De Poolse werknemers hadden een WW-uitkering aangevraagd, maar waren na einde van hun dienstverband direct naar Polen vertrokken. Het verblijf in het buitenland – anders dan vakantie – maakte dat de werknemers op grond van de Werkloosheidswet (WW) geen recht op een WW-uitkering hadden.
Onderzoek UWV
UWV had een onderzoek ingesteld naar Poolse werknemers die via hetzelfde uitzendbureau in Nederland hadden gewerkt en die na afloop van hun dienstverband een WW-uitkering hadden aangevraagd.
Uit het onderzoek bleek volgens UWV dat de werknemers op de eerste werkloosheidsdag al naar Polen waren gegaan en daarom geen recht hadden op een WW-uitkering. UWV trok de uitkering daarop met terugwerkende kracht in en vorderde de al uitbetaalde uitkering terug.
Bewijslast bij UWV
UWV moest bewijzen dat de Poolse werknemers op het moment van de aanvraag om een uitkering inderdaad al in het buitenland verbleven. Het bewijs hiervoor vond UWV onder meer in een lijst van het uitzendbureau met daarop de aankomst- en vertrekgegevens van Poolse werknemers.
De rechtbanken hebben hier wisselend over geoordeeld: in een aantal zaken vonden de rechtbanken het bewijs van het UWV voldoende, in andere zaken werden de Poolse werknemers in het gelijk gesteld.
In hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ligt in alle zaken de vraag voor of UWV terecht de WW-uitkeringen van de Poolse werknemers heeft ingetrokken, omdat zij op het moment van de aanvraag niet meer in Nederland verbleven.
Voldoende bewijs
De CRvB heeft geoordeeld dat het UWV voldoende heeft bewezen dat de werknemers al naar Polen waren vertrokken toen ze een uitkering aanvroegen.
De vertrekdatum op de lijst van het uitzendbureau is een indicatie dat de werknemers ook daadwerkelijk op die datum naar Polen zijn vertrokken. Er is geen reden om aan de juistheid van de lijst te twijfelen. De directeur van het uitzendbureau heeft duidelijk gemaakt dat de lijst accuraat is en wat het belang daarbij is.
De betrokken werknemers hebben zelf geen duidelijkheid gegeven over hun verblijfplaats na afloop van hun dienstverband bij het uitzendbureau. De Poolse werknemers hebben geen tegenbewijs geleverd waaruit blijkt dat ze wel nog in Nederland verbleven.
Het oordeel van de CRvB is in deze zaken een eindoordeel.
Uitspraken Centrale Raad van Beroep, 5 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:184, ECLI:NL:CRVB:2020:185, ECLI:NL:CRVB:2020:186, ECLI:NL:CRVB:2020:187, ECLI:NL:CRVB:2020:188, ECLI:NL:CRVB:2020:189