In het kennisdocument wordt ingegaan op de nieuwe wet- en regelgeving met betrekking tot premiedifferentiatie WW die per 1 januari 2020 in werking is getreden.
Wijzigingen t.o.v. vorige versie
De volgende wijzigingen zijn aangebracht:
- Bij vraag 2.8 is verduidelijkt hoe de uitzondering voor werknemers jonger dan 21 jaar, die maximaal 48 uur per aangiftetijdvak van vier weken of 52 uur per aangiftetijdvak van een kalendermaand verloond hebben gekregen, moet worden toegepast.
- Vraag 2.13 en 2.14 over de tijdelijke werkwijze rondom een tijdelijke uitbreiding van het aantal uren en de werkgeversbetaling werknemersverzekeringen in combinatie met loon zijn toegevoegd.
- Bij vraag 2.17 is toegevoegd dat over 2020 geen enkele werkgever bij overwerk met terugwerkende kracht de hoge WW-premie hoeft te betalen.
- In de bijlage zijn onder nr. 10, 11 en 12 drie bijzondere situaties met betrekking tot de jaarurennorm toegevoegd.
Tijdelijke uitbreiding aantal uren
Werkgevers mogen tot en met 2021 een tijdelijke uitbreiding van het aantal uren aangeven in dezelfde inkomstenverhouding als het gewone dienstverband.
Uitgangspunt van deze oplossing is dat de WW-premie correct wordt berekend en afgedragen. Dat wil zeggen dat de WW-premie over het loon dat genoten wordt in verband met de tijdelijke contractuitbreiding op basis van het hoge WW-percentage wordt afgedragen.
Naast deze oplossing blijft de standaardwijze van aangifte met een extra inkomstenverhouding voor
de tijdelijke contractuitbreiding mogelijk.
Let op: de over 2020 en 2021 gehanteerde systematiek moet vervolgens ook bij (latere) correctieberichten over deze jaren gebruikt te worden.
Werkgeversbetaling wn-verzekeringen
De werkgeversbetaling werknemersverzekeringen moet in de loonaangifte in een afzonderlijke IKV
worden aangegeven. Dit blijkt door softwarematige knelpunten niet voor alle werkgevers mogelijk.
In de praktijk wordt daarom de werkgeversbetaling met het loon gecombineerd in één ikv. Is sprake
van loon waarover de werkgever de lage dan wel hoge WW-premie betaalt, dan mag tot en met
2021 de werkgeversbetaling worden gecombineerd met het loon in één ikv.
Uitgangspunt hierbij is dat de WW-premie correct wordt berekend en afgedragen. Dat wil zeggen dat over het loon nog steeds het hoge dan wel lage WW-percentage wordt afgedragen.
Maakt de werkgever gebruik van de mogelijkheid tot en met 2021 om de werkgeversbetaling
(waarvoor de lage WW-premie geldt) met het loon te combineren in één ikv, en moet hij daarbij
over het loon de hoge WW-premie betalen, dan vult hij de aangifte als volgt in:
- de grondslagaanwas (hoog en laag) wordt opgeven in de rubriek Aanwas in het cumulatieve
premieloon AWf hoog; - alle premie (hoog en laag) wordt opgeven in de rubriek Premie AWf hoog;
- de contractindicaties worden gevuld met de indicaties voor het loon.
Let op: de over 2020 en 2021 gehanteerde systematiek moet vervolgens ook bij (latere)
correctieberichten over deze jaren gebruikt worden.
Jaarurennormen: bijzondere situaties
10. Situatie
Er is sprake van een arbeidsovereenkomst met een jaarurennorm (met gelijkmatige loonspreiding). De werknemer maakt op grond van de cao-uren die als overuren worden aangemerkt. Deze uren worden gedurende de loop van het jaar uitbetaald.
Hoge of lage WW-premie?
Tussentijdse uitbetalingen van overwerk bij de zogenoemde jaarurennorm zijn toegestaan zonder dat daarmee de arbeidsovereenkomst een oproepovereenkomst is.
De overwerkuren en de betalingen in het kader van overwerk mogen niet worden verrekend met uren of
loon later in het jaar. Het overwerk moet dus een aanvulling zijn op de overeengekomen uren en beloning in het kader van de jaarurennorm. Dit is ook het geval als sprake is van andere tussentijdse betalingen, zoals toeslagen.
11. Situatie
Een werknemer heeft een arbeidsovereenkomst met een halfjaarurennorm van 400 uur per half jaar, met gelijkmatige loonspreiding. Als hij echter minder dan 400 uur maakt, moet hij deze ‘minuren’ in het half jaar erna inhalen. Dit wordt ook mogelijk gemaakt in de cao.
Hoge of lage WW-premie?
Hier is sprake van een oproepovereenkomst. De overeengekomen arbeidsduur kan feitelijk elk half jaar
worden doorgeschoven. Dat maakt dat de werknemer geen vastgestelde arbeidsomvang per tijdsperiode heeft (van maximaal een jaar). Dit doorschuiven kan ook leiden tot het schuiven van overeengekomen uren over de jaargrens heen. Bij contracten (en cao’s) waarin dit mogelijk is gemaakt is dus sprake van een oproepovereenkomst.
12. Situatie
Een werknemer heeft een arbeidsovereenkomst met een jaarurennorm van 800 uur, met gelijkmatige loonspreiding. Hij werkt extra over. Deze overuren worden net na de jaargrens uitbetaald, of opgenomen als betaalde vrije tijd.
Hoge of lage WW-premie?
Hier is geen sprake van een oproepovereenkomst. De overeengekomen arbeidsduur wordt gewoon binnen de afgesproken tijdsperiode van een jaar gewerkt. Ook uitbetaling of extra vrije tijd bij overuren leidt niet tot de constatering dat sprake is van een oproepovereenkomst. Wel moet hier aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden voldaan. Compensatie in vrije tijd op een later moment is in dat geval alleen mogelijk als dit is afgesproken bij cao.