
Invaren heeft tot doel om de bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten bijeen te houden in één pensioenfonds. De oude en nieuwe aanspraken en -rechten bijeenhouden geeft, conform de doelen van de Wet toekomst pensioenen, voor het volledige pensioenkapitaal 1) eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen, 2) een transparanter en persoonlijker pensioen, 3) een pensioen dat beter aansluit bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Ook zijn de uitvoeringskosten en communicatielasten voor een pensioenfonds lager als zij alle aanspraken in één administratie kunnen bijhouden.
Afschaffing doorsneesystematiek
De afschaffing van de doorsneesystematiek pakt een aantal knelpunten aan: de herverdeling tussen generaties wordt beperkt wat het maatschappelijk draagvlak ten goede komt, het bevordert aansluiting van pensioen bij de veranderende arbeidsmarkt, biedt meer transparantie, en neemt belemmeringen weg voor het eventueel introduceren van keuzemogelijkheden voor deelnemers.
Dubbele transitie
De dubbele transitie betreft de combinatie van het collectief delen van de financiële effecten van de afschaffing van de doorsneesystematiek en de overstap op collectieve premieregelingen met lagere buffereisen. Zoals blijkt uit een CPB-rapport uit 2020 is er zonder invaren naar een nieuwe premieregeling geen dubbele transitie waarbij de effecten van de afschaffing van de doorsneesystematiek en de overstap op naar een premieregeling op het te verwachten pensioen elkaar compenseren.
Herziening pensioenstelsel
Het onderhandelingsproces over de herziening van het pensioenstelsel kent een zeer lange looptijd. Vanaf de gesprekken over het Pensioenakkoord 2010 is onderzocht hoe het invaren vorm kon krijgen binnen de grenzen van het Europese eigendomsrecht. Ieder advies heeft daarmee in enige mate bijgedragen aan de kennis en vormgeving van het invaren en zodoende het mogelijk maken van de onderhandelingen over het Pensioenakkoord 2019 en de vastlegging ervan in de Wet toekomst pensioenen (Wtp).
De Wtp is na een zeer uitgebreide behandeling in de Tweede en Eerste Kamer op 1 juli 2023 van kracht geworden. Gedurende de uitgebreide behandelingen is door de bewindsvrouw meermaals de juridische analyse van het invaren toegelicht en heeft zij aangegeven hoe dit is verwerkt in de wetgeving en de memorie van toelichting.
Onder de vlag van Pensioenduidelijkheid.nl en samen met werknemers, werkgevers, pensioenuitvoerders en SZW is een publiekscampagne ontwikkeld om Nederlanders te informeren over het nieuwe pensioenstelsel.
De minister is niet bereid om voor fondsen die niet willen invaren een vloer in de rekenrente in te voeren. Het is niet verstandig om een dergelijke vloer te hanteren. Na de financiële crisis hebben we gezien dat de rente voor langere periodes bijvoorbeeld ook lager dan 2% kan zijn.
Invaarverzoek
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) bepaalt dat de werkgever of de sociale partners een invaarverzoek doen tenzij invaren onevenredig ongunstig zal uitpakken voor de (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of de werkgever zelf.
De verschillende belangen moeten goed gewogen worden alvorens besloten kan worden een invaarverzoek te doen. Als de werkgever van oordeel is of de sociale partners van oordeel zijn dat invaren onevenredig ongunstig is, zal worden besloten geen invaarverzoek te doen. Andere voorbeelden waarbij hiervan sprake is, is bijvoorbeeld het bestaan van een bijstortingsverplichting of een onvoorwaardelijke toeslagverlening. Let wel, de werkgever maakt hier een afweging.
Het bestaan van een bijstortingsverplichting is op zichzelf geen reden om geen invaarverzoek te doen. De reden om niet in te varen, moet vanuit de werkgever of sociale partners worden gedeeld met het pensioenfonds. Daarnaast zijn er pensioenfondsen die momenteel in liquidatie zijn of verwachten op korte termijn te liquideren, ook zij zullen niet invaren.
Tot slot, kan het zijn dat het een gesloten fonds betreft zonder werkgever en waarbij er geen rechtsopvolger is om de pensioenovereenkomst te wijzigen. In dat geval kan er geen invaarverzoek worden gedaan en zal er dus niet worden ingevaren.
Arbeidsvoorwaardelijk overleg
Het stelsel zoals dat is ingericht in de Pensioenwet, met sociale partners die afspraken maken in de arbeidsvoorwaardelijke fase en pensioenfondsbesturen die de verschillende belangen waarborgen en afwegen, is gericht op het behartigen van de belangen van alle deelnemers en het borgen van de evenwichtigheid van de besluitvorming hierbij.
Tijdens het arbeidsvoorwaardelijk overleg maken de sociale partners afspraken over de nieuwe pensioenregeling, eventuele compensatie en bepalen ze of aan het pensioenfonds een verzoek tot invaren wordt gedaan. Het pensioenfonds beoordeelt vervolgens of dit pakket aan afspraken kan worden uitgevoerd, rekening houdend met alle belanghebbenden. Bij deze besluitvorming worden ook nog het verantwoordingsorgaan of belanghebbendenorgaan en het interne toezicht betrokken. Kortom, door de besluitvorming collectief en decentraal in te richten worden de voor- en nadelen van het invaren zorgvuldig afgewogen.
