijfsrestaurant. In dit restaurant worden gezonde maaltijden aangeboden ter bevordering van de gezondheid en vitaliteit van de werknemers. Hierdoor wordt ook het ziekteverzuim verminderd. Er worden aantoonbare gezondheidsmetingen gedaan bij de werknemers en de maaltijden worden met grote zorgvuldigheid bereid in overleg met deskundigen (o.a. Zorg van de zaak).”
Het veld ‘Plan van aanpak’ bevat geen tekst.
Artsen: programma past binnen arbobeleid
In een notitie van 20 februari 2017 hebben een arts bedrijfsgeneeskunde en een bedrijfsarts onder verwijzing naar de verstrekking van de lunchmaaltijden geschreven dat het door de werkgever geïnitieerde preventie- en gezondheidsprogramma past binnen het arbeidsomstandighedenbeleid en voldoet aan de verplichting van de werkgever op reductie van gezondheidsrisico’s zoals beschreven in de Arbowet.
Aangewezen als eindheffingsbestanddeel
De werkgever heeft de verstrekking van de lunchmaaltijden in 2017 en 2018 aangewezen als eindheffingsbestanddeel voor de loonheffingen. De werkgever heeft de lunchmaaltijden ten laste van de vrije ruimte gebracht en daarbij de vrije ruimte overschreden. Over de overschrijdingen heeft de werkgever loonbelasting betaald in de vorm van een eindheffing van 80 procent. Dit heeft voor de verstrekking van de lunchmaaltijden in 2017 geleid tot een afdracht van € 35.994 op de aangifte over het tijdvak januari 2018. Voor de verstrekking van de lunchmaaltijden in 2018 heeft een afdracht plaatsgevonden van € 22.194 op de aangifte over het tijdvak januari 2019.
Gerichte vrijstelling?
In geschil is of de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing is op de verstrekking van de lunchmaaltijden in 2017 en 2018.
Werkgever: arbovoorziening
De werkgever stelt dat de lunchmaaltijden onder de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen vallen en daardoor onbelast zijn. Het verstrekken van gezonde maaltijden is in lijn met het doel en de strekking van de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen. Zoals ook volgt uit de RI&E en het Plan van Aanpak vormt de verstrekking van de lunchmaaltijden een relevant, wezenlijk en integraal onderdeel van het door haar gevoerde arbo- en preventiebeleid.
De werkgever verwijst ook naar de notitie van de arts bedrijfsgeneeskunde en de bedrijfsarts en ziet haar standpunt ook bevestigd door het ministerie van Sociale Zaken.
Inspecteur: geen gerichte vrijstelling
De inspecteur van de Belastingdienst stelt dat de lunchmaaltijden niet onder de gerichte vrijstelling voor Arbovoorzieningen vallen, waardoor het voordeel dat de werknemers in 2017 en 2018 hebben genoten terecht als eindheffingsloon is aangewezen.
De inspecteur voert daartoe aan dat de verstrekking van gezonde maaltijden te algemeen is om te kunnen spreken van beleid dat de werkgever voert op grond van de Arbowet.
Geen specifieke regeling voor kantinemaaltijden
Uit het feit dat de wetgever een specifieke regeling heeft opgesteld voor kantinemaaltijden volgt dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om maaltijden onder de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen te plaatsen. Daarbij komt dat niet is voldaan aan het vereiste dat de verstrekking van de lunchmaaltijden rechtstreeks voortvloeit uit het arbeidsomstandighedenbeleid omdat in de RI&E en het Plan van Aanpak geen specifiek risico van ongezonde kantinemaaltijden is geïdentificeerd.
Tot slot voert de inspecteur aan dat uit het samenstel van de parlementaire toelichting bij de wet- en regelgeving volgt dat de verstrekking in redelijkheid voor de dienstbetrekking moet zijn gedaan en dat ook aan dat vereiste niet is voldaan.
Rechtbank: geen gerichte vrijstelling
De rechtbank oordeelt dat de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen niet van toepassing is op de verstrekking van de lunchmaaltijden.
De lunchmaaltijden kwalificeren niet als een voorziening die rechtstreeks voortvloeit uit het arbeidsomstandighedenbeleid dat de werkgever voert op grond van de Arbowet.
Van een met de arbeid verbonden aspect als bedoeld in artikel 3 van de Arbowet is bij een lunchmaaltijd geen sprake, ook niet wanneer die tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de gezondheid van de werknemers.
