De werkgever kan vanwege het coronavirus besluiten de tijdelijke contracten van werknemers niet meer te verlengen. De werknemer die werkloos wordt, kan een WW-uitkering aanvragen bij het UWV. Dit moet hij zo snel mogelijk doen na de laatste werkdag, uiterlijk één week daarna.
Let op: ook de oproepkracht, bijvoorbeeld met een nulurencontract, kan recht op WW hebben.
Voorwaarden
Iemand heeft recht op WW als hij werkloos raakt vanuit een dienstverband en aan de volgende voorwaarden voldoet:
- Hij/zij is verzekerd voor werkloosheid.
Dit is meestal zo als iemand bij een werkgever in dienst is of was. Als iemand de AOW-leeftijd bereikt, is hij niet meer verzekerd. - Hij/zij verliest 5 uur of meer van het werk per week. En er is geen recht meer op loon over die uren. Dus ook als iemand een deel van de baan kwijtraakt kan hij een WW-uitkering aanvragen.
Werkte iemand gemiddeld minder dan 10 uur per week? Dan is hij werkloos als hij minimaal de helft van dit aantal uren en het loon over die uren kwijtraakt. Overuren of tijdelijk extra gewerkte uren tellen ook mee.
Let op: krijgt iemand na het ontslag meteen een nieuwe baan voor hetzelfde aantal uur of meer? En krijgt hij minder loon? Dan kan hij geen WW-uitkering krijgen om het inkomen aan te vullen. - Hij/zij is direct beschikbaar voor betaald werk.
- Iemand heeft in de laatste 36 weken voordat hij werkloos werd minstens 26 weken gewerkt (een week is van maandag tot en met zondag).
Was iemand in die periode ziek, is sprake van zwangerschaps- en bevallingsverlof of onbetaald verlof, of werkte iemand als zelfstandige? Dan kijkt UWV verder terug dan de laatste 36 weken. UWV kiest een periode waarin de persoon wel minstens 26 weken werkte. - Hij/zij is niet door eigen schuld werkloos geworden.
Als iemand door eigen schuld werkloos is geworden, krijgt hij meestal geen WW-uitkering.
Hoe lang WW?
Iemand krijgt een WW-uitkering van 3 maanden als hij aan de wekeneis voldoet. De uitkering duurt langer dan 3 maanden als hij ook aan de jareneis voldoet.
Wekeneis
Iemand moet in de laatste 36 weken voordat hij werkloos werd, in minstens 26 weken hebben gewerkt. Als dat zo is, krijgt hij 3 maanden een WW-uitkering. Het maakt niet uit hoeveel uur hij per week werkte in die 26 weken.
UWV kijkt terug dan de laatste 36 weken voordat iemand werkloos werd als hij/zij in die periode:
- ziek was;
- zwangerschaps- en bevallingsverlof kreeg;
- onbetaald verlof opnam;
- als zelfstandige werkte.
Dan kijkt UWV naar een periode waarin iemand wel minstens 26 weken werkte.
Jareneis
Als iemand in de laatste 5 jaar voordat hij werkloos werd minstens 4 jaar heeft gewerkt en deze jaren tellen mee als arbeidsverleden, dan voldoet hij aan de jareneis.
Arbeidsverleden
Het arbeidsverleden is het aantal weken of jaren dat iemand werkte voordat hij werkloos werd, en die meetellen voor de WW-uitkering. UWV telt hiervoor de feitelijke en fictieve arbeidsverleden bij elkaar op.
Het feitelijk arbeidsverleden zijn de jaren waarin iemand heeft gewerkt vanaf 1998 tot het jaar waarin hij werkloos wordt.
Een jaar telt mee als arbeidsverleden als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
- Tot 1 januari 2013: als iemand over minstens 52 dagen sv-loon heeft gekregen. Het maakt niet uit hoeveel uur u per week werkte en of u het hele jaar gewerkt heeft. Het jaar waarin de WW-uitkering begint, telt niet mee.
- Vanaf 1 januari 2013: als iemand over 208 of meer uren sv-loon heeft gekregen.
Als een jaar niet voldoet aan deze voorwaarden, dan kan dat jaar of een gedeelte daarvan soms toch meetellen als arbeidsverleden. Namelijk als iemand:
- zorgde voor een kind jonger dan 5 jaar of zorgde voor iemand die ziek of gehandicapt is;
- onbetaald verlof opnam;
- een volledige WIA- of WAO-uitkering kreeg;
- in andere landen werkte;
- een Ziektewet-uitkering had. De dagen waarover iemand een Ziektewet-uitkering ontving, tellen mee als dagen waarop iemand loon ontving.
Het fictieve arbeidsverleden bestaat uit de jaren vanaf het jaar dat iemand 18 werd tot en met 1997. Het maakt daarbij niet uit of iemand in die periode wel of niet gewerkt heeft.
Bij een arbeidsverleden tot en met 10 jaar heeft iemand voor ieder volledig kalenderjaar recht op 1 maand WW-uitkering. 7 jaar arbeidsverleden betekent dus 7 maanden WW.
Bij een arbeidsverleden van 11 jaar of langer geldt het volgende:
- voor alle volledige kalenderjaren aan arbeidsverleden voor 1 januari 2016 heeft iemand recht op 1 maand WW;
- voor alle volledige kalenderjaren aan arbeidsverleden vanaf 1 januari 2016 heeft u recht op 0,5 maand WW.
De duur van de WW-uitkering hangt dus af van het arbeidsverleden, maar kan nooit langer zijn dan de maximale duur van de WW-uitkering: 24 maanden.
Rekenhulp hoe lang duurt WW-uitkering
Bron: Rijksoverheid.nl en UWV