Gevolgen referendum
Aan een referendum kleeft, naast de extra kosten voor het organiseren en de voorlichting, onder andere het nadeel dat een afwijkende uitkomst van het referendum gevolgen heeft voor die al door sociale partners gemaakte inhoudelijke afspraken over de transitie alsmede de beoordeling door sociale partners en het pensioenfonds over de evenwichtigheid.
Een andere vormgeving van het referendum, zoals een opkomstpercentage in totaliteit én per doelgroep van het fonds, neemt deze nadelen niet weg.
Sociale partners zullen opnieuw afspraken over de transitie moeten maken en mogelijk andere keuzes moeten maken voor bijvoorbeeld de premiestelling of de hoogte van de compensatie.
Als het referendum ertoe leidt dat niet wordt ingevaren betekent dit voor gepensioneerden dat op de korte termijn minder zekerheid over indexaties bestaat en voor jongere generaties dat zij langer moeten wachten op een beter pensioencontract. Hierbij moet worden opgemerkt dat het om een momentopname gaat en de financiële situatie na het referendum weer een andere kan zijn dan voor het referendum.
Een referendum zal de transitieperiode aanzienlijk zal verlengen, zowel vanwege het daartoe benodigde wetstraject als voor de daadwerkelijke uitvoering van het referendum. Dit brengt ook potentieel substantiële budgettaire risico’s met zich mee.
Gevolgen niet invaren
Er ontstaat ook een budgettair risico indien als gevolg van een referendum een groot aantal deelnemers niet invaart. Er is immers nog altijd sprake van afschaffing van de doorsneesystematiek, maar dan zal een groter deel van het compensatievraagstuk via een hogere premie moeten worden gevonden.
Niet invaren leidt namelijk tot minder ruimte voor compensatie vanuit de pensioenbuffers en tot meer druk op compensatie vanuit de premie. Hiervoor is nog geen raming beschikbaar maar het kan hier gaan om orde grootte van enkele honderden miljoenen euro additionele inkomstenderving voor de overheid per jaar.
Bovendien is er tussen 2027-2037 jaarlijks € 200 miljoen gereserveerd voor overheidswerkgevers ten behoeve van compensatie. Voorstellen die de transitie en het nieuwe pensioencontract anders vormgeven kunnen leiden tot een hogere gevraagde compensatielast, waardoor de werkgeversbijdrage voor compensatie opnieuw tegen het licht moet worden gehouden. Ook voor andere werkgevers zal dit tot een hoger beslag op financiële middelen kunnen leiden, dan wel binnen de loonruimteverdeling tot bijstellingen.
Transitiefase
Zoals tijdens de behandeling van de Wtp in de Tweede Kamer is besproken, vindt de minister het wenselijk om meer tijd te geven aan de uitvoering, daarmee is het mogelijk om in die fase spreiding van werkzaamheden te realiseren waardoor een zorgvuldige transitie mogelijk is voor iedereen. Dat kan het beste als de tussentijdse mijlpalen ongewijzigd blijven. Alleen dan komt er ook echt meer tijd voor de implementatie door de pensioenuitvoerders.
Voor pensioenregelingen ondergebracht bij pensioenfondsen betekent dit dat de arbeidsvoorwaardelijke fase uiterlijk op 1 januari 2025 afgerond moet zijn en het transitieplan gereed. De mijlpaal voor pensioenfondsen om het implementatieplan, het invaarbesluit en het communicatieplan in te dienen bij de toezichthouders blijft staan op 1 juli 2025. Daarna start de implementatiefase en deze wordt dus conform de toezegging aan de Tweede Kamer met één jaar verlengd. Hierdoor hebben pensioenuitvoeringsorganisaties meer tijd om voorbereidingen te treffen voor de daadwerkelijke overstap. Daarbij zal de minister de voortgang van de transitie de komende jaren zorgvuldig monitoren.
Transitieplan opstellen
Sociale partners dan wel de werkgever en werknemers gaan over de inhoud van de pensioenregeling. Zij zijn dan ook primair verantwoordelijk voor het (laten) opstellen van het transitieplan. Vervolgens dient het transitieplan binnen twee weken na afronding aan de pensioenuitvoerder te worden verzonden.
Wettelijk is het niet verplicht om de transitieplannen openbaar te maken. Het is aan de werkgever, sociale partners en de pensioenuitvoerder om te besluiten of zij openbaarmaking wel of niet wenselijk achten. Op de website werkenaanonspensioen.nl zijn ter inspiratie voor sectorpartijen een aantal transitieplannen te vinden.
Deelnemers krijgen voor en na het overstapmoment (transitie) informatie over de situatie van hun pensioen.
Verlenging transitieperiode
Wanneer dient de regering het wetsvoorstel in om de transitieperiode met 1 jaar te verlengen?
De minister is van plan om het wetsvoorstel in te dienen nadat de eerste transitiemonitor en het eerste advies van de regeringscommissaris is ontvangen en gedeeld is met de Tweede Kamer. Schouten verwacht deze brief in de zomer van 2024 aan te bieden.
Antwoorden op Kamervragen over brief transitie naar het nieuwe pensioenstelsel en invaren