De werknemer verzoekt tot wedertewerkstelling, dit op verbeurte van een dwangsom van € 250 voor elke dag of een gedeelte daarvan, dat de werkgever in gebreke blijft hieraan te voldoen en ook tot betaling van het achterstallige salaris en overige emolumenten met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2023 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
De werknemer legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij sinds 9 september 2020 bij de werkgever in dienst is als Meubel/Bankwerker voor 40 uur per week tegen een salaris van € 2.400 bruto per maand exclusief emolumenten. Hij heeft tijdens het dienstverband nooit loonstroken gekregen.
Zaak ging dicht
De werkgever heeft de werknemer op vrijdag 19 januari 2024 meegedeeld dat de zaak vanaf maandag 22 januari 2024 dicht ging en hij niet meer hoefde te komen. De werknemer en zijn gemachtigde hebben ter zitting toegelicht dat de werkgever het bedrijf al aan het leeghalen is en dat zij haast hebben omdat zij niet weten wat er straks nog aan verhaal is. De werkgever heeft het loon over december 2023 en januari 2024 niet meer betaald.
Opzegging vernietigen
De werknemer stelt zich op het standpunt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst in strijd is met artikel 7:681 lid 1 juncto artikel 7:671 lid 1 en 7:671 lid 1 sub a BW omdat hij niet met de opzegging heeft ingestemd en ook de vereiste toestemming van het UWV ontbreekt. De werknemer verzoekt daarom de opzegging te vernietigen en maakt aanspraak op nakoming van de verplichtingen van de werkgever uit de arbeidsovereenkomst.
Niet opnieuw aan het werk
Het verzoek tot wedertewerkstelling wordt afgewezen. Gelet op de stelling van de werknemer dat de werkgever het bedrijf al aan het leeghalen is, is het onvoldoende aannemelijk dat het werk van de werknemer nog bestaat.
Loon doorbetalen
Dit komt voor rekening van de werkgever, waardoor hij op grond van artikel 7:628 BW verplicht is het loon van de werknemer door te betalen tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
De kantonrechter wijst het verzoek daarom toe tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd. De werknemer heeft namelijk niet onderbouwd dat de arbeidsovereenkomst op enig moment van rechtswege zal eindigen.
De verzochte wettelijke verhoging op grond wordt tot het maximum van 50% toegewezen. Dit is het verzochte bedrag van € 2.400.
De verzochte wettelijke rente over het achterstallige salaris over de maanden december 2023 en januari 2024 van in totaal € 4.800 wordt toegewezen met ingang van de tijdstippen waarop de werkgever met de betaling van dit salaris in verzuim verkeert.
De wettelijke rente over de wettelijke verhoging wordt toegewezen vanaf de datum waarop het verzoekschrift aan de werkgever is betekend, dus vanaf 5 maart 2024.
De kantonrechter ziet geen aanleiding voor toekenning van de wettelijke rente per een eerdere datum, omdat niet is gebleken dat ten aanzien van de verbeurde wettelijke verhoging aan de werkgever een ingebrekestelling is verzonden.
Aan de te verbeuren dwangsom wordt een maximum van € 1.000 gesteld.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van:
- achterstallig salaris over de periode vanaf 1 december 2023 tot 1 februari 2024 van in totaal € 4.800 bruto en vanaf 1 februari 2024 tot betaling van het (achterstallig) salaris van € 2.400 bruto per maand, te vermeerderen met op grond van de arbeidsovereenkomst toekomende toeslagen, tot aan het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
- een bedrag van € 2.400 bruto aan wettelijke verhoging;
- de wettelijke rente over het achterstallig salaris van € 4.800 met ingang van de tijdstippen waarop de werkgever met de betaling van dit salaris in verzuim verkeert, en tot betaling van de wettelijke rente over de wettelijke verhoging van € 2.400 vanaf 5 maart 2024, tot aan de dag van algehele voldoening.
Daarnaast veroordeelt de kantonrechter de de werkgever tot afgifte van deugdelijke bruto-netto specificaties van de loonbetalingen aan de werknemer sinds 9 september 2020 tot het moment dat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd en ook een correcte bruto-netto specificatie van de betalingen aan wettelijke rente en wettelijke verhoging op straffe van een dwangsom van € 50 per dag of gedeelte daarvan dat de werkgever na betekening van deze beschikking niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000 is bereikt.
De werkgever moet ook de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten betalen.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 19 maart 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1669