Deze vraag heeft hof Den Haag beantwoord. De staatssecretaris van Financiën trekt zijn beroep in cassatie tegen deze uitspraak in en geeft een nadere toelichting.
Anders dan de inspecteur en de rechtbank oordeelt het hof dat het opgebouwde IKB van 8 procent van het maandsalaris (het deel van het IKB dat correspondeert met de voormalige vakantietoeslag; het VT-IKB) behoort tot ‘het loon over een maand’.
Wat was de casus?
De werkgever kent een Arbeidsvoorwaardenregeling (Avr) voor de in dienst zijnde ambtenaren. In de AVR is een Individueel Keuze Budget (IKB) opgenomen dat per maand ter beschikking wordt gesteld en onder meer 1/12e deel van de voorheen jaarlijks toe te kennen vakantietoeslag bevat.
Een ambtenaar ontvangt eenmalig een jubileumtoelage zodra hij 25, 40 en 50 jaar in overheidsdienst is.
Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerder met 8 procent.
Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8 procent.
Na het overlijden van de ambtenaar ontvangt de achterblijvende partner – of bij het ontbreken daarvan diens minderjarige kinderen – een overlijdensuitkering, die bestaat uit: driemaal het laatst genoten salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8 procent.
Het IKB bedraagt 16,3 procent van het maandsalaris en bestaat uit de volgende onderdelen:
- 8 procent van het maandsalaris (voorheen vakantietoeslag)
- 6 procent van het maandsalaris (voorheen de eindejaarsuitkering)
- 1,5 procent van het maandsalaris (voorheen de levensloopbijdrage)
- 0,8 procent van het maandsalaris (omrekening 14,4 bovenwettelijke verlofuren).
In de aangifte over het tijdvak januari 2018 heeft de werkgever een bedrag opgenomen aan ambtsjubileum- en overlijdensuitkeringen.
Het vastgestelde bedrag aan eindheffing loonheffingen is een bedrag van €28.852.
De werkgever heeft tegen de afdracht op aangifte bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
De werkgever heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De werkgever heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
Handboek Loonheffingen
In het Handboek Loonheffingen (paragraaf 19.2.1 Diensttijduitkeringen of -verstrekkingen) staat onder meer het volgende:
“Een eenmalige uitkering of verstrekking die u uw werknemer geeft omdat hij ten minste 25 of 40 jaar in dienst is, is vrijgesteld tot maximaal het loon over een maand.
Loon over een maand
Bij het vaststellen van het loon over een maand (tijdvakloon) gaat u uit van het fiscale loon over een maand. Dat is het loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen uit kolom 14 van de loonstaat. U mag geen rekening houden met:
- bijzondere beloningen die niet vast en gegarandeerd zijn, zoals tantièmes
- aanspraken die tot het loon horen
- keuzeloon
(…)
Bij het berekende bedrag telt u bovendien op:
- 1/12 van de vakantiebijslag
- 1/12 van het jaarbedrag van vaste gegarandeerde bijzondere beloningen”
Wat oordeelt het hof?
Het hof stelt voorop dat het oordeel van de rechtbank dat ter bepaling van het begrip ‘het loon over een maand’ moet worden uitgegaan van het genoten loon in de maand voorafgaand aan de maand waarin het overlijden of ambtsjubileum heeft plaatsgevonden, berust op een onjuiste rechtsopvatting.
Onder loon wordt verstaan al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten. Dit omvat ook de (maandelijks opgebouwde) aanspraak op het VT-IKB, waarop een ambtenaar op basis van zijn aanstelling/dienstverband en de Avr onvoorwaardelijk recht heeft.
De stelling van de inspecteur dat VT-IKB tot het moment van aanwending van het IKB geen fiscaalrechtelijk loon betreft en daarom niet onder het loonbegrip valt, vindt geen steun in het recht.
Volgens het hof is het ‘loon over een maand’ 1/12e deel van het overeengekomen vaste bruto jaarloon, inclusief het op grond van de Avr toegekende, maandelijks opgebouwde, VT-IKB.
Het feit dat de voormalige vakantietoeslag op een vast moment in het jaar werd uitbetaald en het VT-IKB per maand ter beschikking wordt gesteld en door een ambtenaar conform hetgeen opgenomen in de Avr kan worden aangewend, maakt niet dat voor een ambtenaar daadwerkelijk iets is gewijzigd in de hoogte van en de aanspraak op een met het voormalig vakantiegeld corresponderend bedrag aan loon.
Voor het bepalen van de vrijstelling inzake de overlijdens- en jubileumuitkeringen moet bij het vaststellen van het ‘loon over een maand’ daarom 1/12e deel van het jaarlijkse aan de ambtenaar toegekende bedrag aan het VT-IKB in aanmerking te worden genomen.
Het hof vermindert het op basis van de aangifte verschuldigde bedrag aan loonheffingen met €28.852.
Toelichting staatssecretaris
De staatssecretaris van Financiën trekt zijn beroep in cassatie in. Ter toelichting merkt hij op:
Het hof heeft het tot de beloning van de jubilarissen behorende VT-IKB (8 procent van het maandloon)
terecht aangemerkt als een vast loonbestanddeel dat aangemerkt kan worden als onderdeel van
het loon over een maand als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdelen m en o, van de Wet op
de loonbelasting 1964 en artikel 3.1 Uitvoeringsregeling LB 2011.
Deze laatste bepaling is niet bedoeld om vaste gegarandeerde loonbestanddelen uit te sluiten, ook niet wanneer deze in een individueel keuzebudget worden ondergebracht. Met deze bepaling wordt slechts geregeld dat tantièmes, toevallige bijzondere beloningen en aanspraken niet mee mogen worden genomen voor de bepaling van de omvang van onder meer de diensttijdvrijstelling.
Voor zover nodig wordt dit in het Handboek Loonheffingen (par. 19.2.1) verduidelijkt.
Hof Den Haag, 14 juli 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1315
Intrekking beroepschrift in cassatie inz. loon over een maand-IKB budget-diensttijdvrijstelling