
De werknemer vindt het ontslag op staande voet niet terecht en verzoekt om vernietiging daarvan. De kantonrechter wijst dat verzoek af en oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
De kantonrechter vindt het aannemelijk dat de werknemer zich op 30 november 2023 heeft gedragen zoals staat beschreven in de ontslagbrief van 1 december 2023 en is van oordeel dat dit gedrag een dringende reden oplevert. De werknemer heeft geen recht op een billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om de werknemer een transitievergoeding toe te kennen omdat aannemelijk is dat de bij hem vastgestelde psychische klachten maken dat hij zijn gedrag niet goed kon aanpassen en dus geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid.
Onomkeerbare grens
De kantonrechter vindt het aannemelijk dat de gebeurtenissen op 30 november 2023 zijn verlopen zoals weergegeven in de ontslagbrief van 1 december 2023 en volgt de werknemer niet in zijn verweer. Hierbij is van belang dat de werknemer heeft erkend dat hij met luide stem heeft gesproken, dat hij boos, geïrriteerd en gefrustreerd was.
De kantonrechter is met de werkgever van oordeel dat de werknemer op 30 november 2023 een onomkeerbare grens heeft overschreden. Ook al was de werknemer boos en gefrustreerd omdat hij in het gesprek niet de antwoorden kreeg die hij wilde, dan nog is dat geen rechtvaardiging om zich zo bedreigend en agressief te gedragen.
Dringende reden
De werkgever hoeft dit gedrag van de werknemer als werknemer, die notabene in een zorginstelling met kwetsbare cliënten werkt, in redelijkheid niet te tolereren. Dat de werknemer, zoals hij ter zitting stelt, zelf kalm en begripvol reageert als cliënten dergelijk gedrag vertonen, brengt de kantonrechter niet tot een ander oordeel. De kantonrechter concludeert dat de feiten en omstandigheden een dringende reden opleveren en dat redelijkerwijs niet van de werkgever kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Voor zover de werknemer stelt dat hem vanwege de ASS-diagnose en psychische klachten geen verwijt treft, hetgeen een ontslag op staande voet in de weg staat, kan hem dat niet baten. Voor het oordeel dat sprake is van een dringende reden is op zichzelf niet vereist dat de verweten gedraging verwijtbaar is. Dat zijn gedrag (mede) het gevolg is van zijn psychische gesteldheid wil de kantonrechter aannemen, maar maakt gelet op de aard en ernst van de dringende reden niet dat van de werkgever gevergd kan worden dat het dienstverband voortduurt.
Gedrag zodanig ernstig
Dat de werknemer, voorafgaand aan het ontslag op staande voet, niet eerst is gewaarschuwd over zijn gedragingen en de gevolgen hiervan, leidt ook niet tot een ander oordeel. Het gedrag van de werknemer tijdens het gesprek was immers zodanig ernstig dat niet van de werkgever kon worden verwacht hem eerst te waarschuwen. Bovendien staan in de gedragscodes van de werkgever, die deel uitmaken van de arbeidsovereenkomst, wat de gevolgen kunnen zijn indien een werknemer ongewenste omgangsvormen heeft. Dat in dit geval sprake van ongewenste omgangsvormen is duidelijk.
Opzegverbod staat ontbinding niet in de weg
In het geval de werknemer nog ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, is sprake van een opzegverbod. Dit opzegverbod staat, gelet op artikel 7:671b lid 6 BW, echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van de werknemer. Het verzoek is immers gebaseerd op het gedrag van de werknemer dat een dringende reden oplevert en dat staat los van de ongeschiktheid om te werken wegens ziekte.
Ontslag op staande voet rechtsgeldig
De conclusie is dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Het primaire verzoek van de werknemer om vernietiging van dat ontslag en de daarbij behorende nevenverzoeken worden afgewezen.
Alhoewel de kantonrechter oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en de gevolgen van het ontslag is zij van oordeel dat deze, gezien de aard en de ernst van de dringende reden, aan de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet niet afdoen.
De door de werknemer genoemde omstandigheden, onder meer dat hij leerling werknemer is en voor het behalen van zijn opleiding afhankelijk is van een werkgever, de ASS-diagnose, zijn arbeidsongeschiktheid en de vraag of hij op korte termijn in staat is zijn opleiding te hervatten en bij handhaving van het ontslag op staande voet een nieuwe leerwerkplek moet zoeken, vindt de kantonrechter dan ook minder zwaarwegend dan het belang van de werkgever om de arbeidsovereenkomst in een zorginstelling met kwetsbare cliënten niet langer voort te zetten. Daarbij komt dat de werknemer (enigszins) wordt gecompenseerd omdat de gevorderde transitievergoeding wordt toegewezen.
Geen ernstig verwijtbaar handelen
De werknemer stelt dat geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid omdat het gaat om één geïsoleerd incident dat moet worden gezien tegen zijn specifieke persoonskenmerken door de ASS-diagnose en het feit dit incident plaatsvonden tijdens ziekte. De werkgever is van mening dat de werknemer zich had moeten beheersen en dat het hem ernstig is te verwijten dat hij dat niet heeft gedaan toen het gesprek escaleerde.
De kantonrechter overweegt dat niet in geschil is dat de werknemer autisme heeft. Uit de overgelegde medische stukken blijkt dat de werknemer beperkingen heeft op het vlak van het persoonlijk en sociaal functioneren en dat hij is uitgevallen wegens psychische klachten. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat de ASS-diagnose eraan heeft bijgedragen dat hij zijn gedrag tijdens het gesprek niet goed kon aanpassen.
Recht op transitievergoeding
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het handelen van de werknemer niet als ernstig verwijtbaar is aan te merken. Daarom ziet de kantonrechter aanleiding om aan de werknemer een transitievergoeding toe te kennen.
De werkgever heeft de hoogte van de door de werknemer verzochte transitievergoeding als zodanig niet weersproken. De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling van de transitievergoeding vergoeding tot een bedrag van € 2.632,32 bruto.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding is verschuldigd vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd en zal dus vanaf 1 januari 2024 worden toegewezen.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 29 maart 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3329