De werkgever heeft ernstig verwijtbaar gehandeld, de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met toekenning van een transitievergoeding. De werkgever krijgt tot 1 juli 2020 de tijd deze transitievergoeding te betalen.
Wat is de situatie?
De werknemer, geboren in 1953, is in 2005 in dienst getreden bij de werkgever.
De werknemer heeft zich eind december 2014 ziek gemeld nadat hij was getroffen door een ernstige hersenbloeding.
Eind november 2015 heeft de werknemer een vervroegde IVA-aanvraag ingediend. UWV heeft aan de werknemer een IVA-uitkering toegekend met ingang van 5 februari 2016 op basis van volledige arbeidsongeschiktheid. Van enig zicht op verbetering of herstel is geen sprake.
De werkgever is drie keer verzocht de arbeidsovereenkomst op te zeggen onder toekenning van de transitievergoeding. De werkgever heeft steeds laten weten niet bereid te zijn om het dienstverband met de werknemer op te zeggen.
Als de arbeidsovereenkomst niet eerder wordt beëindigd eindigt deze van rechtswege op 26 oktober 2019, de datum waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken. In dat geval heeft de werknemer geen recht op de transitievergoeding.
De werknemer verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst onmiddellijk te ontbinden, althans vóórdat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, onder toekenning van de transitievergoeding van
€ 24.860 bruto.
Wat zegt de werknemer?
Volgens de werknemer is sprake is van een slapend dienstverband zonder vooruitzicht dat hij alsnog werkzaamheden zal verrichten bij de werkgever. Door het slapend houden van het dienstverband komt de man niet in aanmerking voor de transitievergoeding, aangezien zijn pensioengerechtigde leeftijd nadert. Hij heeft geen volledige AOW-rechten opgebouwd omdat hij pas op latere leeftijd naar Nederland is gekomen.
Door niet in te gaan op het redelijke voorstel van de werknemer om de arbeidsovereenkomst te beëindigen handelt de werkgever in strijd met goed werkgeverschap. Bovendien is het slapend houden van het dienstverband ernstig verwijtbaar. De werknemer verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aan hem de transitievergoeding toe te kennen.
Compensatie
Aangezien er door invoering van de Wet compensatie transitievergoedingen (WCT) compensatie wordt geboden voor de transitievergoeding tot het bedrag waarop de werknemer recht heeft bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op het moment dat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever eindigt, beperkt de werknemer bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding zijn dienstjaren tot en met eind 2016 zodat de werkgever niet wordt benadeeld.
Wat zegt de werkgever?
Volgens de werkgever is er geen wettelijke verplichting voor een werkgever om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Die verplichting wordt ook niet geïntroduceerd met de invoering van de WCT. Het feit dat de werknemer een IVA-uitkering ontvangt of dat zijn AOW-gerechtigde leeftijd nadert, leidt niet tot de verplichting voor de werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en van strijdigheid met goed werkgeverschap is dus geen sprake.
De werkgever hoeft daarnaast niet te anticiperen op de voorgenomen nieuwe wetgeving, aangezien niet vast staat dat de WCT daadwerkelijk in werking zal treden.
De organisatie hanteert het beleid om langdurig zieke werknemers in dienst te houden. Naar verwachting zijn er in 2020 binnen de werkgeversgroep in Nederland 123 werknemers met een slapend dienstverband. Dit komt neer op een potentieel bedrag aan te betalen transitievergoedingen van ruim 1,6 miljoen euro, dat tot financiële problemen kan leiden.
Ook bestaat er een collectief belang om de arbeidsovereenkomst met slapende werknemers niet zomaar op te zeggen aangezien de compensatie van de transitievergoedingen moeten worden betaald uit premies die de werkgevers in Nederland tezamen betalen.
In het geval van de werknemer is geen sprake van een zeer uitzonderlijk en schrijnend geval, hij gaat binnenkort met pensioen en hij kan dan aanspraak maken op een AOW-uitkering en zijn pensioenvoorziening.
Wat zegt de rechter?
Vooropgesteld wordt dat het dienstverband als het ware een lege huls is: de werknemer verricht immers geen arbeid en de werkgever betaalt geen loon.
Gelet op het fundamentele (grond)recht van vrije arbeidskeuze wordt een werknemersverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in principe gehonoreerd. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen dan ook per 1 oktober 2019.
Een werknemer heeft recht op transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer, door opzegging dan wel ontbinding eindigt als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Wat zegt de Advocaat-Generaal?
De Advocaat-Generaal (A-G) heeft op 18 september 2019 geconcludeerd in de zaak waarin de prejudiciële vragen zijn gesteld. De conclusie luidt dat een werkgever verplicht is om op verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer een ‘slapend dienstverband’ te beëindigen, onder betaling van een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding.
Sinds duidelijk is dat er binnenkort een wet in werking treedt waarin geregeld is dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd, volgens de A-G niet meer op. Daarbij is duidelijk dat de wetgever af wil van de ‘slapende dienstverbanden’.
Op de werkgever rust dus de verplichting om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit kan anders zijn als de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden.
Rechter sluit aan bij visie A-G
De kantonrechter ziet aanleiding om zich aan te sluiten bij de visie van de A-G, hoewel op dit moment nog niet duidelijk is of de Hoge Raad de conclusie van de A-G overneemt. Bij de beslissing om de A-G-visie te volgen heeft de kantonrechter laten meewegen dat afwijzing van de transitievergoeding voor de werknemer onherroepelijk is, ook al zou de Hoge Raad de visie van de A-G volgen.
Gerechtvaardigd belang?
Heeft de werkgever een gerechtvaardigd belang bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst?
De werkgever heeft aangevoerd dat onzeker is of de WCT daadwerkelijk met ingang van 1 april 2020 in werking treedt. Volgens de werkgever zou het niet de eerste keer zijn dat een wet wel het Staatsblad haalt, maar uiteindelijk toch niet in werking treedt. In dat verband verwijst hij naar de Wet DBA.
WTC is feit
Er bestaat volgens de rechter geen enkele aanleiding voor de veronderstelling dat de WCT niet per 1 april 2020 in werking treedt. Ook de Advocaat-Generaal gaat er in haar conclusie vanuit dat de inwerkingtreding van de WCT per 1 april 2020 een feit is.
Ruimere termijn
Het voorfinancieren van de transitievergoedingen van ‘slapers’ kan een behoorlijke last opleveren voor de werkgever en daarom bestaat er aanleiding om de werkgever een ruimere termijn te gunnen om de transitievergoeding aan de werknemer te voldoen. De werkgever hoeft de transitievergoeding uiterlijk op 1 juli 2020 pas te voldoen, drie maanden na de inwerkingtreding van de WCT.
Gepasseerd station
De werkgever heeft aangevoerd dat sprake is van een collectief belang om slapende dienstverbanden niet te beëindigen, aangezien na invoering van de WCT de transitievergoedingen aan slapende werknemers betaald zullen worden uit de premies die de werkgevers in Nederland samen betalen. Dat argument is door de A-G betiteld als een ‘gepasseerd station’.
Ernstig verwijtbaar
Nu de A-G geconcludeerd heeft dat een werkgever op grond van de norm van goed werkgeverschap moet instemmen met een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding, oordeelt de kantonrechter dat het niet meewerken aan het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met een langdurig zieke werknemer ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever oplevert.
Transitievergoeding
De arbeidsovereenkomst moet met ingang van 1 oktober 2019 ontbonden worden, onder toekenning van de transitievergoeding van € 24.860 bruto door de werkgever te betalen uiterlijk op 1 juli 2020.
Rechtbank Rotterdam, 27 september 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:7646