De kantonrechter oordeelt dat in het kader van de kortgedingprocedure niet kan worden vastgesteld hoe de overeenkomst moet worden geduid. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De eigenaar van het vakantiepark moet aan de beheerders een voorschot betalen voor de door hen verrichte werkzaamheden.
Niet als werkgever ondertekend
Tussen partijen is in geschil of de overeenkomst die zij hebben gesloten is te kwalificeren als een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De beheerders hebben ter onderbouwing van hun standpunt een arbeidsovereenkomst overgelegd, waarvan de rechtsgeldigheid door het vakantiepark wordt betwist, omdat deze niet door het vakantiepark als werkgever is ondertekend.
Nader onderzoek
Het vakantiepark heeft ter onderbouwing van het standpunt dat sprake is van een overeenkomst van opdracht, een beroep gedaan op mondelinge afspraken. Ook heeft zij getuigenbewijs aangeboden. De kantonrechter oordeelt dat in het kader van dit kort geding niet kan worden vastgesteld hoe de overeenkomst tussen partijen moet worden geduid. Daarvoor is nader onderzoek en mogelijk nadere bewijslevering nodig en daarvoor leent de kort geding procedure zich niet.
Betaling verrichten
De kantonrechter ziet echter wel aanleiding om een voorziening te treffen. Hiervoor zal worden aangesloten bij hetgeen tussen partijen onbetwist is, namelijk dat het vakantiepark aan de beheerders voorschotten heeft betaald op de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter gaat er hierbij op voorhand vanuit, dat voor iedere maand in de periode van februari 2023 tot februari 2024 een betaling moet worden verricht, omdat partijen in ieder geval hebben beoogd om gedurende twaalf maanden een overeenkomst aan te gaan.
Voorschot vanwege verrichte werkzaamheden
De beheerders hebben onbetwist gesteld dat zij in de genoemde periode als beheerdersechtpaar werkzaamheden hebben verricht op het park. Aangezien er acht maal een voorschot is betaald van gemiddeld € 4.125 per maand, gaat de kantonrechter er voorshands vanuit dat over de overige vier maanden in ieder geval ook een bedrag van € 4.125 per maand moet worden betaald als voorschot op loon op grond van een arbeidsovereenkomst dan wel verrichte werkzaamheden in het kader van een overeenkomst van opdracht.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van de beheerders toewijst, bij wijze van voorschot, tot een bedrag van € 16.500. Daarbij wordt ook de gevorderde wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
Aangezien de vordering voor het overige is gebaseerd op de stelling dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en dit vooralsnog niet vaststaat, wijst de kantonrechter de vordering voor het overige af.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 25 maart 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:2984