Verband vereist
Voor de door de werkgever voorgestane ruime uitleg van artikel 3 van de Arbowet, die erop neerkomt dat daarmee ook wordt gedoeld op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer in het algemeen, ziet de rechtbank gelet op de wettekst geen ruimte; uit die tekst volgt dat een verband is vereist tussen de veiligheid en de gezondheid van de werknemers enerzijds en de met de arbeid verbonden aspecten anderzijds. Dat strookt ook met de toelichting op de de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011( URLB 2011).
Werkplekgerelateerde voorzieningen
In de toelichting op de URLB2011 staat het volgende:
“Van werkplekgerelateerde voorzieningen in het kader van het arbeidsomstandighedenbeleid dat een werkgever voert, is bijvoorbeeld sprake bij geneeskundige keuringen of bij inentingen in het kader van preventie- en verzuimbeleid. Ook bij een veiligheidsbril met geslepen glazen voor een laborant of lasser, een zonnebril voor een chauffeur of piloot, of een beeldschermbril kan sprake zijn van een werkplekgerelateerde verstrekking in het kader van het arbeidsomstandighedenbeleid van een werkgever. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor een EHBO-cursus, speciale isolerende of beschermende kleding of een stoelmassage op de werkplek, maar bijvoorbeeld niet voor het verstrekken van een fiets teneinde het welzijn en de gezondheid van werknemers in het algemeen te bevorderen.”
Gezondheid in algemene zin verbeteren
De lunchmaaltijd is ook geen risico die de arbeid voor de werknemer met zich brengt als bedoeld in artikel 5 van de Arbowet. Het gaat immers niet om een verstrekking wegens bijzondere risico’s die samenhangen met de aard van het werk, maar om het verbeteren van de gezondheid in algemene zin.
Dat de werkgever sinds september 2018 in de RI&E en het Plan van Aanpak de gezondheidsvoordelen van de verstrekking van de lunchmaaltijden benoemt, maakt dit niet anders.
Maaltijden op de werkplek
Bij het voorgaande heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voor maaltijden die op de werkplek worden verstrekt in een speciale regeling is voorzien: de verstrekking van een maaltijd door de werkgever aan haar werknemers met een niet meer dan bijkomstig zakelijk karakter is voor de loonheffingen belast, waarbij wordt uitgegaan van een normbedrag.
Gelet op die wetssystematiek past het niet om lunchmaaltijden onder een gerichte vrijstelling te brengen, ook niet wanneer het doelbewust en vanuit overtuiging om louter gezonde maaltijden gaat. De door de werkgever aangevoerde argumenten treffen verder ook geen doel.
Gezonde lunchmaaltijden bieden is vooruitstrevend en gezonde voeding is maatschappelijk gezien wenselijk, maar verstrekking lunchmaaltijden is geen gerichte vrijstelling arbovoorziening
Voeding te algemeen van aard
Weliswaar is het bieden van gezonde lunchmaaltijden vooruitstrevend en is gezonde voeding maatschappelijk gezien wenselijk, maar het maakt niet dat de verstrekking van de lunchmaaltijden als gericht vrijgestelde arbovoorziening geldt. Voeding is daarvoor volgens de rechtbank te algemeen van aard.
Cursus stoppen met roken
Dat in het (inmiddels ingetrokken) besluit van 15 juli 2004 is genoemd dat een cursus stoppen met roken belastingvrij mag worden vergoed of verstrekt, leidt niet tot een ander oordeel. In dat geval is verwezen naar handhaving van een rookverbod op de werkplek en de vereiste zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden. Dat betreft een andere situatie.
Fiscale wetgeving
Ook de conclusie van de bedrijfsarts en arts bedrijfsgeneeskunde inhoudende dat de verstrekking van lunchmaaltijden past binnen het arbeidsomstandighedenbeleid van de werkgever maakt het niet anders, nu artsen niet over de uitleg van fiscale wetgeving en beleid gaan. Hetzelfde geldt voor de stelling van de werkgever dat haar standpunt wordt onderschreven door het ministerie van Sociale Zaken.
De uitleg van fiscale wetgeving is immers geen bevoegdheid van het ministerie van Sociale Zaken. Daarbij komt dat uit de door de werkgever overgelegde e-mailcorrespondentie geen standpuntbepaling van het ministerie van Sociale Zaken blijkt. Wat de werkgever overigens heeft aangevoerd, leidt ook niet tot een ander oordeel.
Uitspraak Rechtbank Den Haag 23 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6986