Op vrijdag 12 juni heeft de minister samen met werkgevers- en werknemersorganisaties bekend gemaakt dat de gesprekken over de uitwerking van het Pensioenakkoord waren afgerond. Nu de consultatie van de achterban van betrokken partijen langer duurt dan voorzien, stuurt Koolmees het consultatiedocument dat is opgesteld voor de achterbanconsultatie van werkgevers- en werknemersorganisaties, evenals de hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord.
Hoofdlijnennotitie
Deze hoofdlijnennotitie is opgesteld door de stuurgroep uitwerking pensioenakkoord. De stuurgroep bestond uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties, het kabinet en vijf adviserende leden.
In de stuurgroep zijn de afspraken uit het pensioenakkoord met betrekking tot de hervorming van de tweede pijler nader uitgewerkt. De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in de hoofdlijnennotitie.
Ook zijn de bijlagen bij de hoofdlijnennotitie bijgevoegd.
De hoofdlijnennotitie bevat de volgende hoofdstukken:
- Inleiding en leeswijzer
- Samenvatting
- Het nieuwe pensioencontract
- Uitwerking toegankelijker verbeterde premieregeling
- Uitwerking van het transitiekader
- Het fiscale kader
- Analyses van de juridische risico’s
- De uitlegbaarheid van de nieuwe contracten en de transitie
- De consequenties voor uitvoeringskosten
- Toetsing uitkomsten uitwerking
- Proces uitwerking pensioenakkoord
Kern pensioencontract
Sociale partners in sectoren of ondernemingen, of – bij een beroepspensioenregeling – de
beroepsvereniging, spreken een pensioendoelstelling af, leggen deze vast en spreken de premie af
die naar verwachting nodig is om die doelstelling te realiseren. De deelnemers in het nieuwe
contract krijgen als arbeidsvoorwaardelijke pensioentoezegging een premie toegezegd.
Een jaarlijkse vaste pensioenopbouw is niet langer het uitgangspunt. In plaats daarvan wordt voor iedere deelnemer een persoonlijk voor de uitkering gereserveerd vermogen geadministreerd. Voor deelnemers is zo direct inzichtelijk hoeveel vermogen voor hun eigen pensioenvoorziening beschikbaar is. Discussies over de verdeling van het collectieve fondsvermogen tussen generaties zijn daarmee verleden tijd.
Omdat jongere deelnemers nog een groot deel toekomstige pensioenopbouw voor zich hebben, kunnen zij meer risico dragen dan oudere deelnemers en gepensioneerden.
Verbeterde premieregeling
Naast het ‘nieuwe pensioencontract’ kunnen partijen kiezen voor een bestaande premieregeling. De overstap op een leeftijdsonafhankelijke premie-inleg, maakt de verbeterde premieregeling ook voor bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen een beter bereikbaar alternatief.
Het is van cruciaal belang dat deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds dat een verbeterde premieregeling uitvoert, ook na afschaffing van de doorsneesystematiek kan worden verplicht gesteld.
Transitiekader
De afspraken uit het pensioenakkoord hebben tot gevolg dat alle bestaande pensioenregelingen moeten worden aangepast. Na de transitie kennen in principe alle pensioencontracten een leeftijdsonafhankelijke premie. Niet langer is sprake van een tijdsevenredige pensioenopbouw.
Het gevolg hiervan is dat deelnemers op jonge leeftijd meer pensioen verwerven dan nu het geval
is; naarmate zij ouder worden verwerven zij minder pensioen.
Niet alle leeftijdsgroepen ondervinden (evenveel) nadeel van de afschaffing van de doorsneesystematiek. Daarnaast verschilt het per type regeling en pensioenuitvoerder welke financieringsmogelijkheden ingezet kunnen worden voor compensatie.
Transitieperiode
Het kabinet streeft naar inwerkingtreding van de voor de transitie benodigde wet- en regelgeving op 1 januari 2022. De overgang naar een nieuw pensioenstelsel zal plaatsvinden in de periode tot 1 januari 2026. Binnen deze periode moeten sociale partners afspraken maken over de nieuwe pensioenregeling en over de adequate compensatie en over al dan niet invaren. De pensioenuitvoerders moeten hun administratie hierop aanpassen zodat zij de nieuwe regeling adequaat en zorgvuldig kunnen uitvoeren. Binnen de transitieperiode kunnen sociale partners op een zelf gekozen moment de overstap te maken. Dit biedt ruimte voor maatwerk.
Transitieplan werkgever
De werkgever wordt wettelijk verplicht een transitieplan op te (laten) stellen. Indien de werkgever is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds rust deze verplichting op de partijen die de pensioenregeling zijn overeenkomen. Het plan bevat de verantwoording waarom sprake is van een evenwichtige overstap op het nieuwe pensioencontract.
Fiscaal kader
De fiscale facilitering van de pensioenopbouw wordt aangepast aan het nieuwe pensioenstelsel en
om een evenwichtige overstap te faciliteren.
Het fiscale kader wordt aangepast door over te gaan van het begrenzen op een aanspraak naar het begrenzen op een leeftijdsonafhankelijke premie voor alle soorten regelingen. Uitgangspunt hierbij is dat de (maximale) pensioenambitie van 75% middelloon in 40 opbouwjaren (ambitie van 80% middelloon in ruim 42 opbouwjaren) fiscaal wordt gefacilieerd.
Fiscale premiegrens
Op basis van die verwachte premieontwikkeling is bij de huidige inzichten de budgettair neutrale premiegrens vastgesteld op 33% van de pensioengrondslag. Deze premiegrens ligt hoger dan de verwachte gemiddelde premie omdat niet in alle regelingen de maximale fiscale ruimte nodig zal zijn dan wel gebruikt zal worden. De premiegrens van 33% ligt voor circa 95% van de deelnemers boven de huidige premie-inleg.
Om nu zekerheid te verschaffen aan sociale partners committeert het kabinet zich aan de
vaststelling van een fiscale premiegrens in een bandbreedte van minimaal 30% en maximaal 33%.
Nog geen kabinetsreactie
In afwachting van afronding van de achterbanconsultatie is er nog geen kabinetsreactie op het geheel aan afspraken. Deze stuurt de bewindsman naar de Kamer zodra alle achterbanconsultaties zijn afgerond.
Kamerbrief aanbieding documenten uitwerking pensioenakkoord
Hoofdlijnennotitie pensioenakkoord