Een werknemer met een min-max-contract kan een beroep doen op het rechtsvermoeden arbeidsomvang. Als de werknemer in de praktijk structureel boven het minimum aantal contracturen werkt, moet voor de (minimum) arbeidsomvang niet gekeken worden naar de daadwerkelijk gewerkte uren, maar moet de bandbreedte van het contract worden gewijzigd. In deze rechtszaak kwam dit aan de orde.
Wat is de situatie?
De werkneemster is op 3 juni 2009 is werknemer in dienst getreden bij een rechtsvoorganger van de KFC op basis van een min-max arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van medewerker fastfood voor minimaal 4 en maximaal 38 uur per week.
Per 3 juni 2014 is tussen werknemer en KFC een min-max arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand gekomen voor minimaal 4 en maximaal 38 uur per week.
Sinds 19 juni 2016 is werknemer arbeidsongeschikt.
Wat wil de werkneemster?
- dat de arbeidsomvang van werknemer, dan wel de minimumuren van werknemer vanaf 1 oktober 2013 tot en met 30 juni 2014 wordt gewijzigd in 18 uur per week of een door de kantonrechter te bepalen datum of arbeidsomvang;
- dat de arbeidsomvang van werknemer, dan wel de minimumuren van werknemer vanaf 1 maart 2015 wordt gewijzigd in 31 uur per week of een door de kantonrechter te bepalen datum of arbeidsomvang;
- de werkgever te veroordelen tot betaling van het (achterstallige) salaris, vakantiegeld en vakantietoeslag aan werknemer berekend.
Wat zegt de werkgever?
Uit het overzicht van KFC blijkt dat de gemiddelde arbeidsomvang in 2014 13 uur per week bedroeg, in 2015 22 uur per week en in 2016 (tot het moment dat werknemer wegens ziekte uitviel) 13 uur per week. Een (gewogen) gemiddelde over de gehele periode komt daarmee uit op (afgerond) 17 uur per week.
Bandbreedte contract
Met KFC is de kantonrechter van oordeel dat in het geval van een min-maxcontract een arbeidsomvang die structureel boven het minimum aantal werkuren ligt voor de bepaling van de (minimum) arbeidsomvang niet gekeken moet worden naar het daadwerkelijk aantal gewerkte uren, maar dat dit moet leiden tot een aanpassing van de bandbreedte van het contract.
Gelet op het daadwerkelijk aantal gemiddelde gewerkte uren over de vrij lange periode van bijna 2,5 jaar van 17 uur per week, acht de kantonrechter een aanpassing van het minimum aantal contracturen tot 12 uur passend. Hiermee wordt ook recht gedaan aan het door KFC gestelde en niet door werknemer bestreden argument dat werknemer steeds ook de behoefte had zo flexibel mogelijk te worden ingezet.
In de periode 1 januari 2013 – 19 juni 2016 heeft werknemer voor KFC gewerkt, zonder dat sprake was van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat werknemer over deze periode recht heeft op betaling van loon voor tenminste het minimum aantal contracturen van 4 uur per week (voor 1 september 2014) respectievelijk 12 uur per week (vanaf 1 september 2014), voor zover het loon niet al door KFC is betaald.
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de minimumuren van werknemer vanaf 1 september 2014 worden gewijzigd in 12 uur per week;
- veroordeelt KFC tot betaling van achterstallig salaris, te berekenen op de basis van een minimum arbeidsomvang van 12 uur per week over de periode 1 januari 2013 tot 19 juni 2016 betreffende een bedrag van € 1.586,26 bruto, vanaf 1 september 2014 pro rata te herberekenen op basis van een arbeidsduur van 12 uur per week.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 30 juni 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:5519